Relatieve dichtheid en verdichtingsgraad
Zoals in paragraaf 2.1 reeds is opgemerkt, kan de in-situ-toestand van het materiaal grond voor wat betreft de ‘dichtheid’ of ‘pakking’ niet alleen in absolute zin (in t/m3 of kg/m3), maar ook in relatieve zin worden aangeduid. In dat laatste geval is minstens één referentiedichtheid nodig die bepaald wordt met behulp van een gestandaardiseerde proef op een representatief monster van het betreffende materiaal.
Wanneer één referentiedichtheid wordt toegepast, wordt daartoe gewoonlijk een maximumdichtheid gekozen (bijvoorbeeld verkregen met behulp van de proctorverdichting of de triltafelverdichting). Wanneer twee referentiedichtheden worden gebruikt om de dichtheid in relatieve zin aan te duiden, worden meestal een maximum- en een minimumdichtheid bepaald met behulp van gespecificeerde standaardlaboratoriumproeven. Zowel de maximum- als de minimumdichtheid is dus in principe een materiaaleigenschap.
De relatieve dichtheid of de verdichtingsgraad (of welke andere aanduiding ook van de ‘in-situ-pakking’) representeert de in het terrein (of in een laboratoriumproef) aangetroffen dichtheid in relatie tot die materiaaleigenschap(pen). Daarom dient bij elke relatieve dichtheid of verdichtingsgraad ook altijd te worden vermeld welke gestandaardiseerde proef is gebruikt om een referentiedichtheid te bepalen.