Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek Zandboek
Deze tekst is gepubliceerd op 19-08-15

Bijlage I - Begrippenlijst

Aardebaan
Weglichaam zonder de verharding, bermaanvulling en bekleding.
Adhesie
Schuifweerstand of kleefkracht tussen grond en een constructiemateriaal zoals hout, staal of beton.
Aeolisch
Gesedimenteerd door de wind, zonder uitoefening van externe krachten.
Afnamecontrole
Controle door of namens de afnemer, waarbij wordt nagegaan of een product bij (op)levering voldoet aan de gestelde eisen.
Afschuiving
Instabiliteit waarbij moten materiaal uit een grondconstructie zich langs een bezwijk- of glijvlak verplaatsen onder invloed van eigen gewicht, al dan niet in combinatie met uitwendige belastingen.
Afslibben
Mechanisme waarvan gebruik wordt gemaakt bij het uitvoering van een sedimentatieproef in een Atterbergse cilinder.
Aggregaat
Korrelvormig materiaal dat in wegconstructies wordt gebruikt.
Air-bubblingmethode
Uit de bodemkunde afkomstige laboratoriumproef ter bepaling van de doorslagspanning van een keramisch filter of de grove poriën in een grondmonster.
Airgapmeting
Backscattermeting waarbij zich tussen het apparaat met de zend- en ontvanginstallatie en de grond een luchtlaag bevindt.
Areometer
Gesloten glazen drijflichaam dat in het kader van de korrelgrootteanalyse wordt toegepast voor de bepaling van de dichtheid van suspensies.
Areometreren
Uitvoering van een sedimentatieproef met behulp van areometerbepalingen.
Aslast
Massa die via de as van een voertuig kracht uitoefent op een constructie.
Atterbergse grenzen
Zie: Consistentiegrenzen
Backscattermeting
Methode waarbij de grondmassa in de directe omgeving van een zend- en ontvanginstallatie wordt bemeten door registratie van de door de grond teruggekaatste nucleaire deeltjes, trillingen of pulsen.
Ballonmethode
Vervangingsmethode waarbij in een membraan geperste lucht het gegraven gat vult.
Beddingconstante
Verhouding tussen de aangebrachte spanning op een horizontaal vlak van een grondmassa en de bijbehorende zakking van dat vlak.
Benkelman-balk
Meetapparaat waarmee de volledige deflectiecurve van een door een wiel belast oppervlak van de verharding kan worden geregistreerd; simuleert een statische elasticiteitsmodulus.
Bevochtigingscurve
Relatie tussen negatieve waterspanning en vochtgehalte bij stijgende grondwaterspiegel.
Bezwijkcirkel
Mohrse cirkel die de spanningen bij bezwijken representeert.
Bezwijken
Limiettoestand van een spanningsvervormingsdiagram; de vervorming gaat door zonder dat de spanning toeneemt.
Bezwijkomhullende
Lijn die in het τ−σ-diagram de grens representeert tussen de stabiele en de instabiele spanningscombinaties.
Bezwijkparameters
Sterkteparameters (hoek van inwendige wrijving en cohesie).
Blokzijlzand
Uiterst fijn, siltig zand tot zandige leem, gevonden in het IJsselmeer bij Blokzijl.
Bodemvochtzone
Zone tussen freatische lijn en maaiveld.
Brekerzand
Fijn gebroken mineraal aggregaat dat ontstaat door breking van rotsmateriaal bij de productie van steenslag en kiezelslak.
Bulking
Zie: Uitlevering.
Bulkingfactor
Verhouding tussen het volume na verwerking van de grond en het oorspronkelijke volume; inverse van de uitleveringsfactor.
Bulkmateriaal
Zie onder: Materiaal.
Bulkmodulus
Stijfheidsparameter; alzijdige-compressiemodulus die het lineair verband weergeeft tussen de isotrope spanning of gemiddelde normaalspanning en de volumerek.
Capillair
Haardunne buis of (in grond) poriekanaal.
Capillair gebied
Zie onder: Zone.
Capillaire cohesie
Zie onder: Cohesie.
Capillaire opstijging
Eigenschap van grondwater om in de poriën van fijnkorrelig materiaal op te stijgen tot boven het freatisch vlak.
Capillaire spanning
Zie onder: Spanning.
Capillaire stijghoogte
Zie onder: Stijghoogte.
Capillaire stijgproef
Proef ter bepaling van de capillaire opstijging en de bevochtigingscurve.
Capillaire werking
Vermogen van een materiaal om water aan te zuigen en vast te houden boven het freatisch vlak.
CBR
California Bearing Ratio.
CBR-plunjer
Cirkelvormig oppervlak van 3 square inch, dat bij de CBR-proef verplaatsingsgestuurd in het grondoppervlak wordt gedrukt.
CBR-proef
Terrein- of laboratoriumproef, waarbij een plunjer verplaatsingsgestuurd in de grond wordt gedrukt en een spanningsvervormingsdiagram wordt geregistreerd, waaruit de CBR-waarde wordt afgeleid.
CBR-waarde
Indexwaarde verkregen door het resultaat van de CBR-proef op een bepaald materiaal te vergelijken met het standaardresultaat op gebroken rots.
Celproef
Proef ter bepaling van de sterkteparameters van grond waarbij een cilindrisch grondmonster dat is omhuld door een membraan, wordt onderworpen aan een axiale druk en een zijdelingse steundruk die vervolgens geleidelijk wordt verminderd tot bezwijken optreedt.
Cementatie
Zie: Verkitting.
Classificatie
Onderverdeling van grond in een aantal groepen op basis van standaard-indexproeven, waarbij elke groep wordt gedefinieerd door vaste grenzen van bepaalde kenmerken.
Clegg-hammer
Type in situ impactbelastingproef ter bepaling van de mechanische kwaliteit van de ondergrond in de vorm van een CIV.
Clegg Impact Value
Indexparameter, gemeten met behulp van de Clegg-hammer.
CM-Gerat
Apparaat waarmee in het terrein het vochtgehalte van een grondmonster snel kan worden bepaald; vaak gebruikt in combinatie met de CBR-veldproef.
CMC-methode
Vervangingsmethode ter bepaling van de in-site-dichtheid waarbij een oplossing van Carboxy Methyl Cellulose (CMC) het volume van het gegraven gat vult.
Cohesie
  1. Samenhang, kleefkracht tussen gronddeeltjes.
  2. Sterkteparameter: maximumschuifspanning in een vlak waarlangs afschuiving optreedt in grond zonder dat een normaalspanning op dat vlak wordt uitgeoefend.
Men onderscheidt onder meer:
Capillaire cohesie

Cohesie ten gevolge van capillaire waterspanning.

Effectieve cohesie

Zie: Gedraineerde cohesie.

Gedraineerde cohesie

Cohesie die wordt gemobiliseerd bij dermate langzame belasting dat geen wateroverspanning in de poriën optreedt.

Ongedraineerde cohesie

Cohesie die wordt gemobiliseerd bij een dermate snelle belasting dat het overspannen water in de poriën geen tijd heeft om af te stromen.

Schijnbare cohesie

Capillaire cohesie die optreedt door onderspanningen in vochtig zand; in droog of verzadigd zand treedt geen cohesie op.

Ware cohesie

Werkelijke binding tussen gronddeeltjes die niet is gebaseerd op wateronderdrukken.
Cohesief materiaal
Grond die zonder zijdelingse ondersteuning in droge toestand een aanmerkelijke sterkte heeft en in verzadigde toestand een duidelijke cohesie vertoont.
Cohesieloos materiaal
Grond die zonder zijdelingse ondersteuning in droge toestand weinig of geen sterkte heeft en in verzadigde toestand weinig of geen cohesie vertoont.
Compactability
Zie: Verdichtbaarheid.
Compactie
Zie: Verdichting.
Compressibiliteit
Zie: Verdichtungsfähigkeit.
Compressie
  1. Drukbelasting.
  2. Volumevermindering, samendrukking.
Men onderscheidt onder meer:
Alzijdige compressie
  1. Alzijdige drukbelasting,
  2. Alzijdige volumevermindering.
Verticale compressie
  1. Verticale druk,
  2. Verticale volumevermindering.
Compressieproef
Proef waarbij een cilindrisch grondmonster wordt onderworpen aan een axiale druk.
Men onderscheidt onder meer:
Gesteunde compressieproef

Zie: Triaxiaalproef, Celproef en Samendrukkingsproef.

Ongesteunde compressieproef
Zie: Vrijeprismaproef.
Cone Penetration Test
Gestandaardiseerde druksonderingsprocedure uitgevoerd met behulp van een ∅ 36 mm-conus met een tophoek van 60°.
Consistentie
  1. Verhouding van het verschil tussen het vochtgehalte bij de vloeigrens en het natuurlijk vochtgehalte enerzijds en de plasticiteitsindex anderzijds bij cohesieve grond.
  2. Kwalitatieve maat voor de vervormbaarheid van cohesieve grond
Consistentiegrenzen
Grenswaarden voor grootheden die de vervormbaarheid van grond karakteriseren: de plasticiteitsgrenzen (vloeigrens en uitrolgrens) en de krimpgrens.
Consolidatie
In belaste grond optredend proces van afstroming van overspannen poriënwater, waardoor tegelijkertijd de korrelspanningen toenemen en samendrukking plaatsvindt.
Consolidatiespanning
Spanning waaronder de consolidatie en bijgevolg de samendrukking van grond zich voltrekt.
Constant-headproef
Doorlatendheidsbepaling waarbij water stroomt door een grondmonster ten gevolge van een constant potentiaalverschil of een constante hydraulische gradiënt.
Conus
Kegelvormig uiteinde van een staaf of stang die bij een penetratieproef in de grond wordt gedreven.

Men onderscheidt onder meer:
Elektrische conus

Conus waarbij de grondweerstand met behulp van rekstrookjes continu elektrisch wordt gemeten en geregistreerd.

Kleefmantelconus
Type mechanische conus, voorzien van een mechanische kleefmantel (Begemann-conus).

Mantelconus

Type mechanische conus (Vermeiden-conus).

Mechanische conus
Conus waarbij de grondweerstand met behulp van binnenstangen naar een drukdoos wordt overgebracht en daar discontinu wordt geregistreerd.

Standaardconus

Internationaal gestandaardiseerde conus met een diameter van ∅ 36 mm en een tophoek van 60°.
Conuspenetratie
Indringing van een conusvormig lichaam.
Conusproef
Ouderwetse laboratoriumproef waarbij een conus in het bovenvlak van een grondmonster wordt gedrukt ter bepaling van de conuswaarde.
Conuswaarde
Quotiënt van de kracht op een penetrerende conus en het grondoppervlak van de ingedrongen kegel bij een conusproef.
Conusweerstand
Weerstand die een conus ondervindt bij het penetreren in de grond: verhouding tussen indringkracht en basisoppervlak van de conus bij een sondering.
Correlatie (algemeen)
Al dan niet empirisch verband tussen twee of meer grondeigenschappen.
Correlatie (specifiek)
Verband tussen enerzijds de uitkomsten van snelle en goedkope classificatie- of identificatieproeven en anderzijds de resultaten van mechanische of geohydrologische beproevingen.
Curviameter
Type rijproef waarbij de blijvende vervorming onder invloed van een rijdende belasting wordt geregistreerd; simuleert een dynamische elasticiteitsmodulus.
CVC
Continue VerdichtingsControle; geavanceerde wijze van controle van de bereikte verdichtingskwaliteit door registratie en simultane verwerking van het reboundsignaal van de trilling die door de wals wordt geproduceerd.
Darcy
Oude eenheid van de intrinsieke doorlatendheid.
Darcydoorlatendheid
Doorlatendheid volgens de stromingswet van Darcy.
Debiet
Hoeveelheid vloeistof die per tijdseenheid een bepaalde doorsnede passeert.
Deflectiemeting
Bepaling van de doorbuiging van een wegconstructie onder een bepaalde belasting.
Design chart
Ontwerpgrafiek.
Deviatorspanning
Zie onder: Spanning.
Diagram
Grafische voorstelling van een functie van twee of meer variabelen in een assenkruis.

Men onderscheidt onder meer:
Lastzakkingsdiagram

Grafisch weergegeven verband tussen verticale belasting en zakking van grond; verbijzondering van spanningsvervormingsdiagram.

Spanningsvervormingsdiagram

Grafisch weergegeven verband tussen spanning en vervorming van grond.

σ−ε-diagram

Grafisch weergegeven verband tussen normaalspanning en specifieke vervorming in de richting van die normaalspanning.

τ−γ-diagram

Grafisch weergegeven verband tussen schuifspanning en hoekverdraaiing door die schuifspanning.

τ−σ-diagram
Grafisch weergegeven verband tussen schuifspanning en normaalspanning.
Diameter

Men onderscheidt onder meer:
Effectieve korreldiameter
Zeefopening waardoorheen 10% van de deeltjes van het monster gaat.

Gemiddelde korreldiameter

Zeefopening waardoorheen 50% van de deeltjes van het monster gaat.

Gewogen gemiddelde korreldiameter
Uit het korrelverdelingsdiagram af te leiden korreldiameter; blijkt iets groter dan D50.

Werkzame korreldiameter

Uit het korrelverdelingsdiagram af te leiden korreldiameter; blijkt iets kleiner dan D50.
Dichtheid
Massa per volume-eenheid.

Men onderscheidt onder meer:
Dichtheid van de vaste stof

Zie: Specifieke dichtheid.

Droge dichtheid

Dichtheid van het bulkmateriaal exclusief het water in de poriën.

Droge kritieke dichtheid

Kritieke dichtheid, bepaald in een speciale triaxiaalproef op een droog monster.
Geroerde dichtheid

Dichtheid van grond na verwerking.

Kritieke dichtheid

Dichtheid waarbij de korrelmassa onder invloed van schuifspanningen geen volumeverandering vertoont.

Maximumdichtheid

Met behulp van een standaardproef bepaalde grootste droge dichtheid.

Maximumproctordichtheid

Zie: Proctordichtheid.

Minimumdichtheid
Met behulp van een standaardproef bepaalde kleinste droge dichtheid.

Natte dichtheid

Zie: Vochtige dichtheid.

Natte kritieke dichtheid

Kritieke dichtheid, bepaald in een speciale triaxiaalproef op een met water verzadigd monster.

Natuurlijke dichtheid
Dichtheid zoals deze in de natuur wordt aangetroffen.

Ongeroerde dichtheid

Dichtheid voordat verstoring door invloeden van buitenaf optreedt.

Pakkingsdichtheid

Dichtheid van het bulkmateriaal.

Proctordichtheid

Maximale droge dichtheid die met behulp van de proctorproef wordt bepaald. Verdichtingsgraad in relatie tot de maximumproctordichtheid.

Referentiedichtheid

Met behulp van een laboratoriumproef te bepalen, reproduceerbare droge dichtheid waarmee een in de praktijk gemeten droge dichtheid wordt vergeleken.

Relatieve dichtheid

Droge dichtheid van zand of grind, uitgedrukt ten opzichte van twee referentiedichtheden, de maximum- en minimumdichtheid; relatief poriëngetal; relatief poriëngehalte.

Specifieke dichtheid

Dichtheid van de vaste stof of van de korrels, mits zich daarin geen holle ruimten bevinden.

Verzadigde dichtheid
Dichtheid van het met water verzadigde bulkmateriaal inclusief het water in de poriën.

Verzwaarde maximumproctordichtheid

Zie: Verzwaarde proctordichtheid.

Verzwaarde proctordichtheid
  1. Maximum droge dichtheid die met behulp van de verzwaarde proctorproef wordt bepaald.
  2. Verdichtingsgraad in relatie tot de verzwaarde maximumproctordichtheid.
Vochtige dichtheid
Dichtheid van het bulkmateriaal inclusief het water in de poriën.

Dichtheidsindex

Zie: Relatief poriëngetal.

Diepsondering

Zie: Sondering.
Dilatantie
Vergroting van het volume van een relatief dichte grondmassa onder invloed van schuifspanningen.
Directe-transmissiemeting
Methode waarbij met behulp van een zend- en een ontvanginstallatie, die zich op een zekere afstand van elkaar in de grond bevinden, de tussenliggende grondmassa wordt bemeten door registratie van de ontvangen ten opzichte van verzonden nucleaire deeltjes, trillingen of pulsen.
Dispersie
Scheiding van discrete gronddeeltjes onderling zodat ze in een oplossing apart blijven en niet flocculeren.
Dissipatie
Afstroming van overspannen poriënwater in belaste grond.
Distorsie
Vormverandering bij gelijkblijvend volume.
Distorsiemodulus
Zie: Glijdingsmodulus.
Doorlatendheid
Drainagecapaciteit van volledig verzadigd materiaal.
Doorlatendheidscoëfficiënt
Verhouding tussen stromingssnelheid van water door een grondmassief en de hydraulische gradiënt. Zie ook: Intrinsieke doorlatendheidscoëfficiënt.
Draagkracht
Zie: Draagvermogen.
Draagkrachtcoëfficiënt
In de formule van Prandtl gebruikte coëfficiënt.
Draagvermogen
Belasting die gedragen kan worden (zonder nadere precisering een verwarrende term).

Men onderscheidt onder meer:
Dimensioneringsdraagvermogen

Zie: Toelaatbaar draagvermogen.

Evenwichtsdraagvermogen

Zie: Grensdraagvermogen.

Grensdraagvermogen
Uiterste belasting die het materiaal kan dragen.

Maatgevend draagvermogen

Zie: Toelaatbaar draagvermogen.

Toelaatbaar draagvermogen

In de praktijk toegestane draagvermogen; laagste van het vormveranderingsdraagvermogen en het veiligheidsdraagvermogen.

Veiligheidsdraagvermogen

Grensdraagvermogen, gedeeld door een zekere veiligheidsfactor.

Vormveranderingsdraagvermogen

Maximale belasting waarbij nog acceptabele vervormingen optreden.
Draagvermogenfactor
Quotiënt van het grensdraagvermogen van een paal of de conusweerstand en de effectieve terreinspanning op het niveau van de punt.
Drainagecurve
Relatie tussen zuigspanning en vochtgehalte bij dalende grondwaterspiegel.
Drukhoogte
In een bepaald punt heersende vloeistofdruk gedeeld door het volumiek gewicht van die vloeistof.
Drukplaatproef
Bepaling van de vochtspanningskarakteristiek met behulp van een filterplaat waarop onder overdruk het monster is geplaatst en waarbeneden de atmosferische druk heerst.
Druksondering
Zie onder: Sondering.
Druksterkte
Maximumspanning in een grondmonster dat op druk wordt gebracht tot bezwijken.
Dwarscontractiecoëfficiënt
Verhouding tussen de specifieke rekverandering loodrecht op en in de richting van een gegeven axiale spanningsverandering van een monster.
Dynaflect-apparatuur
Type in-situ-trilbelastingsproef ter bepaling van de dynamische stijfheid van de verharding of fundering (eventueel zandbed).
Dynamic Cone Penetrometer
Veelal ondiepe slagsondering met relatief kleine conusdiameter en een stangdiameter die kleiner is dan de conusdiameter.
Dynamic Probing
Internationaal vastgelegde principes van slagsondeerprocedures en -apparatuur.
Dynamische plaatbelastingsproef
Zie onder: Plaatbelastingsproef.
Dynamische viscositeit
Weerstand van een vloeistof tegen stroming (voor water van 20 °C is deze grootheid 1 m Pas). Zie ook: Viscositeit.
Dynaplaque-apparatuur
Franse in situ impact-belastingproef ter bepaling van de dynamische stijfheid van de ondergrond.
Eenkorrelig
Zie: Goed gesorteerd, onder: Gesorteerd.
Effectieve hoek van inwendige wrijving
Hoek van inwendige wrijving, bepaald met behulp van een gedraineerde proef. Zie ook: Hoek van inwendige wrijving.
Eigenschappen

Men onderscheidt onder meer:
Fysisch-mechanische eigenschappen
Eigenschappen die het spanningsvervormingsgedrag en het hydrologisch gedrag van grond representeren.

Geohydrologische eigenschappen

Eigenschappen die het gedrag met betrekking tot vocht representeren: drainage, capillair gedrag, zuiging, verweking, vorst en dooi.

Mechanische eigenschappen

Eigenschappen die het spanningsvervormingsgedrag representeren: sterkte en stijfheid.
Elasticiteit
Eigenschap waardoor een belast materiaal na ontlasting zijn oorspronkelijke vorm en volume weer aanneemt.
Elasticiteitsmodulus
Stijfheidsparameter: verhouding tussen verticale spanning en in de richting van de spanning optredende vervorming, gemeten over een gedefinieerd spannings- of vervormingstraject en meestal bepaald op een cilindrisch grondmonster van een zekere hoogte; ook bekend als Young’s modulus.
Elasticiteitsmodulus van de ondergrond
Stijfheidsparameter: verband tussen de verticale spanning onder een belastingplaat en de zakking van de ondergrond als functie van vorm en grootte van het belaste oppervlak; plaatbelastingsmodulus of ondergrondmodulus (Engels: soil modulus).
Elastoplastisch
Kenmerkend gedrag van geïdealiseerd materiaal waarbij het bij belasting tot aan een zeker schuifspanningsniveau elastisch reageert, terwijl daarboven plastische vervorming optreedt.
Expansie-index
Zie: Zwellingsindex.
Falling-headproef
Doorlatendheidsbepaling waarbij de waterspanningsmeterbuis die de potentiaal registreert, ook het water levert dat door het monster stroomt, waardoor het peil gedurende de proef daalt.
Fijne fractie
Massagedeelte van een monster kleiner dan een bepaalde zeefopening of korreldiameter; in Nederland kleiner dan 63 μm; in Angelsaksische landen kleiner dan 74 μm; in Frankrijk kleiner dan 80 μm.
Fijnkorrelig materiaal
Zie onder: Materiaal.
Flocculeren
Uitvlokken; in vlokken uiteenvallen.
Flugsand
Poreus loskorrelig materiaal van vulkanische oorsprong, dat voornamelijk uit glas bestaat; in Nederland vaak gebruikt als licht ophoogmateriaal, met name in de dijkenbouw.
Fluviatiel
Gesedimenteerd in en door een rivier.
Freatisch vlak
Niveau van het grondwater waar de hydrostatische spanning gelijk is aan de atmosferische druk.
Fullercurve
Korrelverdelingscurve die leidt tot de grootste dichtheid, dat wil zeggen de dichtheid waarbij de kleine korrels de poriën tussen de grote optimaal vullen.
Fundering
  1. Bij wegen: laag in de verharding, die zich bevindt tussen de onderbouw en de tussenlaag.
  2. Bij kunstwerken: constructie om krachten te verdelen over de onderliggende grond of over te brengen naar een dieper gelegen draagkrachtige laag.

Men onderscheidt onder meer:
Paalfundering

Samenstel van funderingspalen om krachten uit de constructie over te brengen naar een dieper gelegen draagkrachtige laag.

Staalfundering
Wijze van funderen waarbij de krachten uit een funderingsbalk of -plaat direct worden overgedragen op de draagkrachtige ondergrond.
Funiculaire zone
Zie onder: Zone.
Fysisch-mechanische eigenschappen
Zie onder: Eigenschappen.
Geconsolideerd belasten
In een triaxiaalproef: aanbrengen van de deviatorspanning nadat het monster volledig is geconsolideerd onder invloed van de celspanning. Zie ook: Gedraineerd belasten.
Gedraineerd belasten
  1. In het terrein: zodanig langzaam en geleidelijk belasten van verzadigde grond dat geen wateroverspanningen tot ontwikkeling kunnen komen in die grond.
  2. In een triaxiaalproef: aanbrengen van de deviatorspanning terwijl drainage van het monster mogelijk is.
Zie ook: Geconsolideerd belasten.
Gegradeerd
  1. Met een bepaalde korrelgradering of -spreiding.
  2. Goed-gegradeerd.

Men onderscheidt onder meer:
Gelijkmatig gegradeerd

Met een regelmatig verlopende korrelverdelingscurve.

Goed gegradeerd

Met een grote mate van spreiding van de korrelgrootten; slecht gesorteerd.

Slecht gegradeerd

Met een geringe mate van spreiding van de korrelgrootten; goed gesorteerd. Zie ook: Gesorteerd.
Gelijkmatigheidscoëfficiënt
Coëfficiënt die de mate van spreiding ofwel de uniformiteit van de korrelgrootte in een korrelmassa aangeeft; D60/D10 uit de korrelgrootteverdeling van het monster of van de zandfractie.
Geofoon
Instrument waarmee tijdens een deflectiemeting indirect de verticale verplaatsing van de toplaag onder invloed van een proefbelasting wordt geregistreerd.
Geohydrologische eigenschappen
Zie onder: Eigenschappen.
Gewicht
Product van massa en versnelling van de zwaartekracht.

Men onderscheidt onder meer:
Droog volumiek gewicht

Volumiek gewicht van volledig droog materiaal.

Effectief volumiek gewicht

Volumiek gewicht onder water.

Nat volumiek gewicht

Zie: Vochtig volumiek gewicht.

Soortelijk gewicht
  1. Zie: Specifiek gewicht.
  2. Verhouding tussen volumiek gewicht ofwel dichtheid van de vaste stof en van water bij 4 °C.
Specifiek gewicht
Gewicht per eenheid van volume vaste stof of korrelmateriaal.

Verzadigd volumiek gewicht

Volumiekgewichtbijvolledigeverzadiging.

Vochtig volumiek gewicht

Volumiek gewicht van volledig vochtig materiaal.

Volumegewicht
Zie: Volumiek gewicht; enigszins verouderde term.

Volumiek gewicht

Gewicht per eenheid van volume aan bulkmateriaal.
Glijdingsmodulus
Modulus die het lineair verband weergeeft tussen de schuifspanning op een rechthoekig element en de daardoor veroorzaakte verdraaiing van de rechte hoeken.
Glijvlak
In de grond optredend afschuifvlak bij bezwijken.
Goed gesorteerd
Met een grote mate van uniformiteit van korrelgrootten; slecht gegradeeerd. Zie ook: Slecht gesorteerd, Gegradeerd, Gradering.
Gradering
Mate van spreiding van de diverse korrelgrootten in een korrelmassa. Zie ook: Gegradeerd, Goed gesorteerd, Slecht gesorteerd.
Gradiënt
Verhouding van het verschil tussen twee, op verschillende locaties gemeten grootheden (bijvoorbeeld het potentiaalverschil of het conusweerstandsverschil) en de afstand tussen die locaties.
Grensdiepte
Diepte waarboven de schuifvlakken die vertrekken vanaf de punt van een penetrerende paal of conus nog niet volledig tot ontwikkeling zijn gekomen en waarbeneden een constant patroon van schuifvlakken optreedt.
Grensdraagvermogen
Zie onder: Draagvermogen.
Grensspanning
Zie: Preconsolidatiespanning, onder: Spanning.
Grind
Grondsoort waarvan de samenstelling wat betreft de grootte van de grind-, zand-, silt- en lutumfractie aan bepaalde grenzen is gebonden en waarbij in het algemeen de grindfractie overheerst; voor Nederland geldt de definitie volgens NEN 5104 [1989], terwijl in andere landen andere definities gelden.
Grindzand
Natuurlijk mengsel van grind en zand.
Grofheid
Gemiddelde korrelgrootte bij grofkorrelig materiaal.
Grofkorrelig materiaal
Zie onder: Materiaal.
Grond
Onverhard bodemmateriaal van natuurlijke oorsprong, bestaande uit mineralen, organische stoffen, kalk en bijmengingen.
Grondbeschrijving
Mondelinge of schriftelijke presentatie van grondkenmerken, gebaseerd op visuele waarneming, voelen, ruiken en eenvoudige handmatige proeven.
Grondconstructie
Grondlichaam met een bepaalde functie, bijvoorbeeld een geluidswal, een dijk of een dragend element voor de bovenbouw.
Gronddruk
  1. Bij actieve, neutrale en passieve drukken: in de grond aanwezige effectieve spanning.
  2. Bij een drukdoos: in de grond aanwezige totaalspanning.
Men onderscheidt:
Actieve gronddruk

Minimumwaarde van de gronddruk, die ontstaat als een grondmassa voldoende bezwijkt om de interne schuifweerstand langs een potentieel glijvlak volledig te mobiliseren.

Passieve gronddruk
Maximumwaarde van de gronddruk, die ontstaat als een grondmassa voldoende wordt opgestuikt om de interne schuifweerstand langs een potentieel glijvlak volledig te mobiliseren.
Gronddrukcoëfficiënt
Verhouding tussen de kleinste en de grootste hoofdspanning op een bepaald punt in de grond; meestal verhouding tussen de horizontale en verticale effectieve terreinspanning.

Men onderscheidt:
Actieve gronddrukcoëfficiënt

Minimumverhouding tussen de kleinste en de grootste hoofdspanning bij voldoende mate van bezwijken om een ondergrenswaarde van de kleinste hoofdspanning te bereiken.

Neutrale gronddrukcoëfficiënt
Verhouding tussen de kleinste en grootste hoofdspanning bij grond in natuurlijke staat, waarbij noch bezwijken noch opstuiken wordt toegestaan.

Passieve gronddrukcoëfficiënt

Maximumverhouding tussen de grootste en de kleinste hoofdspanning bij voldoende opstuiken om een bovengrenswaarde van de grootste hoofdspanning te bereiken.
Grondslag
Ongeroerde grond onder het weglichaam.
Grondsoortclassificatie
Rangschikking van grondsoorten in klassen; in Nederland op basis van korrelgrootteverdeling, in het buitenland meestal ook op basis van de Atterbergse grenzen; dient voornamelijk als eenduidige methode van naamgeving en als globale aanduiding van de ingenieurseigenschappen.
Grondspanning
Zie onder: Spanning.
Grondverzet
Activiteiten die verband houden met het verplaatsen of bewerken van grond.
Grondwater
Water dat in vrije toestand in de grond aanwezig is.
Grondwaterpeil
Zie: Freatisch vlak.
Grondwaterspiegel
Zie: Freatisch vlak.
Handpenetrometer
Met de hand wegdrukbare penetrometer.
Handsondering
Zie onder: Sondering.
Heiformule
Theoretisch-empirische betrekking om het grensdraagvermogen van palen of van de dynamische conus te voorspellen uit de slagcijfers.
Heisondering
Zie onder: Sondering.
Heiweerstand
  1. Som van puntweerstand en schachtwrijvingsweerstand bij een geheide paal.
  2. Conusweerstand of puntweerstand bij een slagsondering op voorwaarde dat (vrijwel) geen schachtwrijving optreedt.
Herbelastingsgetal
Samendrukkingsparameter (Engels: recompression ratio); helling van een lineair gedeelte van de curve die het halflogaritmisch verband weergeeft tussen de specifieke zakking en de aangebrachte herbelasting van een grondlaag.
Herbelastingsindex
Samendrukkingsparameter (Engels: recompression index); helling van een lineair gedeelte van de curve die het halflogaritmisch verband weergeeft tussen het poriëngetal en de aangebrachte herbelasting van een grondlaag; in de praktijk vrijwel gelijk aan de zwellingsindex.
Hoek van inwendige wrijving
Sterkteparameter; hoek waarvan de tangent overeenkomt met de verhouding tussen de maximale schuifspanning in een vlak waarlangs afschuiving van een cohesieloze korrelmassa optreedt en de op dat vlak uitgeoefende normaalspanning; wrijvingshoek. Zie ook: Effectieve hoek van inwendige wrijving.
Hoofdspanning
Spanning loodrecht op een van de drie onderling loodrechte vlakken waarop de schuifspanningen nul zijn.

Men onderscheidt:
Grootste hoofdspanning

In het terrein: de normaalspanning op een horizontaal vlak.

Kleinste hoofdspanning

In het terrein: de normaalspanning op een verticaal vlak.
Humus
Donkere, vormloze, aardachtige stof die een mengsel is van in de bodem gevormde en afgebroken voornamelijk plantaardige organische stoffen.
Hydraulische gradiënt
Afname van de potentiaal per eenheid van stromingslengte in een verzadigde-grondwaterstroming.
Hydrodynamische periode
Tijd die nodig is om het ten gevolge van aangebrachte belasting overspannen poriënwater te laten dissiperen.
Identificatie
Vaststelling van de belangrijke kenmerkende eigenschappen van grond, hetzij visueel hetzij aan de hand van eenvoudige proeven.
Illiet
Kleimineraal; komt in Nederlandse kleien tamelijk veel voor.
Indexproef
Proef die, anders dan de normale grondmechanische proeven, geen echte grondmechanische parameter oplevert maar een waarde die daarmee verband houdt; bijvoorbeeld een sondering, een CBR-proef of een Clegg-hammerproef.
Indexwaarde
Getalswaarde van een parameter die het resultaat van een indexproef weergeeft.
Inklinking
Zie: Klink.
Interlocking
Het in elkaar grijpen van met name de relatief hoekige en grovere korrels; samen met de weerstand tegen het over elkaar glijden van de korrels bepaalt dit verschijnsel de grootte van de hoek van inwendige wrijving.
Intrinsieke doorlatendheidscoëfficiënt
Verhouding tussen werkelijke stromingssnelheid van water in de poriën van de grond en de hydraulische gradiënt. Zie ook: Doorlatendheidscoëfficiënt.
Kaoliniet
Kleimineraal; komt na illiet ook in Nederlandse kleien voor; is zeer geschikt voor de fabricage van aardewerk.
Karakteristieke waarde
Zie onder: Waarde.
Kleef
Bij een conus of een paal optredende adhesie tussen grond en staal of ander materiaal; bij een sondering meer specifiek de adhesie langs de (kleef)mantel of langs het samenstel van verlengstangen.
Kleefmantel
Achter de conus aanwezig schachtgedeelte waarmee de plaatselijke wrijving of adhesie grond-staal wordt gemeten.
Kleefmantelconus
Zie onder: Conus.
Kleefweerstand
Zie: Plaatselijke wrijvingsweerstand.
Klei
Grondsoort waarvan de samenstelling wat betreft de grootte van de grind-, zand-, silt- en lutumfractie aan bepaalde grenzen is gebonden; voor Nederland geldt de definitie volgens NEN 5104 [1989], in andere landen gelden andere definities; in het algemeen speelt de lutumfractie daarbij een belangrijke rol.
Klink
Vermindering van de dikte van een grondlaag ten gevolge van samendrukking onder eigen gewicht, uitdroging en/of naverdichting door trillingen.
Korrel
Relatief kleine, min of meer bolvormige eenheid met minerale samenstelling.
Korreldiameter
Diameter van de korrel; kleinste zeefopening waardoor een bepaalde korrel gaat. Zie ook: Diameter.
Korrelgradering
Zie: Gradering.
Korrelgroottefractie
Massa-aandeel van de korrels met een bepaalde grootterange in een korrelmassa.
Korrelgrootteverdeling
Weergave van de massa-aandelen van de diverse, in een korrelmassa aanwezige korrelgroottefracties.
Korrelmateriaal
Zie onder: Materiaal.
Korreloppervlak
Gezamenlijke oppervlakte van alle korrels van een bepaalde hoeveelheid grond.

Men onderscheidt:
Massiek korreloppervlak

Korreloppervlak per massa-eenheid grond.

Relatief korreloppervlak

Zie: Soortelijk korreloppervlak.

Soortelijk korreloppervlak

Verhouding van het totale oppervlak van een massa of volume grond en een zelfde massa of volume grond met korrels van één cm doorsnede en gelijke korreldichtheid.

Specifiek korreloppervlak

Zie: Massiek korreloppervlak, Volumiek korreloppervlak.

Volumiek korreloppervlak
Korreloppervlak per volume-eenheid grond.
Korrelsortering
Zie: Sortering.
Korrelspanning
Zie onder: Spanning.
Korrelspreiding
Zie: Gradering.
Korrelverdelingsdiagram
Grafische voorstelling van korrelgrootteverdeling; zeefcurve.
Korrelvorm
Karakterisering van de hoekigheid of rondheid, eventueel annex oppervlakteruwheid van de korrel.
Krachtgestuurd
Wijze van beproeving van grond waarbij de belasting wordt opgelegd volgens een bepaald schema, terwijl de bijbehorende verplaatsing of zakking wordt geregistreerd; stress-controlled.
Kritieke spanning
Zie onder: Spanning.
Kritieke spanningscombinatie
Verhouding tussen in een gegeven vlak werkende schuifspanning en normaalspanning die juist tot bezwijken leidt; de kritieke spanningscirkel van Mohr brengt al deze spanningscombinaties in beeld.
Krommingscoëfficiënt
Coëfficiënt die de mate van kromming van de korrelverdelingscurve karakteriseert.
Kunststoffoliemethode
Zie: Vloeistofvervangingsmethode, onder: Vervangingsmethode.
Lacroix-deflectograaf
Verder ontwikkelde variant van de Benkelman-balk; ondanks een grotere meetsnelheid wordt evenals bij de Benkelman-balk eerder een statische dan een dynamische elasticiteitsmodulus gemeten.
Laminair
Wijze van stroming die continu is en meestal parallelle stroombanen vertoont.
Lastzakkingsdiagram
Zie onder: Diagram.
Leem
Grondsoort waarvan de samenstelling wat betreft de grootte van de grind-, zand-, silt- en lutumfractie aan bepaalde grenzen is gebonden; voor Nederland geldt de definitie volgens NEN 5104 [1989], in andere landen gelden andere definities; in het algemeen speelt daarbij de siltfractie een belangrijke rol.
Leemgehalte
Verouderde term voor het percentage deeltjes kleiner dan 50 μm of kleiner dan 63 μm.
Lineair-elastisch
Elastisch met een rechtlijnig verband tussen spanning en vervorming.
Liquiditeitsindex
Verhouding tussen het verschil in vochtgehalte bij het natuurlijk vochtgehalte en de uitrolgrens enerzijds en de plasticiteitsindex anderzijds.
Loadman
Type in situ impactbelastingsproef ter bepaling van de mechanische kwaliteit van de ondergrond in de vorm van een dynamische elasticiteitsmodulus.
Luchtgehalte
Verhouding tussen het volume van de met lucht gevulde poriën en het totale volume van het bulkmateriaal.
Lutum
Deeltjes kleiner dan 2μm; klei.
Lutumfractie
Massa-aandeel van de gronddeeltjes kleiner dan 2 μm.
Maagdelijke grond
Grond die in het verleden geen hogere belasting heeft ondervonden dan die op het onderhavige moment.
Maagdelijke samendrukkingscurve
Verloop van het poriëngetal onder invloed van een belasting die groter is dan enige belasting die de grond eerder heeft ondervonden.
Marien
Gesedimenteerd in en door de zee.
Massa
  1. Materie.
  2. Basiseenheid in het ISO-stelsel.

Men onderscheidt onder meer:
Soortelijke massa
  1. Zie: Specifieke massa.
  2. Verhouding tussen de volumieke massa ofwel het volumiek gewicht van de vaste stof en die van water bij 4 °C.

Specifieke massa

Massa per eenheid van volume vaste stof of korrelmateriaal.

Volumieke massa
Massa per eenheid van volume.

Materiaal In deze publicatie: zand en/of grind als bulkstof of de minerale materie waaruit zand en/of grind zijn opgebouwd.

Men onderscheidt onder meer:
Bulkmateriaal

Hoeveelheid materiaal, opgebouwd uit korrels, waartussen zich poriën bevinden die al dan niet met water zijn gevuld.

Fijn(korrelig) materiaal
Materiaal met een percentage deeltjes kleiner dan 63 μm of 74 μm of 80 μm, een en ander afhankelijk van de betreffende classificatie.

Grof(korrelig) materiaal

Materiaal met een percentage deeltjes groter dan 2 mm of 6 mm of 20 mm.

Korrelmateriaal

Materiaal waaruit de korrels zijn opgebouwd.

Kwartsmateriaal

Korrels of intacte rots, bestaande uit kwartskristallen.
Maximumdichtheid
Zie onder: Dichtheid.
Maximumproctordichtheid
Zie: Proctordichtheid.
Mechanische eigenschappen
Zie onder: Eigenschappen.
Mediaan
Denkbeeldige zeefopening waarop 50% (m/m) van de deeltjes van een grondmonster blijft liggen.

Men onderscheidt onder meer:
Grindmediaan

Mediaan van de grindfractie.

Zandmediaan

Mediaan van de zandfractie.
Membraanmethode
Zie: Vloeistofvervangingsmethode, onder: Vervangingsmethode.
Membraanpersmethode
Zie: Drukplaatproef.
Mineraal
Vast, anorganisch materiaal met een homogene structuur, overwegend bestaande uit oxiden van silicium, aluminium en calcium.
Modified proctorproef
Zie: Verzwaarde proctorproef.
Mohr-Coulomb-omhullende
Omhullende van een serie Mohrse cirkels, die de bezwijkspanningstoestanden van een bepaald materiaal voorstellen.
Mohrse cirkel
Grafische voorstelling van de spanningen die werken op willekeurige vlakken in een gegeven punt.
Montmorilloniet
Kleimineraal; komt in Nederland nauwelijks voor; wordt gekenmerkt door ongunstige eigenschappen wat betreft draagvermogen en verwerking.
Normaal-geconsolideerde grond (NC-grond)
Grond die nooit onderworpen is geweest aan grotere effectieve spanningen dan die door het eigen gewicht worden veroorzaakt.
Normaalkracht
Kracht loodrecht op een bepaald vlak.
Normaalspanning
Spanning loodrecht op een bepaald vlak.
Normale proctorproef
Zie onder: Proctorproef.
Nucleaire dichtheidsmeting
Meetmethode waarbij de dichtheid en het vochtgehalte van zandlagen worden gemeten met behulp van radioactieve straling, respectievelijk door g-straling en neutronenstraling.
Odin
Type in situ impactbelastingsproef, die bedoeld is als een meer universele versie van de Clegg-hammer; simuleert een dynamische elasticiteitsmodulus.
Oedometer
Apparaat waarmee een samendrukkingsproef wordt uitgevoerd.
Oedometermodulus
Zie: Samendrukkingsmodulus.
Oedometerproef
Zie: Samendrukkingsproef.
Onderbouw
Geheel van aardebaan inclusief verbeterde ondergrond, voorzover dit dient om te voorzien in een oplegvlak voor de verharding.
Ondergrond
Geheel van natuurlijke en aangebrachte grondlagen onder de verhardingsconstructie.
Ondergrondmodulus
Zie: Elasticiteitsmodulus van de ondergrond.
Ongeconsolideerdbelasten
In een triaxiaalproef: aanbrengen van de deviatorspanning zonder dat het monster is geconsolideerd onder invloed van de celspanning.
Ongedraineerd belasten
  1. In het terrein: zodanig snel en kortstondig belasten van verzadigde grond dat de belasting volledig wordt gedragen door het poriënwater omdat geen dissipatie kan plaatsvinden binnen de belastingtijd.
  2. In een triaxiaalproef: aanbrengen van de deviatorspanning nadat de drainageafvoer van het monster is afgesloten.
Ongedraineerdeschuifsterkte
Zie: Ongedraineerde cohesie, onder: Cohesie.
Ongelijkmatigheidscoëfficiënt
Zie: Gelijkmatigheidscoëfficiënt.
Opdooi
Tijdens de dooi optredende verweking van grondlagen en funderingslagen, die ontstaat doordat het smeltwater niet kan afvloeien door dieper liggende, nog bevroren lagen; als gevolg hiervan treden onder invloed van verkeerslasten wateroverspanningen op.
Ophoging
Gedeelte van de grondconstructie tussen de onderzijde van het zandbed en het oorspronkelijke maaiveld.
Opleveringscontrole
Zie: Afnamecontrole.
Oppervlaktespanning
Zie onder: Spanning.
Oppervlakteverdichting
Verdichting van de laag grond tot op relatief geringe diepte beneden het maaiveld.
Optimumvochtgehalte
Vochtgehalte dat volgens de proctorcurve behoort bij de maximumproctordichtheid.
Opvriezen
Omhoog komen van de toplaag door volumetoename van een grondlaag door bevriezing van het in die grondlaag aanwezige water.
Organischestof
Plantaardig en dierlijk materiaal en het onverharde omzettingsproduct daarvan (bestaande uit onder meer plantenresten en humusachtige bestanddelen).
Overconsolidatiegraad
Verhouding tussen de verticale preconsolidatiespanning en de heersende effectieve spanning door eigen gewicht.
Overgeconsolideerde grond (OC-grond)
Grond die onderworpen is geweest aan effectieve spanningen die hoger zijn dan de spanningen veroorzaakt door het eigen gewicht.
Pakkingsdichtheid
Zie: Dichtheid.
Parameter
Veranderlijke in een formule. In een getal uitgedrukte grondeigenschap.

Men onderscheidt onder meer:
In-situ-parameter
In het terrein gemeten grondeigenschap(sgetal).

Laboratoriumparameter

In het laboratorium gemeten grondeigenschap(sgetal).

Spanningsvervormingsparameter

Grondeigenschap(sgetal) dat het verband weergeeft tussen spanning en vervorming.

Sterkteparameter

Parameter die het bezwijkgedrag van de grond weergeeft (hoek van inwendige wrijving, cohesie).

Stijfheidsparameter

Parameter die het vervormingsgedrag van de grond weergeeft (elasticiteitsmodulus, samendrukkingsconstante, beddingconstante en dergelijke).
Pendulaire zone
Zie onder: Zone.
Penetratie
Indringing van een meetlichaam in de grond, meestal ter vaststelling van de grondweerstand op een bepaalde diepte.
Penetratieapparatuur
Sondeerapparaat (statisch of dynamisch).
Penetratiediepte
Indringingsdiepte van een penetratielichaam (staaf, plunjer, conus).
Penetratieproef
Proef ter bepaling van de penetratieweerstand, bijvoorbeeld CBR-proef, druksondering, SPT of slagsondering.
Penetratieweerstand
Gemeten weerstand van de grond bij indringing van een bepaald meetlichaam.
Penetrograph
Merk handsondeerapparaat, waarbij de sondering tijdens het wegdrukken wordt opgetekend.
Penetrologger
Merk handsondeerapparaat, waarbij de sondering tijdens het wegdrukken digitaal wordt vastgelegd.
Penetrometer
Penetratielichaam waarmee sonderingen worden uitgevoerd.
Peptisatie
Losmaking van aan elkaar gehechte deeltjes.
Peptisatiemiddel
Chemisch of fysisch-mechanisch middel om deeltjes van elkaar los te maken.
pF
Logaritme van de drukhoogte in centimeters waterkolom; op de Y-as weergegeven parameter bij de pF-curve.
pF-curve
Zie: Vochtspanningskarakteristiek.
Pipetteren
Pipetmetingen uitvoeren tijdens een sedimentatieproef ter bepaling van de korrelgrootteverdeling.
Plaatbelastingsproef
In-situ-proef ter bepaling van de elastische eigenschappen (elasticiteitsmodulus en beddingconstante) van de ondergrond of de verharding.

Men onderscheidt onder meer:
Dynamische plaatbelastingsproef

Nederlandse in-situ-impactbelastingproef ter bepaling van de dynamische stijfheid van de verharding of de ondergrond.

Trillende plaatbelastingsproef
Duitse in-situ-trilbelastingsproef ter bepaling van de dynamische stijfheid van de fundering of ondergrond.
Plaatselijke wrijvingsweerstand
Adhesie die een bepaald separaat deel van de schacht achter de conus ondervindt bij het penetreren in de grond; verhouding tussen wrijvingskracht en schachtoppervlak bij een sondering.
Plaatshoogte
Hoogte van een bepaald punt ten opzichte van een gekozen referentievlak.
Plane-strainconditie
In een vlakke spanningstoestand verkerend; dat wil zeggen spanningen en verplaatsingen worden slechts in twee richtingen beschouwd, terwijl de derde richting loodrecht daarop buiten beschouwing blijft; treedt op in constructies die in een richting ‘oneindig’ lang zijn, zoals wegen, dijken en dergelijke.
Plasticiteit
Eigenschap waardoor een kluit materiaal blijvend kan vervormen zonder scheuren of merkbare volumeverandering.
Plasticiteitsgrenzen
Begrenzingen van het plastische gebied bij cohesief materiaal, te weten vloeigrens en uitrolgrens.
Plasticiteitsindex
Numeriek verschil tussen vloeigrens en uitrolgrens.
Pocketpenetrometer
(Mini)penetrometer waarmee de ongedraineerde schuifsterkte van de toplaag van cohesief materiaal kan worden bepaald door middel van een handmatige zeer ondiepe penetratieproef.
Poissongetal
Zie: Dwarscontractiecoëfficiënt.
Poriëngehalte
Volume aan poriën gedeeld door totaal volume; porositeit; poriënvolume.

Men onderscheidt onder meer:
Maximumporiëngehalte
Poriëngehalte behorende bij de minimumdichtheid.

Minimumporiëngehalte

Poriëngehalte behorende bij de maximumdichtheid.

Relatief poriëngehalte
In situ poriëngehalte in relatie tot maximum- en minimumporiëngehalte; relatieve dichtheid, gebaseerd op het poriëngehalte; relatieve porositeit.
Poriëngetal
Volume aan poriën gedeeld door volume aan vaste stof.

Men onderscheidt onder meer:
Maximumporiëngetal
Poriëngetal behorende bij de minimumdichtheid.

Minimumporiëngetal

Poriëngetal behorende bij de maximumdichtheid.

Relatiefporiëngetal
In situ poriëngehalte in relatie tot maximum- en minimumporiëngehalte; relatieve dichtheid, gebaseerd op het poriëngetal; dichtheidsindex.
Poriënvolume
Zie: Poriëngehalte.
Poriënwater
Water in de open ruimten tussen en eventueel ook in de korrels.
Porositeit
Zie: Poriëngehalte.
Potentiaal
Som van drukhoogte en plaatshoogte.
Preconsolidatiespanning
Zie onder: Spanning.
Primair(e)
Aanduiding van samendrukkingsconstanten, -indexen en -coëfficiënten waarbij het verloop tot aan het einde van de hydrodynamische periode wordt aangegeven.
Proctor
Onderzoeker die de proctorproef ontwikkelde.
Proctorcilinder
Cilindervormig vat waarin de grond voor de proctorproef wordt verdicht.
Proctorcurve
Gebogen lijn die het verband weergeeft tussen droge dichtheid en vochtgehalte van een monster waarop een bepaalde hoeveelheid stampenergie is uitgeoefend.
Proctordichtheid
1. Maximum droge dichtheid die met behulp van de proctorproef wordt bepaald. 2. Verdichtingsgraad in relatie tot de maximumproctordichtheid. Zie ook: Verzwaarde proctordichtheid.
Proctornaald
Staaf die wordt gebruikt bij een penetratieproef op een proctormonster.
Proctorproef
Stampverdichtingsproef, ontwikkeld door Proctor.

Men onderscheidt:
Normale proctorproef
Stampverdichtingsproef waarbij de ‘normale’ dosis energie (600 kJ/m
3
) wordt toegevoegd.

Verzwaarde proctorproef

Stampverdichtingsproef waarbij circa 4,5 maal meer energie wordt toegevoegd dan bij de normale proctorproef.
Proefvak
Gedeelte van een weg of werk waarin bij wijze van proef nieuwe bouwstoffen of uitvoeringstechnieken worden toegepast.
Pyknometer
Apparatuur ter bepaling van de dichtheid van het korrelmateriaal of van de vaste stof.
Rauhigkeitsgrad
Door Jänke [1961] geïntroduceerde korrelvorm/ oppervlakteruwheid van korrels.
Referentiedichtheid
Zie onder: Dichtheid.
Rekenwaarde
Zie onder: Waarde.
Relaxatie
Vermindering van de spanning in een constructie of materiaal bij constante vervorming.
Representatieve waarde
Zie onder: Waarde.
Reproduceerbaarheid
Verschil tussen de resultaten van twee bepalingen, in enkelvoud uitgevoerd met hetzelfde monstermateriaal, doch in verschillende laboratoria, met verschillende apparatuur of door verschillende personen.
Rijping
Fysische, chemische en microbiologische verandering van een grondmassa ten gevolge van waterstandverlaging en/of uitdroging van klei-bevattende grond.
Rijproef
In-situ-proef met behulp van een vrachtwagen, waarbij de spoordiepte wordt gemeten, en waarna met behulp van een correlatie een elasticiteitsmodulus wordt afgeleid.
Road Vibration Machine
Type in-situ-trilbelastingsproef ter bepaling van de dynamische stijfheid van een relatief groot volume van de fundering of de ondergrond.
Rondheid
Aanduiding van de korrelvorm waarbij de afronding van de korrel centraal staat.
Rubberenballonmethode
Zie: Ballonmethode.
Ruimte-expansietheorie
Benadering volgens Vesic [1972] ter bepaling van het draagvermogen van een paalfundering of de grootte van de conusweerstand (Engels: cavity expansion theory).
Samendrukking
Verticale volumeverandering onder invloed van eigen gewicht, externe belasting of waterspanningsverlaging.
Samendrukkingscoëfficiënt
Samendrukkingsparameter (Engels: compressibility coefficient); helling van een lineair gedeelte van de curve die het verband weergeeft tussen het poriëngetal en de aangebrachte belasting van een grondlaag.

Men onderscheidt onder meer:
Primaire samendrukkingscoëfficiënt van Koppejan

Samendrukkingsparameter; helling van een lineair gedeelte van de curve die het halflogaritmisch verband weergeeft tussen de specifieke zakking en de aangebrachte belasting van een grondlaag.

Secundaire samendrukkingscoëfficiënt van Koppejan
Samendrukkingsparameter; helling van een lineair gedeelte van de curve die het halflogaritmisch verband weergeeft tussen de specifieke zakking en de aangebrachte belasting van een grondlaag als functie van de belastingtijd.
Volumesamendrukkingscoëfficiënt
Samendrukkingsparameter (Engels: coefficient of volume compressibility, modulus of volume change); helling van een lineair gedeelte van de curve die het verband weergeeft tussen de specifieke zakking en de aangebrachte belasting van een grondlaag; inverse van de samendrukkingsmodulus.
Samendrukkingsconstante van Keverling Buisman

Men onderscheidt:
Primaire samendrukkingsconstante van Keverling Buisman

Samendrukkingsparameter; helling van een lineair gedeelte van de curve die het verband weergeeft tussen de specifieke zakking en de aangebrachte belasting van een grondlaag.

Secundaire samendrukkingsconstante van Keverling Buisman

Samendrukkingsparameter; helling van een lineair gedeelte van de curve die het verband weergeeft tussen de specifieke zakking en de aangebrachte belasting als functie van de belastingtijd.
Samendrukkingsgetal
Samendrukkingsparameter (Engels: compression ratio); helling van een lineair gedeelte van een curve die het halflogaritmisch verband weergeeft tussen de specifieke zakking en de aangebrachte belasting van een grondlaag.
Samendrukkingsindex

Men onderscheidt:
Primaire samendrukkingsindex

Samendrukkingsparameter (Engels: compression index); helling van een lineair gedeelte van de curve die het halflogaritmisch verband weergeeft tussen het poriëngetal van een grondlaag en de aangebrachte belasting.

Secundaire samendrukkingsindex

Samendrukkingsparameter (Engels: secondary compression index); helling van een lineair gedeelte van de curve die het halflogaritmisch verband weergeeft tussen de specifieke zakking van een grondlaag en de tijd na beëindiging van de hydrodynamische periode.
Samendrukkingsmodulus
Stijfheidsparameter; verband tussen de specifieke verticale vervorming en de verticale spanning van een grondlaag of van een monster bij zijdelingse opsluiting zoals in de oedometerproef.
Samendrukkingsproef
Proef waarbij de vervorming van een cilindrisch grondmonster, opgesloten in een stalen ring, onder invloed van een axiale belasting wordt bepaald als functie van de tijd; naar boven en naar beneden kan daarbij drainage van overspannen water plaatsvinden.
Scherpte
  1. Aanduiding van de korrelvorm waarbij de rondheid/ hoekigheid centraal staat.
  2. Grofheid van de korrel.
Schuifproef
Proef ter bepaling van het afschuifgedrag van grond.

Men onderscheidt onder meer:
Directe schuifproef
Schuifproef waarbij normaalbelaste grond tot bezwijken wordt gebracht door het bovenste deel van het monster ten opzichte van het onderste horizontaal af te schuiven (Engels: direct shear test).

Echte schuifproef
Schuifproef waarbij normaalbelaste grond tot bezwijken wordt gebracht door over de volledige hoogte van het monster horizontale afschuivingen te bewerkstelligen (Engels: simple shear test).
Schuifspanning
Zie onder: Spanning.
Schuifsterkte
Maximale weerstand van grond tegen afschuiving.
Secantmodulus
Stijfheidsparameter; helling van de lijn die de oorsprong verbindt met een gegeven punt op de spanningsvervormingscurve.
Seculair
Bij aanduidingen van samendrukkingsconstanten, indexen en coëfficiënten: secundair, betrekking hebbend op het verloop na de hydrodynamische periode.
Sediment
Afzettingsgesteente, bestaande uit materialen die na verwering van rots op diverse manieren zijn getransporteerd.
Sedimentatieproef
Bezinkingsproef ter bepaling van de korrelgrootte-verdeling van deeltjes kleiner dan 63 μm, 50 μm of 38 μm; de proef is gebaseerd op verschillen in bezinkingssnelheid, die afhangen van de deeltjesgrootte.
Sfericiteit
Aanduiding van de korrelvorm waarbij de bolvorm van de korrel centraal staat.
Silt
  1. Niet-officiële benaming voor grondsoorten met relatief veel fijne zandkorrels; microzand.
  2. Zie: Siltfractie.
Siltfractie
Massa-aandeel van de minerale deeltjes kleiner dan 63 μm en groter dan 2 μm.
Simple shearproef
Zie: Echte schuifproef, onder: Schuifproef.
Slagcijfer
Aantal slagen door een heiblok of hamer op een paal of conus, dat nodig is om een bepaalde penetratiediepte van de punt te bewerkstelligen; omgekeerd de penetratiediepte van de punt per slag van een heiblok of hamer op een paal of conus.
Slagsondering
Zie onder: Sondering.
Slecht gesorteerd
Met een geringe mate van uniformiteit van korrelgrootten; goed gegradeerd. Zie ook: Goed gesorteerd, Gegradeerd.
Slib
Niet-officiële term voor de fractie minerale deeltjes kleiner dan 16 μm.
Slibgehalte
Verouderde term voor het percentage deeltjes kleiner dan 20 μm of kleiner dan 16 μm.
Sonde
Staaf, buis of stang, eventueel voorzien van een conusvormige punt, die de grond penetreert in het kader van terreinonderzoek.

Men onderscheidt onder meer:
Druksonde

Sonde die met behulp van handkracht of hydraulische apparatuur de grond in wordt gedreven.

Slagsonde

Sonde die met behulp van een hamer of valblok de grond in wordt gedreven.

Standaardsonde

Zie: Standaardconus, onder: Conus.
Sondering
  1. In situ proef waarbij de conusweerstand en eventueel ook de mantelwrijving of kleef wordt gemeten tijdens penetratie van de ondergrond; sondeerproef.
  2. In het spraakgebruik: resultaat van een sondeerproef.

Men onderscheidt onder meer:
Diepsondering

Druksondering waarbij zo veel ballast kan worden gemobiliseerd dat relatief grote diepten kunnen worden bereikt.

Druksondering

Penetratieproef waarbij een conus onafhankelijk van de daaraan verbonden verlengstang wordt weggedrukt.

Dynamischesondering

Zie: Slagsondering.

Handsondering
Penetratieproef waarbij een conus onafhankelijk van de verlengstang met handkracht wordt weggedrukt.

Heisondering

Zie: Slagsondering.

Ondiepe sondering

Penetratieproef in de oppervlaktelaag, die reikt tot aan de grensdiepte; in zand wordt de proef meestal aangewend als dichtheidscontrole.

Slagsondering

Penetratieproef waarbij een staaf, al of niet voorzien van een conusvormige punt de grond in wordt geslagen doordat een valgewicht vanaf een bepaalde hoogte valt op een aambeeld dat aan de staaf is verbonden.

Statische sondering
Zie: Druksondering.
Sortering
Mate van uniformiteit van de diverse korrelgrootten in een korrelmassa.
Spanning
Kracht per eenheid van oppervlak.

Men onderscheidt onder meer:
Capillaire spanning

Negatieve waterspanning in het gebied boven de grondwaterspiegel.

Celspanning

Spanning in het water dat in een triaxiaalproef of celproef het monster steunt.

Deviatorspanning

Bij triaxiaalproef opgelegde verticale spanning die uiteindelijk bezwijken veroorzaakt.

Effectieve spanning

Zie: Korrelspanning.

Grondspanning

Spanning in de grond; soms van korrel en poriënwaterspanning.

Isotrope spanning
Alzijdige spanning.

Korrelspanning

Spanning tussen korrels onderling.

Kritieke spanning

Spanning op het moment van bezwijken.

Onderspanning
Negatieve waterspanning.

Oppervlaktespanning

Uit ongecompenseerde cohesiekrachten voortkomende spanning aan het oppervlak van een vloeistof, waardoor de bovenste molecuullaag de eigenschappen van een gespannen vliesje benadert.

Preconsolidatiespanning

Maximumspanning die de grond in het verleden heeft ondergaan.

Schuifspanning

Spanning die evenwijdig aan een oppervlak wordt uitgeoefend.

Terreinspanning

Meestal verticale, effectieve spanning in de ondergrond.

Vochtspanning

Zie: Zuigspanning.

Waterspanning

Spanning in het (poriën)water.

Zuigspanning

Negatieve waterspanning.
Spanningscirkel
Zie: Mohrse cirkel.
Spanningsgeschiedenis
Overzicht van de in de loop van de tijd opgetreden spanningen als gevolg van achtereenvolgende belastingen en ontlastingen.
Spanningsniveau
Grootte van de aanwezige spanningen.
Spanningsvervormingsdiagram
Zie onder: Diagram.
Spanningsvervormingsparameter
Zie onder: Parameter.
Specifieke dichtheid
Zie onder: Dichtheid.
Specifieke massa
Zie onder: Massa.
Specifieke volumeverandering
Verhouding tussen volumeverandering en oorspronkelijk volume.
Specifieke zakking
Verhouding tussen zakking (laagdikteverandering) en oorspronkelijke laagdikte.
Speedy Moisture Tester
Apparaat waarmee in het terrein het vochtgehalte van een grondmonster kan worden bepaald; vaak gebruikt in combinatie met de CBR-veldproef.
Spoordieptemeting
Meting van de diepte van een rijspoor van een vrachtwagen ter bepaling van een elasticiteitsmodulus van de ondergrond.
Spoorvorming
Ontstaan van blijvende vervorming van het dwarsprofiel van een wegdek of een zandbed ter plaatse van de rijsporen.
Spreiding
Zie: Gradering.
Staalfundering
Zie onder: Fundering.
Stabiliteit
  1. In de wegenbouw: draagvermogen; soms ook CBR-waarde van grond.
  2. In de grondmechanica: weerstand tegen afschuiving, weerstand tegen bezwijken ofwel sterkte.
Standard Penetration Test
Gestandaardiseerde dynamische sondering, waarbij een monstersteekapparaat of een massieve conus in de grond wordt geslagen met behulp van een valblok.
Steekring
Cilindervormig buisstuk, aan één zijde voorzien van een steekrand, waarmee monsters worden gestoken ter bepaling van de vochtige dichtheid.
Sterkte
Weerstand tegen afschuiving. Zie ook: Bezwijken.
Sterkteparameters
Parameters die het bezwijkgedrag van de grond weergeven (hoek van inwendige wrijving en cohesie).
Stijfheid
Weerstand tegen vervorming; verhouding tussen spanning en vervorming; elasticiteitsmodulus.
Stijfheidsparameter
Zie onder: Parameter.
Stijghoogte
Hoogte van de capillair opgestegen waterkolom boven de grondwaterspiegel.

Men onderscheidt:
Actieve capillaire stijghoogte

Capillaire stijghoogte, afgeleid uit de bevochtigingscurve.

Gesloten capillaire stijghoogte

Capillaire stijghoogte die gelijk is aan de hoogte van het gesloten capillaire gebied waar de poriën volledig met water zijn gevuld.

Open capillaire stijghoogte

Capillaire stijghoogte die gelijk is aan de hoogte tot waar verkleuring van het zand wordt waargenomen.

Passieve capillaire stijghoogte

Capillaire stijghoogte, afgeleid uit de drainagecurve.
Strain-controlled
Zie: Verplaatsingsgestuurd.
Strength parameter
Door Mogami [1964] gedefinieerde sterkteparameter die afhangt van de zandsoort en die veel overeenkomsten vertoont met de hoek van inwendige wrijving.
Stress-controlled
Zie: Krachtgestuurd.
Stripfundering
Zie: Strokenfundering.
Strokenfundering
Fundering met een bepaalde breedteafmeting en een lengteafmeting die ‘oneindig’ is.
Suspensie
Vloeistof waarin deeltjes vaste stof in zwevende toestand voorkomen.
Talud
Hellend vlak van een ingraving of ophoging.
Tangentmodulus
Stijfheidsparameter; helling van de tangent aan de spanningsvervormingscurve op een gegeven spanningsniveau.
Tensiometer
Apparaat waarmee negatieve waterspanningen kunnen worden gemeten.
Terugveringsindex
Zie: Zwellingsindex.
Triaxiaalmodulus
Verband tussen verticale spanning en specifieke verticale vervorming zoals gemeten bij een triaxiaalproef.
Triaxiaalproef
Proef waarbij een cilindrisch grondmonster, omhuld door een membraan, wordt onderworpen aan een zijdelingse steundruk en daarna verplaatsingsgestuurd axiaal wordt belast tot bezwijken.
Triaxiale drukproef
Triaxiaalproef waarbij de axiale belasting een drukbelasting is; normale triaxiaalproef.
Trillendeplaatbelastingsproef
Zie onder: Plaatbelastingsproef.
Trillingsproef
In-situ-proef waarbij een trilling elastische deflecties teweegbrengt in verharding, fundering of ondergrond ter bepaling van de dynamische stijfheid.
U-cijfer
Zie: Soortelijk korreloppervlak, onder: Korreloppervlak.
U16-getal
Verhouding van het totale korreloppervlak van de deeltjes tussen 16 μm en 2000 μm en het oppervlak van eenzelfde massa bolvormige deeltjes met een diameter van 1 cm.
Uitlevering
  1. Relatieve volumeverandering in een grondmassa ten gevolge van verwerking.
  2. Verhouding tussen volumeverandering bij verwerking en oorspronkelijk volume van de grond.

Uitleveringsfactor
Verhouding tussen oorspronkelijk volume en volume na verwerking van de grond.
Uitrolgrens
Proefondervindelijk bepaald vochtgehalte van grond waarbij nog juist sprake is van plastisch gedrag.
Uitstroomproef
Zandloperproefopstelling waarmee de korrelvorm/ oppervlakteruwheid van een zand of zandfractie kan worden gemeten.
Uniform
Zie: Slecht gegradeerd; Goed gesorteerd, onder: Gesorteerd.
Uniformiteitscoëfficiënt
Zie: Gelijkmatigheidscoëfficiënt.
Valconusproef
Laboratoriumproef waarbij een conus in het bovenvlak van een cohesief monster indringt onder invloed van zijn eigen gewicht, ter bepaling van de ongedraineerde schuifsterkte en de consistentiegrenzen.
Valgewichtdeflectometer
Toestel waarmee de verticale vervorming van een constructie kan worden gemeten door middel van een stootbelasting door een vallende massa.
Verdichtbaarheid
Verwarrende term die zowel ‘Verdichtungswilligkeit’ als ‘Verdichtungsfähigkeit’ kan betekenen. Zie ook: Verdichtungswilligkeit, Verdichtungsfähigkeit.
Verdichting
  1. Realisatie van een grotere dichtheid van de grond door mechanische handelingen; samendrukkingsproces.
  2. In het spraakgebruik: verdichtingsgraad.
  3. In het spraakgebruik: klink.
Verdichtingsgraad
Verhouding tussen in-situ-droge dichtheid en maximumproctordichtheid; mate van verdichting.
Verdichtungsfähigkeit
Duitse aanduiding van de maximumdichtheidstoename die in een bepaalde grondsoort in relatie tot de maximumdichtheid kan worden gerealiseerd; ook wel aangeduid met de verwarrende term ‘verdichtbaarheid’.
Verdichtungswilligkeit
Duitse aanduiding van het gemak waarmee een bepaalde grondsoort kan worden verdicht; ook wel aangeduid met de verwarrende term ‘verdichtbaarheid’.
Vergruizing
Uiteenvallen van intacte korrels door breuk en slijtage onder invloed van belastingen van het korrelskelet.
Verharding(sconstructie)
Gedeelte van de wegconstructie boven de onderbouw.
Verkitting
Binding van korrels door kalk, cement, klei en dergelijke; hechting.
Verplaatsingsgestuurd
Wijze van beproeving van grond waarbij de verplaatsing wordt opgelegd volgens een bepaald schema terwijl de daarvoor benodigde belasting wordt geregistreerd (Engels: strain-controlled).
Vervangingsmethode
Methode van oppervlaktedichtheidsmeting waarbij de volumebepaling geschiedt door een uitgegraven volume grond te vervangen door een ander materiaal met een meetbaar volume.

Men onderscheidt onder meer:
Grindvervangingsmethode

Methode van oppervlaktedichtheidsmeting waarbij uniform droog grind of grindzand het gegraven gat vult.

Vloeistofvervangingsmethode
Methode van oppervlaktedichtheidsmeting waarbij een vloeistof het gegraven gat vult; zo nodig wordt daarbij de gatwand eerst bedekt met een ondoorlatend folie. Watervervangingsmethode
Methode van oppervlaktedichtheidsmeting waarbij water in een tevoren aangebrachte kunststoffolie het gegraven gat vult.

Zandvervangingsmethode

Methode van oppervlaktedichtheidsmeting waarbij uniform droog zand het gegraven gat vult.
Verweking
Verlies van samenhang in een grondmassa ten gevolge van opgewekte poriënwateroverspanningen, welke de korrelspanningen doen verminderen tot nul, zodat vervloeiing optreedt.
Verzadigingsgraad
Verhouding van het volume van het poriënwater en het totale volume van de poriën.
Verzwaarde proctordichtheid
  1. Maximum-droge dichtheid die met behulp van de verzwaarde proctorproef wordt bepaald.
  2. Verdichtingsgraad in relatie tot de verzwaarde maximumproctordichtheid.
Zie ook: Proctordichtheid, Proctorproef.
Verzwaarde proctorproef
Zie onder: Proctorproef.
Viscositeit
In een vloeistof aanwezige mate van samenhang, die bepaald wordt door de inwendige wrijving. Zie ook: Dynamische viscositeit.
Vloeigrens
Proefondervindelijk bepaald vochtgehalte waarbij grond van de vloeibare fase overgaat naar de plastische fase.
Vocht
Water in de grond boven de grondwaterspiegel.
Vochtgehalte
  1. Verhouding tussen de massa van het poriënwater en de massa van de korrels (in GWW-sector).
  2. Verhouding tussen het volume van het poriënwater en het totale volume van het bulkmateriaal (in bodemkundige disciplines).
  3. Verhouding tussen de massa van het poriënwater en de totale massa van het bulkmateriaal (in andere disciplines).
Zie ook: Optimumvochtgehalte.
Vocht(on)gevoelig
Wat betreft de mechanische eigenschappen sterk (zwak) beïnvloedbaar door de aanwezigheid van vocht.
Vochtspanning
Zie onder: Spanning.
Vochtspanningskarakterisiek
Gebogen lijn die het verband weergeeft tussen vochtgehalte of verzadigingsgraad en negatieve-waterspanning.
Volumegewicht
Zie: Volumiek gewicht, onder: Gewicht.
Volumerek
Zie: Specifieke volumeverandering.
Volumesamendrukkingscoëfficiënt
Zie onder: Samendrukkingscoëfficiënt.
Volumesteekringmethode
Methode van oppervlaktedichtheidsmeting waarbij de volumebepaling geschiedt met een steekring van bekende inhoud, die in de grond wordt gedrukt of geheid.
Voorbehandeling
Laboratoriumprocedure voorafgaand aan de werkelijke uitvoering van een classificatieproef; bijvoorbeeld de bepaling van de korrelgrootteverdeling of de Atterbergse grenzen.
Vorstbestendigheid
Mate waarin een materiaal bestand is tegen de gevolgen van bevriezing van water dat zich in de poriën bevindt.
Vorstgevoeligheid
Eigenschap van een materiaal om bij bevriezing water uit de omgeving aan te trekken naar het vorstfront in het materiaal met als gevolg dat het volume en het vochtgehalte om het materiaal toenemen.
Vorstheffing
Omhoogkomen van een toplaag of van grond door volumetoename van een onderliggende laag ten gevolge van bevriezing van het daarin aanwezige water.
Vriesproef
Laboratoriumproef ter bepaling van het vorstgedrag, met name de vorstheffing in een bevroren grondmonster.
Vrijeprismaproef
Proef waarbij een cilindrisch grondmonster zonder zijdelingse steundruk axiaal wordt belast tot bezwijken.
VVS-scherpte
Door Volders en Verhoeven [1975] met behulp van een uitstroomproef
Waarde

Men onderscheidt onder meer:
Karakteristieke waarde

Parameterwaarde, bepaald uit statische bewerking van metingen (bijv. met een 5% ondergrens/bovengrens).

Nominale waarde

Parameterwaarde, die wordt geschat aan de hand van min of meer officiële tabellen op basis van classificatie en/of identificatie van grond.

Rekenwaarde

Representatieve parameterwaarde, die door middel van een partiële factor of een veiligheidsfactor is gemodificeerd.

Representatieve waarde

Hetzij karakteristieke, hetzij nominale parameterwaarde.
Waterdoorlatendheid
Zie: Doorlatendheid.
Watergehalte
Zie: Vochtgehalte.
Wegconstructie
Geheel van natuurlijke ondergrond, aardebaan en verharding.
Wrijvingseigenschappen
Sterkteparameters; cohesie en hoek van inwendige wrijving van een materiaal als bepalende eigenschappen voor de weerstand tegen afschuiven.
Wrijvingsgetal
Quotiënt van plaatselijke wrijvingsweerstand en conusweerstand, gemeten bij een sondering.
Wrijvingshoek
Zie: Hoek van inwendige wrijving.
Wrijvingsmantel
Zie: Kleefmantel.
Young’s modulus
Zie: Elasticiteitsmodulus.
Zakking
Verticale neerwaartse verplaatsing van (de bovenzijde van) een grondslag.
Zand
Grondsoort waarvan de samenstelling wat betreft de grootte van de grind-, zand-, silt- en lutumfracties aan bepaalde grenzen is gebonden en waarbij in het algemeen de zandfractie overheerst; voor Nederland geldt de definitie volgens NEN 5104 [1989]; in andere landen gelden andere definities.
Zandbakmethode
Zuigplaatproef waarbij het filter bestaat uit een laag Blokzijlzand.
Zandbed
Onderdeel van de wegconstructie tussen ondergrond en verhardingslagen, in Nederland meestal circa 0,8 m dik.
Zanddriehoek
Zeefdriehoek voor de classificatie van zand.
Zandequivalentproef
Laboratoriumproef op zand ter identificatie van de aard, omvang en invloed van de fijne fractie in het materiaal van de fijne functie.
Zandfactor
Uit het resultaat van een uit de zandequivalentproef af te leiden parameter, die inzicht verschaft in de gemiddelde korrelgrootte, de mate van rijping en de hoeveelheid fijnkorrelig materiaal in een zandmonster.
Zandfractie
Massa-aandeel van de minerale deeltjes kleiner dan 2 μm en groter dan 63 μm.
Zandmediaan
Zie onder: Mediaan.
Zeefanalyse
Bepaling van de korrelgrootteverdeling door middel van zeving.
Zeefcurve
Zie: Korrelverdelingsdiagram.
Zeefdriehoek
Classificatiedriehoek, waarbij op de zijden de aandelen zijn uitgezet van de drie fracties waarin een grondmonster is verdeeld door een zeef- en/of sedimentatieproef.
Zeefserie
Verticaal gestapelde reeks zeven met, van boven naar beneden, kleiner wordende zeefopeningen.
ZE-normaal
Uit de zandequivalentproef af te leiden parameter, waarmee de invloed en de aard van de fijne fractie worden aangeduid.
Zetting
Zie: Zakking.
Zone

Men onderscheidt onder meer:
Capillaire zone

Gebied boven de grondwaterspiegel waar de poriën ten gevolge van capillaire opstijging volledig gevuld zijn met water en de verzadigingsgraad S
r
= 1.

Funiculairezone

Gebied boven de grondwaterspiegel waar slechts de allerfijnste poriën volledig zijn gevuld met water.

Gesloten capillaire zone
Zie: Capillaire zone.

Open capillaire zone

Gebied boven de grondwaterspiegel waar de poriën ten gevolge van capillaire opstijging slechts gedeeltelijk zijn gevuld met water en de verzadigingsgraad S
r
= 0,6 à 0,8.

Pendulaire zone

Gebied boven de funiculaire zone, waar zich tussen de korrels in een aantal contactpunten nog water bevindt, dat echter niet meer in contact staat met funiculair of capillair water.

Zuiging
Effectieve zuigspanning, dat wil zeggen het product van negatieve-waterspanning en de factor χ.
Zuigingscurve
Zie: Vochtspanningskarakteristiek.
Zuigplaatproef
Bepaling van de vochtspanningskarakteristiek met behulp van een filterplaat waarop bij atmosferische druk het monster is geplaatst en waarbeneden een onderdruk wordt aangebracht.
Zuigspanning
Zie onder: Spanning.
Zwellingsgetal
Samendrukkingsparameter (Engels: swell ratio); helling van een lineair gedeelte van de curve die het halflogaritmisch verband weergeeft tussen de specifieke zakking en de aangebrachte ontlasting van een grondlaag.
Zwellingsindex
Samendrukkingsparameter (Engels: swell index); helling van een lineair gedeelte van de curve die het halflogaritmisch verband weergeeft tussen het poriëngetal van de grondlaag en de aangebrachte ontlasting.