Voor- en nadelen van de proeven
Algemene bezwaren tegen de proctorproef zijn:
- Voor de constructie van de curve zijn volgens de meeste voorschriften minimaal vijf bepalingen nodig, hetgeen relatief veel tijd kost; wanneer voorts geen vloeiende curve door de gemeten punten kan worden getrokken, dient de proef te worden herhaald.
- De proef dient te worden uitgevoerd door een ervaren laborant.
- Bij gevaar voor vergruizing dient elke bepaling op nieuw representatief materiaal te worden uitgevoerd, hetgeen veel materiaal vergt; bij toepassing van de verzwaarde proctorproef dient deze maatregel sowieso toegepast te worden.
- Het type verdichting, in dit geval slagverdichting, heeft niet dezelfde mechanische effecten als de in de wegenbouwpraktijk meestal op niet-cohesief materiaal toegepaste trilverdichting.
- Het vochtgehalte waarbij het verdichtingseffect in de proef maximaal is, kan in de praktijk bij relatief doorlatende zanden vaak niet of alleen ten koste van grote inspanningen worden gerealiseerd.
Tegenover deze nadelen staan de volgende voordelen van de proctorproef:
- De proef kan, vanwege het feit dat hij overal bekend en wijd verbreid is, vrijwel overal in de wereld worden uitgevoerd.
- De nauwkeurigheid van het proefresultaat is relatief hoog: de maximumproctordichtheid en het optimumvochtgehalte kunnen met een nauwkeurigheid van 1 - 1,5% worden vastgesteld.
- Bij vochtgevoelige zanden wordt de invloed van het vochtgehalte duidelijk geregistreerd.
- Bij vochtongevoelige zanden kan een enkele proef op volkomen droog zand een goede referentiewaarde opleveren.
Een trilverdichtingsproef is in het algemeen veel gemakkelijker en sneller uitvoerbaar dan een proctorproef en levert qua nauwkeurigheid vergelijkbare resultaten op. Trilverdichting brengt echter ook de volgende bezwaren met zich mee:
- De triltafelverdichting in het laboratorium vormt een gebrekkig model van de verdichting in het terrein.
- Goedgegradeerd zand zal de neiging hebben tot ontmenging, waardoor lagere maximumdichtheden gevonden worden dan bij niet-ontmengd materiaal.
- De trilverdichting op waterverzadigd materiaal zal de fijne delen gemakkelijk doen uitspoelen, waardoor de korrelspreiding in het materiaal zal afnemen en een lagere dichtheid gemeten wordt dan voor niet-uitgespoeld materiaal.
- Omdat de trilverdichting als regel wordt uitgevoerd op droog of volledig verzadigd materiaal wordt geen inzicht verkregen in de vochtgevoeligheid.
De bepalingen van de minimumdichtheid vinden vanzelfsprekend alleen plaats indien een aanduiding van de relatieve dichtheid wordt verlangd in de vorm van een relatief poriëngehalte Rn of een relatief poriëngetal Re. Met andere woorden: ze vinden plaats op hetzelfde cohesieloze, bij voorkeur tamelijk eenkorrelige materiaal als waarop de trilverdichtingsproeven worden uitgevoerd.