Bijlage I Terminologie, definities en afkortingen
I.1 Begrippen met verklaring
Bindcapaciteit | Neiging van een mineraal aggregaat om – eventueel met toevoeging van activatoren – te verkitten. |
Binding | Vorm van cohesie, respectievelijk samenhang tussen korrels, veroorzaakt door componenten met bindcapaciteit in het materiaal. |
Bloemkool | Plaatselijke heffing van het wegoppervlak met eventueel radiale scheurvorming als gevolg van zwellende componenten in de fundering. |
Breukrek | Karakteristieke waarde van rek in een gebonden materiaal onder eenmalige bezwijkbelasting. |
Capillair | Haardunne buis of (in fijnkorrelige materiaal) poriekanaal |
Capillaire opstijging | Eigenschap van grondwater om in de poriën van fijnkorrelig materiaal op te stijgen tot boven het freatisch vlak. |
Capillaire werking | Vermogen van een materiaal om water aan te zuigen en vast te houden boven het freatisch vlak. |
Capillaire zone | Gebied boven de grondwaterspiegel waar de poriën ten gevolge van capillaire opstijging volledig gevuld zijn met water en de verzadigingsgraad 100 procent bedraagt. |
Carbona(ta)tie | Chemische reactie waarbij koolstofdioxide reageert met calciumhydroxide en daarbij het onoplosbare calciumcarbonaat vormt. |
CBR-proef | Californian Bearing Ratio; terrein- of laboratoriumproef waarbij een plunjer verplaatsingsgestuurd in het funderingsmateriaal wordt gedrukt en een spanningsvervormingsdiagram wordt geregistreerd, waaruit de CBR-waarde wordt afgeleid. |
CBR-waarde | Indexwaarde voor de draagkracht van korrelvormig materiaal, verkregen door het resultaat van de CBR-proef op dit materiaal te vergelijken met het standaardresultaat op gebroken rots. |
Chemische stabiliteit | Mate waarin een materiaal bestand is tegen de inwerking van chemische stoffen. |
Clegg hammer | Type in-situ-impactbelastingsproef ter bepaling van de mechanische kwaliteit van de ondergrond in de vorm van een Clegg Impact Value. |
Clegg Impact Value | Indexparameter, gemeten met behulp van de Clegg hammer. |
CMC-methode | Methode ter bepaling van de in-situdichtheid van korrelvormig materiaal waarbij een oplossing van CarboxyMethylCellulose (CMC) het volume van het gegraven gat vult. |
Cohesie | Sterkteparameter; maximale schuifspanning in een vlak waarlangs afschuiving in een korrelvormig materiaal optreedt zonder een normaalspanning op dat vlak uit te oefenen. |
Constructief gedrag | Gedrag van (een onderdeel van) een constructie onder belastingen. |
Constructieve gedragseisen | Eisen die specificeren hoe de wegconstructie aan de functie-eisen kan voldoen (deze eisen hebben betrekking op het gedrag van de funderingslaag). |
Continue VerdichtingsControle | Geavanceerde wijze van controle van de bereikte verdichtingskwaliteit door registratie en simultane verwerking van het reboundsignaal van de trilling die door de wals wordt geproduceerd. |
Dichtheid | Massa per eenheid van volume van korrelvormig materiaal, inclusief de poriën in en de holle ruimtes tussen de korrels; wordt ook aangeduid met volumieke massa. Men onderscheidt onder meer:
|
Doorlatendheid | Mate waarin een materiaal of constructielaag doorlatend is voor gas of water. |
Draagkracht | Vermogen van een verhardingslaag om een bijdrage te leveren aan de spreiding van spanningen ten gevolge van een wielbelasting zonder te leiden tot blijvende vervormingen in de onderliggende laag. |
Drainagegedrag | Mate waarin water kan worden afgevoerd door (een onderdeel van) een constructie. |
Droge dichtheid | Dichtheid van het bulkmateriaal exclusief het aanwezige water in de poriën. |
Drooglegging | Afstand tussen de bovenzijde van de verharding en de hoogteligging van de (schijn)grondwaterspiegel (inclusief eventuele opbolling) in de grondconstructie. |
Druksterkte | Weerstand tegen bezwijken en verlies van samenhang van gebonden materialen onder een drukbelasting. |
Dwarscontractie- coëfficiënt | Verhouding tussen de specifieke rekverandering loodrecht op en in de richting van een gegeven axiale spanningsverandering van een monster. Zie ook Poissongetal. |
Dynamische plaatbelastingsproef | Snelle in-situpulsbelastingsproef ter bepaling van de dynamische stijfheid van de verharding, funderingslaag of ondergrond met behulp van een valgewichtdeflectiemeter. |
Elasticiteit | Eigenschap waardoor een belast materiaal na ontlasting zijn oorspronkelijke vorm en volume weer aanneemt. |
Elasticiteitsmodulus | Stijfheidsparameter; verhouding tussen spanning en in de richting van de spanning optredende vervorming, gemeten over een gedefinieerd spanningsof vervormingstraject; ook bekend als Young’s modulus. |
Erosiebestendigheid | Weerstand van een materiaal tegen de eroderende werking van stromend water, regendruppels of wind. |
Erosiegevoeligheid | Gevoeligheid van een materiaal om te worden meegevoerd door wind, stromend water of regendruppels. |
Freatisch vlak | Niveau van het grondwater waar de hydrostatische spanning gelijk is aan de atmosferische druk. |
Fullercurve | Theoretische korrelverdelingcurve die leidt tot de grootste dichtheid van een mineraal aggregaat, dat wil zeggen de dichtheid waarbij de kleine korrels de poriën tussen de grote optimaal vullen. |
Functie-eis | Eisen die aan materialen en constructies wordt gesteld uit het oogpunt van hun gebruik. |
Gebruikerseisen | Eisen die een gebruiker stelt aan een weg en onderdelen daarvan. |
Haakweerstand | Sterkteparameters; cohesie en de hoek van inwendige wrijving van een materiaal als bepalende eigenschappen voor de weerstand tegen afschuiving. |
Hoek van inwendige wrijving | Sterkteparameter; hoek waarvan de tangent overeenkomt met de verhouding tussen de maximale schuifspanning in een vlak waarlangs afschuiving van een cohesieloze korrelmassa optreedt en de op dat vlak uitgeoefende normaalspanning; wrijvingshoek. |
Homogeniteit | Mate waarin een korrelig materiaal overal in het werk dezelfde eigenschappen heeft. |
Hydratatiekrimp | Interne volumeverandering van cementgebonden materiaal door reactie van ingemengd water en cement in de hydraatproducten, waardoor in cementsteen fijne poriën ontstaan; ook wel chemische of inwendige krimp genoemd. |
Indirecte treksterkte | Weerstand tegen bezwijken en verlies van samenhang van gebonden materialen onder een indirecte trekbelasting. |
Interlocking | Het in elkaar grijpen van met name de relatief hoekige en grovere korrels; samen met de weerstand tegen het over elkaar glijden van de korrels bepaalt dit verschijnsel de grootte van de hoek van inwendige wrijving. Ook bekend onder naam aggregate interlock. |
Kalkpit | Insluitsel van doodgebrande kalk in korrels die aanleiding kan geven tot plaatselijke volumevergroting met bloemkoolvorming tot gevolg. |
Kerven | Techniek van aanbrengen van een regelmatig patroon van inkepingen direct na aanleg van gebonden funderingen om latere negatieve effecten van scheurgroei te beheersen. |
Klankbodem | Begripsaanduiding voor de combinatie van een relatief stijve en weinig vervormbare onderlaag van een te verdichten constructielaag en een goede opsluiting van het constructiemateriaal, waardoor de verdichtings- en trillingsenergie zo effectief mogelijk over het te verdichten materiaal wordt verspreid en niet wordt geabsorbeerd in de onderlaag. |
Klink | Vermindering van de dikte van een grondlaag ten gevolge van (onder meer) samendrukking onder eigen gewicht, uitdroging en/of naverdichting door trillingen. |
Korreldichtheid | Massa per eenheid van volume van de korrels, inclusief de poriën in de korrels en exclusief vloeistoffen in de open poriën. |
Korrelsterkte | Weerstand van korrelmateriaal tegen bezwijken en slijtage onder invloed van belastingen van het korrelskelet. |
Korrelverdelingsdiagram | Verdeling naar grootte van de korrels van een korrelmassa, uitgedrukt in massaprocenten door bepaalde zeefdiameters; zeefcurve. |
Korrelvorm | Geometrie van de korrels (rondheid, platheid, langwerpigheid, hoekigheid annex oppervlakteruwheid). |
Krimp | Volumeafname van een materiaal, bijvoorbeeld ten gevolge van daling van het vochtgehalte en/of de temperatuur. |
Kruip | Volumeof vormverandering van een materiaal bij gelijkblijvende spanning. |
Los Angeles Abrasion Test | Laboratoriumproef ter bepaling van de korrelsterkte en afslijting van korrelmateriaal. |
Milieubelasting | Milieuhygiënische belasting van de omgeving door uitlogen van stoffen uit de constructie. |
Milieuprofiel | Aanduiding van de potentiële milieubelasting van een product. |
Mohr-Coulomb-omhullende | Omhullende van een serie Mohrse cirkels, die de bezwijkspanningstoestanden van een bepaald materiaal voorstellen onder invloed van combinaties van normaal- en schuifspanningen. |
Mohrse cirkel | Grafische voorstelling van de spanningen die werken op willekeurige vlakken in een gegeven punt binnen de constructie. |
Natte dichtheid | Dichtheid van het bulkmateriaal inclusief aanwezig water in de poriën. |
Ontmengings- gevoeligheid | Mate waarin een loskorrelig materiaal gevoelig is voor het ontstaan van een minder homogene korrelverdeling tijdens transport en verwerking. |
Ontspannen | Techniek van aanbrengen van een onregelmatig patroon van kleine scheurtjes tijdens de verhardingsfase van gebonden funderingen om latere negatieve effecten van scheurgroei te beheersen. |
Opdooi | Tijdens de dooi optredende verweking van grondlagen en funderingslagen, die ontstaat doordat het smeltwater niet kan afvloeien door dieper liggende, nog bevroren lagen; als gevolg hiervan treden onder invloed van verkeerslasten wateroverspanningen op. |
Optimumvochtgehalte | Vochtgehalte dat volgens de proctorcurve behoort bij de maximumproctordichtheid. |
Opvriezen | Omhoog komen van de toplaag door volumetoename van een grond- of funderingslaag door bevriezing van het in die laag aanwezige water. |
Permanente vervorming | Vervorming van een materiaal die na het verwijderen van de belasting aanwezig blijft. Deze deformatie is verantwoordelijk voor de spoorvormingsontwikkeling in wegconstructies. |
Plastische krimp | Scheurvorming met spinnenwebachtige structuur aan het oppervlak van een cementgebonden laag als gevolg van sterke uitdroging aan het oppervlak. |
Poissongetal | Factor die beschrijft hoe een materiaal wat betreft vervorming reageert onder een druk- of trekbelasting. |
Poriëngehalte | Poriënvolume van een materiaal, uitgedrukt als percentage van het totale volume dat het materiaal inneemt. Ook aangeduid met holle ruimte. |
Poriënwater | Water in de open ruimtes tussen en eventueel ook in de korrels. |
Proctorcurve | Gebogen lijn die het verband weergeeft tussen droge dichtheid en vochtgehalte van een monster waarop een bepaalde hoeveelheid verdichtingsenergie is uitgeoefend. |
Proctordichtheid | Maximumdrogedichtheid van korrelig materiaal die met behulp van de proctorproef wordt bepaald. |
Puzzolaan | Poedervormig toeslagmateriaal dat zich in combinatie met calciumhydroxide gedraagt als latent hydraulisch bindmiddel. |
Resiliënt modulus | Stijfheidsmodulus afhankelijk van de opgelegde spanning en steundruk. |
Samenstelling | Materiaalsoorten of chemisch-mineralogische componenten van het mineraalaggregaatmengsel uitgedrukt in hun relatieve aandeel. |
SCB-proef | Semi Circular Bending-test of ‘halve-maan’-proef. Proefopstelling waarmee de buigtreksterkte of de weerstand tegen scheurvorming van een materiaal kan worden bepaald. In de proef wordt gebruikgemaakt van half-cirkelvormige proefstukken. |
Scheurgevoeligheid | Weerstand tegen de doorgroei van scheuren van een materiaal. |
Schuifspanning | Spanning die evenwijdig aan een oppervlak wordt uitgeoefend. |
Schuifsterkte | Maximale weerstand tegen schuifspanningen en afschuiving. |
Schuifweerstand | Weerstand tegen bezwijken en verlies van samenhang van gebonden materialen onder een combinatie van druk-, trek- en schuifkrachten. |
Spatten | Aan het wegoppervlak zichtbare opbolling overdwars als gevolg van het uitzetten van gebonden funderingen en het overschrijden van de druksterkte van funderingsmateriaal. |
Stabiliteit | Mate van vormbehoud van een constructie onder invloed van eigen gewicht en verkeersbelastingen. |
Statische plaatbelastingsproef | Langzame in-situproef ter bepaling van de stijfheids- en vervormingseigenschappen (stijfheidsmodulus en beddingsconstante) van de ondergrond of de verharding. |
Sterkte | Weerstand tegen opgelegde belasting en afschuiving. |
Stijfheid(smodulus) | Weerstand tegen vervorming; verhouding tussen belasting en elastische vervorming van een materiaal; elasticiteitsmodulus. |
Stijfheidsmodulus van de ondergrond | Stijfheidsparameter; verband tussen de verticale spanning onder een belastingsplaat en de zakking van de ondergrond als functie van vorm en grootte van het belaste oppervlak; plaatbelastingsmodulus of ondergrondmodulus. |
Stroefheid | Wrijvingsweerstand tussen een voertuigband en het wegoppervlak. |
Temperatuur- gevoeligheid | Mate waarin een materiaal krimpt of uitzet bij verlaging of verhoging van temperatuur. |
Temperatuurrek | Rek in een gebonden materiaal die optreedt ten gevolge van temperatuursveranderingen. |
Textuur | Vorm, grootte en rangschikking van de oneffenheden op een oppervlak; microtextuur heeft betrekking op het oppervlak van de afzonderlijke korrels; macrotextuur op het oppervlak als geheel. |
Treksterkte | Maximale weerstand tegen bezwijken en verlies van samenhang van gebonden materialen onder een directe trekbelasting. |
Triaxiaalproef | Proef ter bepaling van mechanische eigenschappen van korrelvormig materiaal, waarbij een cilindrisch materiaalmonster, omhuld door een membraan, wordt onderworpen aan een zijdelingse steundruk en daarna verplaatsingsgestuurd axiaal wordt belast. |
Uitdrogingskrimp | Volumeverkleining van cementgebonden materialen als gevolg van het door uitdroging uittreden van niet-gebonden water; ook wel hygrische krimp genoemd. |
Uithardingskrimp | Combinatie van uitdrogingskrimp en verhardingskrimp. |
Uitlevering | Volumevergroting die ontstaat bij het ontgraven van grond of een ander mineraal aggregaat; door de dichte schikking van de korrels is het poriënvolume van het ongeroerde materiaal altijd kleiner dan nadat datzelfde materiaal ontgraven is, met als gevolg dat het volume van het ontgraven materiaal los gestort en bij hergebruik met een lagere dichtheid altijd groter is dan de inhoud van de gegraven put. |
Uitlooggedrag | Mate waarin onder invloed van water stoffen, respectievelijk chemische bestanddelen, vrijkomen en uitspoelen uit de materialen of de constructie. |
Valgewicht- deflectiemeting | In-situmeting waarmee de draagkracht van verhardingslagen kan worden bepaald; de door een vallende massa opgewekte pulsbelasting laat de constructie doorbuigen; deze doorbuiging wordt aan het oppervlak door sensoren op verschillende afstanden van het lastmidden gemeten. |
Verdichten | Realisatie van een volumeverkleining dan wel een grotere dichtheid van een ongebonden materiaal door mechanische handelingen; samendrukkingsproces. |
Verdichtbaarheid | Mate waarin de beoogde dichtheid van een materiaal kan worden gerealiseerd. |
Verdichtingsgewilligheid | Gemak waarmee een korrelig materiaal zich laat verdichten; ook verward met de term verdichtbaarheid. |
Verdichtingsgraad | Verhouding tussen de in situ droge dichtheid (bulkdichtheid) en een gestandaardiseerde maximumproctordichtheid; mate van verdichting. |
Verhardingskrimp | Volumeverkleining van cementgebonden materiaal ten gevolge van afkoeling door de afnemende hydratiewarmte tijdens het verhardingsproces; ook wel temperatuurkrimp genoemd. |
Verkitting | Binding van korrels door kalk, cement, klei en dergelijke; hechting. |
Vermoeiing | Verschijnsel waarbij een materiaal bezwijkt als gevolg van een groot aantal lastherhalingen elk kleiner dan de bezwijksterkte. |
Verpapping | Verfijning van een materiaal met meestal geringe korrelsterkte onder invloed van vocht en bouwverkeer, leidend tot verweking. |
Verweking | Verlies aan samenhang in een grond- of korrelmassa ten gevolge van door bouwverkeer opgewekte poriënwateroverspanningen, die de korrelspanningen doen verminderen tot nul, zodat vervloeiing optreedt. |
Verzadigingsgraad | Verhouding van het volume van het poriënwater en het totale volume van de poriën. |
Vlakheid | Verhardingskenmerk bestaande uit de schadevormen dwarsonvlakheid, langsonvlakheid en lokale oneffenheden. |
Vocht | Water in grond of mineraal aggregaat boven de grondwaterspiegel. |
Vochtbestendigheid | Weerstand van korrelmateriaal tegen bezwijken onder invloed van fysische inwerking van water in vloeibare of dampvorm. |
Vochtgehalte | Verhouding tussen de massa van het poriënwater in een korrelig materiaal en de massa van de droge stof van dat materiaal (in % m/m). |
Vochtgevoeligheid | Mate waarin mechanische eigenschappen, zoals stijfheid en wrijvingseigenschappen, van een loskorrelig materiaal wijzigen door de aanwezigheid van vocht of verandering van het vochtgehalte. |
Volumebestendigheid | Weerstand van een materiaal tegen zwel. |
Volumevergroting | Zie Zwel. |
Volumieke massa | Massa per eenheid van volume. |
Vormvastheid | Mate waarin (een onderdeel van) een constructie de gerealiseerde vorm en het gegeven volume behoudt onder invloed van krimp, zwel en (na)verdichting. |
Vorstbestendigheid | Mate waarin een materiaal bestand is tegen de gevolgen van bevriezing van water dat in de poriën aanwezig is. |
Vorstgevoeligheid | Eigenschap van een materiaal om bij bevriezing water uit de omgeving aan te trekken naar het vorstfront in het materiaal, met als het gevolg dat het volume en het vochtgehalte van het materiaal toenemen. |
Vorstheffing | Omhoogkomen van een toplaag of grond door volumetoename van een onderliggende laag als gevolg van bevriezing van het daarin aanwezige water. |
Waterdoorlatende bestrating | Bestrating waarbij de straatstenen doorlatend zijn voor oppervlaktewater en waarbij het water infiltreert in de fundering en daar tijdelijk wordt gebufferd en vertraagd wordt afgevoerd naar de ondergrond en nabijgelegen sloten. |
Waterdoorlatendheid | Verhouding tussen het verhang en de doorstroomsnelheid van water; drainagecapaciteit van volledig verzadigd materiaal. |
Waterpasserende bestrating | Bestrating met ondoorlatende stenen waarbij oppervlaktewater via de voegen tussen de stenen infiltreert in de fundering en daar tijdelijk wordt gebufferd en vertraagd wordt afgevoerd naar de ondergrond en nabijgelegen sloten. |
Zwel | Volumevergroting van een materiaal veroorzaakt door toename van het vochtgehalte, hydratatie of chemische reactie, die mede afhankelijk is van de aard van het materiaal en de druk die op het materiaal wordt uitgeoefend. Denk bijvoorbeeld respectievelijk aan zwellende kleimineralen, hydratatie van kalkpitten en ettringietvorming. |
I.2 Afkortingen met verklaring
AEC | Afvalenergiecentrale |
AGRAC | Asfaltgranulaat gebonden met cement (asfaltgranulaatcement) |
AGREC | Asfaltgranulaat gebonden met bitumenemulsie en cement |
AGREM | Asfaltgranulaatemulsie |
AP04 X | Erkende partijkeuring conform Besluit bodemkwaliteit |
AS 1000 | Erkende Nederladse monsternemingsmethode |
AVI | Afvalverbrandingsinstallatie |
BESCON | Nederlands ontwerprogramma voor betonstraatsteenverhardingen |
BRAC | Breekasfaltcement |
BRL | Nationale beoordelingsrichtlijn |
BSA | Bouw- en sloopafval |
CARE | Computer Aided Road Engineering |
CASH | Calciumaluminiumsilicaathydraat |
CBR | California Bearing Ratio |
CE | Conformité Européenne |
CEM | Cementcode |
CIMpel | Ontwerpprogramma Centrum voor Immobilisatie |
CPR | Construction Products Regulation |
CROW | Nationaal kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte |
CSH | Calciumsilicaathydraat |
CTB | Cement-Treated Base |
CVC | Continue VerdichtingsControle |
DBFM | Design, Build, Finance and Maintain |
DC | Design and Construct |
DCM | Design, Construct and Maintain |
DoP | Declaration of Performance |
DPB | Dynamische plaatbelastingsproef |
EC | Electric conducitivy (elektrisch geleidingsvermogen) |
ELO | Elektrostaaloven |
EMVI | Economisch meest voordelinge inschrijving |
EN | Europese norm |
EPD | Eenpuntsproctordichtheid Environmental Product Declaration |
FEV | Fabrikant-eigenverklaring |
FI | Flakiness Index (vlakheidsindex platte stukken) |
FWD | Falling Weight Deflectometer (valgewichtdeflectiemeter) |
GPR | Ground Penetrating Radar |
gps | Global Positioning System |
gww | Grond- weg- en waterbouw |
IBC | Isoleren, Beheersen, Controleren |
ISO | International Organization for Standardization |
KMW | Keuzemodel wegconstructies |
KOMO | Kwaliteitskeurmerk in de Nederlandse bouw |
LA | Los Angeles abrasion value |
LCA | Life cycle Costing Analysis |
LD | Linz-Donawitz staalprocedé |
LIDAR | Light detection and ranging Laser imaging detection and ranging |
L/S | Liquid/solid (verhouding vloeistof en vaste stof) |
LWD | Light Weight Deflectometer |
MKI | Milieukostenindicator |
MPD | Maximumproctordichtheid |
MRPI | Milieurelevante productinformatie |
NEN | Nederlandse norm |
NL-BSB | Productkeurmerk |
OIA | Ontwerpinstrumentarium asfaltverhardingen |
PKP | Projectkwaliteitsplan |
PMP | Projectmanagementplan |
RAMS | Reliability, availability, maintainability, safety |
RAMSSHEEP | Reliability, availability, maintainability, safety, security, health, environment,economics, politics |
RAW | Rationalisatie en automatisering grond-, water- en wegenbouw |
SCB | Semi Circular Bending-test Systeemgerichte Contractbeheersing |
SBK | Stichting Bouwkwaliteit |
SE | Systems Engineering |
SIKB | Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer |
SKAO | Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden en Ondernemen |
SMART | Specifiek, meetbaar, aanvaardbaar, realistisch, tijdgebonden |
SOA | Specificaties Ontwerp Asfaltverhardingen |
SPB | Statische plaatbelastingsproef |
UAV | Uniforme Administratieve Voorwaarden (voor de uitvoering van werken) |
UAVgc | Uniforme Administratieve Voorwaarden voor geïntegreerde contractvormen |
VENCON | Nederlands ontwerprogramma voor wegverhardingen in cementbeton |
zoab | Zeer open asfaltbeton |