Verkanting
Aan de verkanting van de weg worden vaak eisen gesteld in verband met de veiligheid:
- een te kleine verkanting in bochten leidt tot ongewenste versnellingskrachten;
- een te kleine verkanting in rechte weggedeelten kan leiden tot onvoldoende afwatering met gevaar voor aquaplaning; als grens voor de verkanting wordt hiertoe veelal 1% aangehouden;
- een te grote verkanting kan leiden tot gevaar voor zijdelings wegglijden bij ijzel; als grens voor de verkanting wordt hiertoe veelal 5% aangehouden bij autosnelwegen (hogere-orde-wegen) en 6% in de overige gevallen.
De verkanting is meestal gerelateerd aan het zettingsverschil over 5 m. Net als bij langsonvlakheid leidt een eis aan de verkanting van het wegdek niet direct tot een eis aan de toegestane restzetting. Daar komt bij dat doorgaans alleen bij verbreding van een bestaande aardebaan wordt gerekend aan het zettingsverschil in dwarsrichting. Voor een nieuwe aardebaan wordt bij het geotechnisch ontwerp meestal niet gerekend aan de zettingsverschillen in dwarsrichting, onder andere omdat hiervoor onvoldoende gegevens over de variatie in bodemopbouw beschikbaar zijn.