Analyse praktijkcases van wegbeheerders
Aan een aantal wegbeheerders in het westen van het land is gevraagd om voorbeelden te geven van overgangsconstructies waarmee problemen zijn ondervonden. Op basis van deze informatie is de lijst van de belangrijkste schademechanismen en oplossingen (typen overgangsconstructies, dan wel onderhoudstechnieken) aangepast.
De volgende wegbeheerders hebben voorbeelden aangedragen van problemen bij overgangsconstructies:
- Provincie Zuid Holland – kunstwerken 37D03 (N21 8), 37F29 (N470 oud), 37F35 en 37F36 (beide N470 nieuw);
- Gemeente Den Haag – Brugnummer 673, kruising Rijswijkse Landingsbaan met A1 3 (hooggelegen);
- Provincie Noord Brabant – Doornsebrug N322 laaggelegen en Mark-Vlietbrug N268 hooggelegen;
- Waterschap Rivierenland – Betonbrug nr. 53,
Betonduiker nr. 118 en Betonbrug nr. 196; - Rijkswaterstaat – Schalkwijkse brug, V Viaducten in A28 (17C-304 Pesse en 12D-102 Rhee) en Viaduct in A27 38G-105-01 (Voegovergang afgebroken).
In dit hoofdstuk zijn vier nieuwbouw- en vier herstelcases uitgewerkt. De opgestelde keuzematrices voor nieuwbouw en herstel zijn toegepast op deze praktijkvoorbeelden. De LCCkosten betreffen de totale kosten (optelling bouw- en onderhoudskosten of herstel- en onderhoudskosten). De LCC-kosten zijn uitgedrukt in verhoudingsfactoren (LCC-factoren) ten opzichte van de basisoplossing voor nieuwbouw of van de huidige situatie voor herstel.
Voor nieuwbouw geldt als basisoplossing (1.4a): een aardebaan met toepassing van verticale drainage en/of voorbelasting. Voor herstel geldt als huidige situatie (3.3b – groot onderhoud): stootplaat ophalen en nieuwe funderings- en asfaltlaag aanbrengen. Opgemerkt wordt dat van de N470 praktijkcase wel voldoende informatie beschikbaar is. De andere cases zijn als studiecases beschouwd omdat er onvoldoende informatie opgegeven is. Voor het toepassen van de keuzematrices zijn reële uitgangspunten gehanteerd.