Invloed van horizontale spanningen
De relaties tussen de diverse hiervoor genoemde moduli zijn functies van de dwarscontractiecoëfficiënt ν en soms ook van de coëfficiënt van horizontale gronddruk K; deze is gedefinieerd als:
Evenals de grootte van ν hangt de grootte van K af van het materiaal; verder zijn ook de randvoorwaarden van invloed op de grootte van K. In een homogeen, isotroop elastisch materiaal, waarbij de spanningen en vervormingen voldoen aan de wet van Hooke, geldt de volgende formule, op voorwaarde dat geen zijdelingse vervormingen optreden en dat de onderling loodrechte horizontale spanningen σh1' en σh2' aan elkaar gelijk zijn:
waarin:
Ko = neutrale gronddrukcoëfficiënt
Ko = neutrale gronddrukcoëfficiënt
De hierboven beschreven situatie doet zich voor in een normale oedometerproef of in een niet-voorbelast terrein waarvan het oppervlak horizontaal ligt.
Indien wel zijdelingse vervormingen optreden, geldt voor de gronddrukcoëfficiënt:
́
waarin:
Zijdelingse vervorming kan zowel buitenwaarts als binnenwaarts gericht zijn.
E | = | elasticiteitsmodulus in kPa |
ε h | = | horizontale specifieke vervorming |
σ v ́ | = | verticale effectieve spanning in kPa |
Een buitenwaarts gerichte zijdelingse vervorming van een grondelementje wordt veroorzaakt doordat de verticale spanning ten opzichte van de horizontale spanning toeneemt, hetzij door vergroting van de verticale spanning bij constante horizontale spanning, hetzij door vermindering van de horizontale spanning bij constante verticale spanning. In de figuren 3.12a en 3.15a is af te lezen dat wanneer als gevolg van een van deze acties de spanningscirkel van Mohr zo groot is geworden dat een kritieke spanningstoestand wordt bereikt, de kritieke spanningscombinatie optreedt in een vlak dat een hoek α maakt met het vlak waarop de grootste hoofdspanning σmax (in dit geval σv’) werkt, dat wil zeggen met het horizontale vlak. Daarbij geldt:
Voorts kan uit de figuren worden afgeleid dat:
Een binnenwaarts gerichte vervorming van een grondelementje wordt veroorzaakt doordat de horizontale spanning ten opzichte van de verticale spanning toeneemt of doordat de verticale spanning afneemt bij constante horizontale spanning. Op dezelfde manier als bij buitenwaarts gerichte vervorming is af te lezen uit figuur 3.15a dat de kritieke spanningscombinatie nu optreedt in een vlak dat een hoek ß maakt met het vlak waarop de grootste hoofdspanning σmax (in dit geval σh ́) werkt, dat wil zeggen met het verticale vlak. Dienovereenkomstig geldt:
Hieruit kan worden afgeleid dat:
Beide laatstgenoemde uitdrukkingen kunnen ook worden geschreven als:
σh ́ = Ka σv ́ - 2c ́√Ka en σh ́= Kp σv ́ + 2c ́ √Kp
Daarin representeert c’ de effectieve cohesie en stellen Ka en Kp de coëfficiënten van actieve respectievelijk passieve gronddruk voor.
In figuur 3.15a zijn de actieve respectievelijk passieve grondspanningstoestanden weergegeven, die optreden wanneer vanuit een beginsituatie (spanningstoestand I) met een verticale hoofdspanning σv′ en een horizontale hoofdspanning σh′ een buitenwaarts respectievelijk binnenwaarts gerichte horizontale vervorming optreedt door verkleining respectievelijk vergroting van de horizontale spanning bij gelijkblijvende verticale spanning. In figuur 3.15b zijn de daarbij optredende passieve (spanningstoestand II) respectievelijk actieve (spanningstoestand III) kritieke glijvlakken ingetekend.
De coëfficiënten Ka en Kp zijn beide functies van de hoek van inwendige wrijving en kunnen ook worden geschreven als:
Indien de cohesie, zoals gewoonlijk is bij zand en grind, wordt verwaarloosd, ligt K zodanig tussen Ka en Kp, dat geldt:
- voor φ = 30°: 0,33 < K < 3
- voor φ = 40°: 0,17 < K < 5,8
- voor φ = 50°: 0,13 < K < 7,5
Ko = 1 - sin φ
Voor losgepakt zand of grind wordt vaak een Ko-waarde van circa 0,6 aangehouden; voor dichtgepakt zand van circa 0,4. Voor klei wordt meestal een waarde van Ko = 0,9 à 1,0 gehanteerd.
[ link ]
Figuur 3.16 Correlaties tussen diverse vervormingsmoduli
In figuur 3.16 zijn de correlaties tussen achtereenvolgens E, Eoed, Et, B en Ev als functies van ν en soms van K uitgezet. Voorts is in figuur 3.17 de verhouding tussen de elasticiteitsmodulus E en de diverse andere moduli uitgezet als functie van de dwarscontractiecoëfficiënt ν en de spanningsverhouding K = σh ́/σv ́.
[ link ]
Figuur 3.17a tot en met e Relaties tussen vervormingsmoduli als functie van de dwarscontractiecoëfficiënt
Uit de curven van figuur 3.14 blijkt tevens dat de grond in alle gevallen, behalve bij de normale oedometerproef en de alzijdige-samendrukkingsproef, bezwijkverschijnselen vertoont. Naarmate de zijdelingse steun groter is, zal bezwijken optreden bij hogere spanningen. De grootte van de daarbij optredende vervormingen is sterk afhankelijk van de grondsoort.