Strooimachines
Voor elk toepassingsgebied, variërend van voetpad tot autosnelweg, zijn strooimachines beschikbaar. De strooimachines zijn geschikt voor zowel het verspreiden van natzout als droogzout. De capaciteit verschilt van 30 l bij handstrooiers tot en met 12 m3 voor het hoofdwegennet.
Op een aantal zaken verschillen de strooimachines.
Plaats van de strooimachine ten opzichte van het voertuig
Een strooimachine kan op de volgende wijzen op of aan een voertuig worden bevestigd:
- in de laadbak van een voertuig;
- als vaste opbouw op een voertuig;
- als opbouw op een vrachtwagen door middel van een ladingwisselsysteem zoals een slede- of porta-alarmsysteem;
- als aanhanger, al dan niet op een speciaal onderstel.
Materiaalaanvoer uit de trechter
De wijze waarop het strooimateriaal uit de trechter naar de strooi-eenheid wordt vervoerd, hangt samen met het type doseerinrichting. Er worden vier aanvoersystemen onderscheiden.
- Het meest voorkomend is aanvoer via de transportband. Hierbij verplaatst een transportband het strooimiddel uit de trechter via het staartstuk, voorzien van stortgoot / chute naar de strooiplaat. De hoeveelheid strooimateriaal wordt gereguleerd door de snelheid van de transportband en/of de opening van de doseerschuif te wijzigen.
- Een tweede methode is die waarbij een nokkenwals, die in de lengterichting van de bodem van de trechter is geplaatst, het materiaal op een transportband of vijzel werpt. Deze brengt het materiaal via het staartstuk, voorzien van stortgoot / chute naar de strooiplaat. De hoeveelheid strooimateriaal kan worden aangepast door de snelheid van de nokkenwals te veranderen.
- Bij de derde methode is het aanvoermechanisme ook een verdeelmechanisme. Dit komt bijvoorbeeld voor bij een walsstrooier. Het systeem bevindt zich in de bodem van de trechter. De rotatiesnelheid van de wals met nokken is evenredig aan de rijsnelheid van het voertuig.
- Bij de vierde mogelijkheid vindt het transport plaats via een vijzel, die in de lengterichting op de bodem van de trechter draait. Het strooimateriaal wordt hierdoor via het staartstuk, voorzien van stortgoot / chute naar de strooiplaat gebracht. De hoeveelheid strooimateriaal kan alleen worden aangepast door de snelheid van de vijzel te veranderen. De vijzelmethode wordt in Nederland weinig gebruikt, omdat deze niet geschikt is voor de verwerking van vacuümzout.
Verspreidingsmechanisme
Het verspreidingsmechanisme bepaalt de breedte waarover het strooimateriaal over het wegdek kan worden verspreid. In het verleden hadden veel machines een gecombineerd aanvoer- en verdeelmechanisme, zoals de walsstrooiers. De strooibreedte ligt hierbij bijna altijd vast en bedraagt dan ongeveer de breedte van de machine. Dit type machines is tegenwoordig ook leverbaar voor natzoutstrooien en is vooral bedoeld voor fietspaden en trottoirs.
Alle andere typen machines zijn uitgerust met een roterende schijf met schoepen, aangeduid als strooiplaat, strooischijf of schotel. Deze machines kunnen zowel nat- als droogstrooien. De strooibreedte kan worden gevarieerd door een instelling op de bedieningskast te wijzigen. Het toerental van de strooiplaat wordt dan aangepast en de strooibreedte veranderd. Bovendien kan de symmetrie van het strooibeeld ten opzichte van het voertuig worden gewijzigd met instellingen op de bedieningskast. Het stortpunt van het strooimiddel op de strooiplaat wordt dan gewijzigd of de stand van de strooiplaat wordt gewijzigd (meer naar links of meer naar rechts). Met een grote strooiplaat kan een strooibreedte van 12 tot 14 meter worden bereikt als er symmetrisch wordt gestrooid. Als er een asymmetrisch strooibeeld wordt ingesteld, moet er rekening mee gehouden worden dat een strooier niet het volledige strooibeeld naar links of naar rechts kan strooien, er zit een grens aan de symmetrieverhouding tussen links en rechts.
Aandrijving
Bijna alle strooimachines worden hydraulisch (d.m.v. oliedruk) aangedreven. Deze aandrijving kan in diverse varianten voorkomen op een strooimachine:
- een aansluiting op de naaf van een achterwiel van het voertuig;
- de hydrauliekpomp van het voertuig zorgt voor oliedruk voor de strooier;
- een elektrische aandrijving (met accupack) of een verbrandingsmotor;
- een speciale aandrijfas op het voertuig (bij tractoren), die bekend staat als aftakas of power take-off;
- Een as, gekoppeld aan de wielen van een aanhanger bij een aanhangerstrooier;
- een extra wiel aan de strooier dat tegen het wegdek wordt gedrukt;
Inschakelsnelheid
Bij grote rijbaan opzetstrooiers moet men rekening houden met de rijsnelheid bij het inschakelen van de strooier. Het aanzetten van de strooier dient dan te geschieden bij een rijsnelheid van maximaal 70 km/u. Hogere inschakelsnelheden kunnen schade aan de strooier veroorzaken en het strooibeeld is niet correct.
Instelbaarheid
Als een strooier voortdurend eenzelfde hoeveelheid materiaal verspreidt, belandt op plaatsen waar langzaam wordt gereden of gestopt veel zout op de weg, en op plaatsen waar snelheid wordt gemaakt weinig. Om dat ongewenste effect te voorkomen, zijn doseringsmechanismen in combinatie met een elektronisch rijsnelheidssignaal. Die zorgen ervoor dat per vierkante meter steeds evenveel zout op het wegdek belandt, ongeacht de rijsnelheid. Daarnaast zijn op modernere machines vaak de strooibreedte en de positie van het strooigebied ten opzichte van het voertuig instelbaar. Bovendien kunnen, bij aansturing door een computerprogramma, de diverse variabelen worden afgestemd op de lokale situatie en eventueel op de meteorologische omstandigheden van het moment.
Om de hoeveelheid strooimateriaal per tijdseenheid te bepalen, zijn de snelheid van de strooiauto (V), de te strooien wegbreedte (B) en de gewenste dosering van belang (D). De hoeveelheid strooimiddel kan worden berekend met de volgende formule: