Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek funderingsmaterialen in de wegenbouw
Deze tekst is gepubliceerd op 22-04-14

Verdichtingsgraad

Mede gezien de grote invloed op de eindkwaliteit van de funderingslaag, vereist de bepaling van de verdichtingsgraad de nodige aandacht. Het komt regelmatig voor dat tijdens de uitvoering van de werkzaamheden de verdichtingsgraad niet conform de voorschriften uit de Standaard RAW Bepalingen 2015 wordt gecontroleerd. De betrouwbaarheid van het resultaat komt daarmee ter discussie te staan. Uit dit oogpunt verdienen de volgende punten voortdurende aandacht:
  • Aantal proeven voor bepaling van verdichtingsgraad
    Voor steenmengsels schrijven de Standaard RAW Bepalingen 2015 voor hoeveel proeven per eenheid van oppervlakte moeten worden uitgevoerd. Bij geïntegreerde contracten wordt, afhankelijk van projectspecifieke condities, risico’s et cetera, in het keuringsplan vastgelegd op welke wijze de verdichting wordt gecontroleerd.
  • Plaats van meting
    Om een goed beeld te krijgen van een vak, moeten de locaties aselect worden uitgezet bij de monsterneming. Als alle metingen in de hartlijn van de fundering worden genomen, waar de verdichtingsapparatuur goed bij kan komen, is de kans groot dat de verdichtingsgraad aan de eisen voldoet. Het verdient aanbeveling om ook metingen op meer kritische locaties van het werk uit te voeren, zoals langs de zijkant, nabij kolken en dergelijke.
  • Referentiedichtheid
    Controleer of de opgegeven referentiedichtheid, waarmee de verdichtingsgraad is berekend, wel reëel en representatief is voor het gebruikte funderingsmateriaal. Een lagere referentiedichtheid leidt tot een hogere verdichtingsgraad. Wanneer blijkt dat de eenpuntsproctordichtheid van het materiaal op een hoger niveau ligt, zullen de werkelijke verdichtingsgraden in het werk lager zijn dan contractueel vereist.
Met de nucleaire meetmethode kan snel op meerdere locaties de dichtheid van de funderingslaag in het werk worden bepaald. De Standaard RAW Bepalingen 2015 bieden daarnaast de mogelijkheid om de grindvervangingsmethode te hanteren voor de bepaling van deze dichtheid. Beide methoden geven een goede weergave van de in het werk bereikte dichtheid, maar hebben als nadeel dat een betrouwbare uitvoering absoluut om een ervaren laborant vraagt. Voor de nucleaire meting is de inzet van een daartoe bevoegde laborant zelfs wettelijk verplicht.
Uitsluitend ervaringdeskundigen zijn in staat om aan de hand van het type wals en het aantal walsovergangen een indruk te krijgen van de mate van verdichting. Er zijn bestekken waarin gevraagd wordt dit aantal walsovergangen op een klein deel van het werk vast te stellen. Dit is een simpele methode om een eerste indruk (en niet meer dan dat) te krijgen of over het hele werk de verdichtingsgraad is gehaald. Aanbevolen wordt bij aanvang van de verdichtingswerkzaamheden een verdichtingsproefvak aan te leggen om het aantal walsovergangen vast te stellen dat nodig is om de vereiste verdichtingsgraad te bereiken. Bij een oplopend aantal walsovergangen wordt per walsgang de dichtheid gemeten met behulp van de grindvervangingsmethode en/of de nucleaire meetmethode.
De grindvervangingsmethode is vanwege de benodigde doorlooptijd alleen een praktische meetmethode voor de laatste walsgang. De dichtheidsmetingen worden herhaald totdat het aantal walsgangen is bereikt waarbij geen toename van de dichtheid meer wordt geconstateerd. Dit aantal walsovergangen kan dan op de rest van het werk worden gehanteerd onder de voorwaarden dat het funderingsmateriaal, de kwaliteit van de ondergrond en het vochtgehalte van het funderingsmateriaal van het totale werk overeenstemmen met die van het verdichtingsproefvak. Om de verdichtingsgraad werkelijk vast te stellen, blijft een verdichtingscontrole noodzakelijk.
De laatste jaren worden walsen ingezet waarbij de wals zelf een ‘verdichtingsgraad’ onder de machine meet en registreert op basis van drukreflecties vanuit de funderingslaag en ondergrond onder de wals. Met dit type wals kan een goede indruk worden gekregen van de gelijkmatigheid van de verdichting over het werkvak [64]. De gemeten waarde van deze ‘verdichtingsgraad’ heeft evenwel geen directe relatie met de werkelijke verdichtingsgraad, zodat de klassiek verdichtingscontrole met de nucleaire meetmethode of grindvervangingsmethode noodzakelijk blijft. De voornoemde controletechniek wordt aangeduid met de term ‘Continue VerdichtingsControle (CVC)’
Het optreden van verminderde verdichting kan diverse oorzaken hebben, zoals:
  • te slechte ondergrond in relatie tot type wals (geen klankbodem);
  • verkeerd type wals of een te zware wals (dynamische versus statische wals of rol);
  • onjuist vochtgehalte;
  • onjuiste laagdikte;
  • verkeerde samenstelling (verbrijzeling);
  • verkeerde korrelverdeling;
  • verkeerde korrelvorm.
Tabel 9.3 geeft een indruk van het effect van een 1 procent te lage verdichtingsgraad op de uiteindelijke levensduur van een asfaltverhardingsconstructie [62]. Het zijn juist de laatste 2 à 5 procent in de verdichtingsgraad die het verschil maken.
Tabel 9.3. Effect van 1 procent geringere verdichtingsgraad fundering op levensduur asfaltweg
ReferentieverhardingAfname in levensduur bij gelijkblijvende laagdiktes Extra asfaltdikte bij gelijkblijvende levensduur
300 mm menggranulaat op hoofdweg 2% 1 mm
300 mm hydraulisch menggranulaat op hoofdweg 5% 3 mm
250 mm cementgebonden asfaltgranulaat op hoofdweg20%15 mm
250 mm zandcement op hoofdweg25%15 mm
250 mm cementgebonden asfaltgranulaat op zwaarbelaste weg30%10 mm
250 mm zandcement op zwaarbelaste weg25%10 mm