Economische overwegingen
De eisen die gesteld worden aan de restzettingen zijn vaak bedoeld om de onderhoudskosten te beperken. Bij infrastructurele projecten kan een afweging worden gemaakt tussen aanleg- en onderhoudskosten, zie bijvoorbeeld het artikel van Venmans/Barneveld [13] over life cycle costs. Hierbij worden onder andere aanlegkosten, kosten van onderhoud ten gevolge van te grote restzetting en afgeleide kosten (hinder voor gebruikers) onderscheiden. Met de contantewaardemethode kunnen de kosten, die op verschillende tijdstippen worden gemaakt, worden vergeleken. Een probleem kan zijn dat aanleg en beheer zijn ondergebracht bij verschillende instanties, met een van elkaar onafhankelijke financiering. Bovendien liggen maatschappelijke kosten veelal bij de bewoners/gebruikers.
In het algemeen worden de maatschappelijke kosten vaak alleen kwalitatief beschouwd. Zo is, voor zover bekend, bij het geotechnisch ontwerp van de HSL in de klei-veengebieden in west-Nederland niet overwogen een minder strenge zettingseis te hanteren om de aanlegkosten te verlagen. De hiermee gepaard gaande lagere rijsnelheid zou ten koste zijn gegaan van de gebruikers: langere reistijd en daardoor hogere maatschappelijke kosten.
Bij het geotechnisch ontwerp van de Betuwelijn (gedeelte Sliedrecht - Gorinchem) is in een vroeg stadium ook een zettingsvrije plaat op palen overwogen. Gezien de hoge kosten is echter gekozen voor een traditionele constructie met aanvullende maatregelen (voorbelasten, verticale drainage, geokunststof wapening). Voor zover bekend zijn de zettingseisen hierbij niet gewijzigd.
Bij de interviews is niet gebleken dat voor overwegingen ten aanzien van de maatschappelijke kosten een economisch rekenmodel wordt gebruikt. De eisen worden vaak op basis van ervaring gesteld.