Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Continue Verdichtingscontrole
Deze tekst is gepubliceerd op 27-02-14

Proefvakken Caland

Doel van de proefvakken
Er zijn in het Calandtracé op de N15 nabij Rozenburg twee proefvakken uitgevoerd:
  • Caland 1; een verkennend onderzoek op zand voor de aardebaan met 2 verschillende CVC-meetsystemen, met als doel om na te gaan of er een relatie tussen de CVC-waarde en dichtheid (verdichtingsgraad) of een mechanische parameter kan worden aangetoond (21/22 april 1999);
  • Caland 2; een nader onderzoek met als doel om de invloed van het vochtgehalte op de CVC-waarde en de verdichtingsgraad na te gaan (25/26 oktober 1999).
CVC apparatuur
In tabel 1 is een specificatie gegeven van de gebruikte verdichtingswalsen en CVC-meetsystemen.
Tabel 1 Karakteristieken van de gebruikte CVC-apparatuur
Eigenschap Eenheid Bomag Hamm
Type BW-213 D3 4011 D
Massa ton 12,4 11,6
Walsbreedte m 2,13 2,14
CVC-meetprincipe Terrameter Compactometer
Trilfrequentie Hz 30/36 30,42
Amplitude mm 1,8/0,9 1,76/0,70
Slagkracht kN 275/198 360/307
Meetmethoden
In tabel 2 is aangegeven welke meetmethoden zijn gebruikt.
Tabel 2 Overzicht meetmethoden
Meetmethode Proefvak Caland 1 Proefvak Caland 2
Tussen walsovergangen Afnamecontrole Afnamecontrole
Nucleaire dichtheidsmeting@ * * *
Steekring@ * *
Slagsondering@ * *
Handsondering@ * *
Dynamische plaatbelasting@ *
Valgewichtdeflectie@ *
Prima 100 * *
De prima 100 is een mini-valgewichtdeflectiemeter. De meting levert een waarde op voor de surface modulus (zie rapport KOAC•WMD e99120).
Proefvak Caland I
Hier zijn twee proefvakken aangelegd op een opgehoogd weglichaam dat al was verdicht. Om onverdichte proefvakken te krijgen is op twee gedeelten van de ophoging de bovenste 50 cm afgegraven en vervolgens weer in de ontstane bak teruggestort. Dit materiaal is daarna weer verdicht met een met CVC-apparatuur uitgeruste wals, onder begeleiding van een deskundige van de fabrikant van betreffende CVC-wals. Bij dit verdichten is de CVC-waarde geregistreerd.
Proefvak met HAMM wals
Met de HAMM wals (wals A) zijn totaal 8 overgangen uitgevoerd op 5 parallelle sporen. Na 1, 2 en 4 overgangen zijn de metingen volgens tabel 2 uitgevoerd in de middelste 3 sporen. Na 8 overgangen is in de middelste 3 sporen een afnamecontrole uitgevoerd. Er is verdicht volgens de vlakdekkende methode, waarbij na elke walsovergang is verspoord en er is gemeten nadat het hele proefvak (5 sporen) was verdicht. Na 1 walsovergang zijn de plaatsen bepaald waar de conventionele metingen dienden te worden uitgevoerd. Op dezelfde plaatsen is ook na 2, 4 en 8 walsovergangen gemeten. Deze plaatsen zijn zo gekozen dat er zowel gemeten wordt op plaatsen met een lage CVC-waarde als op plaatsen met een hoge CVC-waarde. De walssnelheid bedroeg 2 tot 2,5 km/h en de wals werkte met de frequentie van 30 Hz en de grote amplitude.
Proefvak met BOMAG-wals
Met de BOMAG-wals (wals B) zijn totaal 8 overgangen uitgevoerd op 4 parallelle sporen. Na 1 en 3 overgangen zijn in de sporen 2, 3 en 4 de metingen volgens tabel 2 uitgevoerd. Na 8 overgangen is in de sporen 2, 3 en 4 een afnamecontrole uitgevoerd. Er is verdicht volgens een semi-vlakdekkende methode, waarbij pas werd verspoord nadat het gewenste aantal overgangen in een spoor was bereikt. Er is gemeten nadat het hele proefvak (4 sporen) was verdicht. Na 1 walsovergang zijn de plaatsen bepaald waar de conventionele metingen dienden te worden uitgevoerd. Op dezelfde plaatsen is ook na 3 en 8 walsovergangen gemeten. Deze plaatsen zijn zo gekozen dat er zowel gemeten wordt op plaatsen met een lage CVC-waarde als op plaatsen met een een hoge CVC-waarde. De walssnelheid bedroeg 2 tot 2,5 km/h en de wals werkte met de frequentie van 30 Hz en de grote amplitude.
Resultaten
Karakterisering van het zand en de referentiedichtheid
In tabel 3 is de korrelverdeling van het zand gegeven en in tabel 4 de maximumproctordichtheid en het optimumvochtgehalte.
Tabel 3 Korrelverdeling
Zeefmaat %
> 2 mm 3
< 2mm 97
op 2 mm 0,0
op 500 μm 18,2
op180 μm 83,5
op 63 μm 97,3
Tabel 4 Referentiedichtheid
Parameter Proefvak wals A
bij een na laagste dichtheid
Proefvak wals A
bij een na hoogste dichtheid
Proefvak wals B
bij een na laagste dichtheid
Proefvak wals B
bij een na hoogste dichtheid
Maximumproctordichtheid [kg/m
3
]
1790 1765 1780 1805
Optimumvochtgehalte
[%]
13,0 13,7 12,7 12,4
Meetwaarden
Voor beide walsen blijkt de geregistreerde CVC-waarde als functie van het aantal walsovergangen toe te nemen. Na 3 tot 4 overgangen geeft de CVC-apparatuur aan dat er geen verdere toename van de CVC-waarde meer mag worden verwacht. Desalniettemin zijn 8 overgangen gemaakt. Het gemiddelde en de spreiding (variantie) van de gemeten waarden bij de verschillende walsovergangen is berekend (tabel 5 en 6). Deze analyses geven inzicht in de gevoeligheid van een meetmethode en het al dan niet homogener worden van het materiaal in het vak door de walsovergangen. Voor beide walsen neemt de gemiddelde CVC-waarde toe met het aantal walsovergangen en de spreiding neemt af. Opmerkelijk is dat het gemiddelde van de nucleair gemeten dichtheid niet met het aantal walsovergangen toeneemt, maar de spreiding wel afneemt. Voor de andere meetmethoden is nauwelijks of geen trend zichtbaar.
Tabel 5 Gemiddelde waarden en variantie proefvak met wals A
Gemiddelde Variantie
Walsovergangen 1 2 4 8 1 2 4 8
Prima 100
[MPa]
maaiveld 40,8 41,7 42,7 43,7 52 21 46 11
Slagsondering (slagen) 10 cm 5,6 4,3 4,8 4,9 4 1 2 5
20 cm 9,9 9,2 10,5 11,6 6 1 7 6
30 cm 14,6 14,7 16,6 19,4 15 17 16 25
40 cm 22,3 21,8 25,3 25,8 16 31 39 19
Dichtheid nucleair droog [kg/m
3
]
30 cm 1732 1730 1731 1726 1615 1342 799 839
Dichtheid nucleair nat [kg/m
3
]
30 cm 1854 1848 1853 1859 2707 2645 1727 2134
Handsondering [MPa] 10 cm 2,2 2,0 2,2 2,5 0,1 0,6 1,3 0,5
15 cm 3,3 3,0 3,0 3,5 0,3 0,7 0,9 0,2
einddiepte 18,7 21,8 16,6 16,6 22,2 38,4 27,1 3,7
CVC [-] 16,1 17,4 19,0 21,6 18 19 14 11
16,2 18,2 18,3 20,9 18 23 11 11
17,3 18,0 19,2 21,6 23 14 12 11
16,1 18,2 17,9 20,9 18 23 10 11
Tabel 6 Gemiddelde waarden en variantie proefvak met wals B
Gemiddelde Variantie
Walsovergangen 1 3 8 1 3 8
Prima 100
[MPa]
maaiveld 37,0 37,8 37,8 50 30 35
Slagsondering (slagen) 10 cm 4,7 5,2 4,9 1 1 1
20 cm 9,4 10,2 12,4 1 2 1
30 cm 13,3 13,9 18,3 6 6 6
40 cm 19,9 21,7 27,5 17 22 18
Dichtheid nucleair droog [kg/m
3
]
30 cm 1702 1708 1720 682 652 493
Dichtheid nucleair nat [kg/m
3
]
30 cm 1824 1821 1836 381 319 338
Handsondering [MPa] 10 cm 2,5 2,0 2,1 0,2 0,2 0,4
15 cm 3,4 2,9 3,5 0,2 0,3 0,3
einddiepte 20,4 22,7 16,4 20,5 10,3 8,8
CVC [-] 280 324 418 2495 1217 759
277 322 414 2579 1215 673
280 324 418 2495 1217 759
277 322 416 2579 1215 609
Kalibratiefunctie
Het doel van de proefvakken was in het bijzonder om na te gaan of er een goede relatie bestaat tussen de uitkomst van de CVC-meting en de uitkomst van de conventionele meting. In buitenlandse voorschriften wordt daarbij uitgegaan van een lineaire relatie die als goed wordt aangemerkt wanneer het kwadraat van de correlatiecoëfficiënt ten minste 0,49 bedraagt. Dit is via het berekenen van lineaire regressierelatie gecontroleerd. Het betreft dus de relatie:
Y = A • X + B
Y:conventioneel gemeten waarde
X:CVC-waarde
A,B:regressiecoëfficiënten
In de figuren 1 t/m 7 zijn voorbeelden van de relaties CVC versus dichtheid gegeven voor het proefvak met wals A en in de figuren 8 t/m 14 voor wals B. Het resultaat van alle berekeningen is in de tabellen 7 en 8 weergegeven. In de tabellen zijn de uitkomsten R2 > 0,49 vet afgedrukt. Bij het proefvak met wals A blijken bij de dichtheidsmetingen met de nucleaire methode en de steekring (met uitzondering van de diepte 25 cm) hoge waarden van R2 op te treden. Bij de andere methoden wordt slechts bij uitzondering aan het criterium voldaan. Bij het proefvak met wals B liggen de uitkomsten van R2 bij de nucleaire en steekringmethode duidelijk lager en wordt ook minder vaak aan het criterium voldaan. Bij de andere methoden wordt vaker een R2 > 0,49 gevonden, vooral bij de slagsondering.
[ link ]

Figuur 1 CVC versus nucleaire droge dichtheid, diepte 30 cm

[ link ]

Figuur 2 CVC versus nucleaire droge dichtheid, diepte 15 cm

[ link ]

Figuur 3 CVC versus nucleaire natte dichtheid, diepte 30 cm

[ link ]

Figuur 4 CVC versus nucleaire natte dichtheid, diepte 15 cm

[ link ]

Figuur 5 CVC versus droge dichtheid steekring, 25 cm

[ link ]

Figuur 6 CVC versus droge dichtheid steekring, diepte 10 cm

[ link ]

Figuur 7 CVC versus droge dichtheid steekring, diepte 10 en 25 cm

[ link ]

Figuur 8 CVC versus nucleaire droge dichtheid, diepte 30 cm

[ link ]

Figuur 9 CVC versus nucleaire droge dichtheid, diepte 15 cm

[ link ]

Figuur 10 CVC versus nucleaire natte dichtheid, diepte 30 cm

[ link ]

Figuur 11 CVC versus nucleaire natte dichtheid, diepte 15 cm

[ link ]

Figuur 12 CVC versus droge dichtheid steekring, diepte 25 cm

[ link ]

Figuur 13 CVC versus droge dichtheid steekring, diepte 10 cm

[ link ]

Figuur 14 CVC versus droge dichtheid steekring, diepte 10 en 25 cm

Tabel 7 Resultaat regressieberekeningen proefvak met wals A
Methode Diepte walsgangen n A B R
2
DPB 8 10 49,10 0,78 0,62
VGD 8 10 120,30 -0,35 0,01
Prima 100 1
2
4
8
1,2,4,8
10
10
10
9
39
41,04
35,85
16,57
31,95
33,09
-0,02
0,34
1,38
0,53
0,49
0,00
0,10
0,56
0,28
0,14
Slagsondering 10 cm 1
2
4
8
1,2,4,8
10
10
10
9
39
5,85
2,03
-0,68
8,92
4,48
-0,02
0,12
0,31
-0,19
0,03
0,00
0,32
0,54
0,08
0,00
Slagsondering 20 cm 1
2
4
8
1,2,4,8
10
10
10
9
39
6,66
6,77
8,27
13,09
7,38
0,20
0,13
0,13
-0,07
0,16
0,12
0,31
0,03
0,01
0,08
Slagsondering 30 cm 1
2
4
8
1,2,4,8
10
10
10
9
39
5,56
7,51
8,57
20,60
7,45
0,56
0,40
0,45
-0,06
0,49
0,37
0,21
0,14
0,00 0,20
Slagsondering 40 cm 1
2
4
8
1,2,4,8
10
10
10
9
39
14,40
11,66
19,10
26,10
15,38
0,49
0,56
0,35
-0,02
0,46
0,27
0,23
0,03
0,00
0,13
Nucl. droog 15 cm 8 10 1555 6,42 0,65
Nucl. droog 30 cm 1
2
4
8
1,2,4,8
10
10
10
10
40
1588
1562
1598
1556
1604
8,33
9,32
6,92
7,88
6,59
0,97
0,89
0,74
0,78
0,67
Nucl nat 15 cm 8 10 1577 11,60 0,82
Nucl.nat 30 cm 1
2
4
8
1,2,4,8
10
10
10
10
40
1668
1607
1644
1563
1660
10,76
13,37
10,85
13,69
10,18
0,96
0,93
0,84
0,93
0,80
Steekring 10 cm 8 5 1507 8,10 0,91
Steekring 25 cm 8 5 1229 20,80 0,45
Steekring 10 + 25 8 10 1482 9,31 0,58
Tabel 7 Resultaat regressieberekeningen proefvak met wals B
Methode Diepte walsgangen n A B R
2
DPB 8 10 45,78 0,04 0,36
VGD 8 10 114,60 0,01 0,00
Prima 100 1
3
8
1,3,8
10
10
10
30
23,50
8,00
51,30
23,44
0,05
0,09
-0,03
-0,34
0,12
0,35
0,02
0,10
Slagsondering 10 cm 1
3
8
1,3,8
10
8
9
27
1,60
-4,45
6,55
3,64
0,11
0,03
0,00
0,00
0,45
0,58
0,02
0,09
Slagsondering 20 cm 1
3
8
1,3,8
10
8
10
28
6,21
-0,69
8,30
3,85
0,01
0,03
0,01
0,02
0,37
0,49
0,05
0,67
Slagsondering 30 cm 1
3
8
1,3,8
10
8
10
28
0,31
-9,08
-1,90
1,25
0,05
0,07
0,05
0,04
0,88
0,64
0,27
0,76
Slagsondering 40 cm 1
3
8
1,3,8
10
8
10
28
7,12
2,60
-19,60
3,92
0,05
0,06
0,11
0,06
0,32
0,12
0,49
0,56
Nucl. droog 15 cm 8 5 1434 0,70 0,63
Nucl. droog 30 cm 1
3
8
1,3,8
10
10
5
25
1590
1543
1757
1628
0,40
0,51
-0,08
0,25
0,58
0,52

0,01
0,40
Nucl nat 15 cm 8 5 1638 0,47 0,69
Nucl.nat 30 cm 1
3
8
1,3,8
10
10
5
25
1742
1745
1958
1775
0,29
0,23
-0,29
0,15
0,57
0,21
0,09
0,27
Steekring 10 cm 8 5 1585 0,25 0,59
Steekring 25 cm 8 5 1379 0,70 0,42
Steekring 10 + 25 8 10 1533 0,35 0,26