Voegen, wapening en glijlagen
Wanneer bovenop het schuimbeton een asfaltof betonverharding wordt aangebracht, moeten voorzieningen worden getroffen om scheurreflectie tegen te gaan. Deze kunnen bestaan uit het zagen van voegen in het schuimbeton of het aanbrengen van een glijlaag op het schuimbeton. Als tussen het schuimbeton en de asfalt- of betonverharding een tussenlaag van zand of ongebonden funderingsmateriaal wordt toegepast, hoeven geen voorzieningen te worden getroffen.
De noodzaak om krimpvoegen aan te brengen in het schuimbeton en de wijze waarop dat gebeurt, zijn afhankelijk van de gekozen wegconstructie met schuimbeton. De krimpvoegen worden aangebracht om scheurvorming in het schuimbeton gecontroleerd te laten plaatsvinden. Het schuimbeton zal namelijk als eerste scheuren ter plaatse van de zwakste (dunste) plek. Een andere mogelijkheid om scheurreflectie tegen te gaan is het aanbrengen van een glijlaag. Deze wordt ook wel een Stress Absorbing Membrane Interlayer genoemd (SAMI).
De genoemde voorzieningen verkleinen de kans op scheurreflectie, maar bieden geen volledige garantie dat er geen scheuren doorgroeien vanuit de schuimbetonfundering.
Ongewapende betonverharding
Wanneer als toplaag een ongewapende betonverharding wordt toegepast, zullen daarin krimpvoegen worden aangebracht om de betonplaten op een regelmatige afstand gecontroleerd te laten scheuren. Geadviseerd wordt om de schuimbetonfundering ter plaatse van de (later aan te brengen) krimpvoegen in de betonverharding in te zagen. Hierdoor worden de verschillen in beweging tussen beide constructies beperkt.
Wanneer als toplaag een ongewapende betonverharding wordt toegepast, zullen daarin krimpvoegen worden aangebracht om de betonplaten op een regelmatige afstand gecontroleerd te laten scheuren. Geadviseerd wordt om de schuimbetonfundering ter plaatse van de (later aan te brengen) krimpvoegen in de betonverharding in te zagen. Hierdoor worden de verschillen in beweging tussen beide constructies beperkt.
Doorgaand gewapende betonverharding
In een doorgaand gewapende betonverharding worden geen krimpvoegen aangebracht. In het onderliggende schuimbeton hoeven dan ook geen krimpvoegen te worden aangebracht. Het is wel noodzakelijk om een glijlaag (SAMI) aan te brengen tussen de fundering van schuimbeton en het doorgaand gewapende beton. Hierdoor kan de doorgaand gewapende betonverharding afzonderlijk van het schuimbeton bewegen.
In een doorgaand gewapende betonverharding worden geen krimpvoegen aangebracht. In het onderliggende schuimbeton hoeven dan ook geen krimpvoegen te worden aangebracht. Het is wel noodzakelijk om een glijlaag (SAMI) aan te brengen tussen de fundering van schuimbeton en het doorgaand gewapende beton. Hierdoor kan de doorgaand gewapende betonverharding afzonderlijk van het schuimbeton bewegen.
Asfaltverharding
Een asfaltverharding kan direct op een fundering van schuimbeton worden aangebracht. Voor dunne asfaltverhardingen, met een dikte minder dan 14 cm, moet een glijlaag worden aangebracht tussen het schuimbeton en de asfaltverharding. Deze glijlaag werkt als een membraam dat scheurreflectie tegengaat. Voor asfaltverhardingen met een dikte groter dan 14 cm kan deze glijlaag in theorie achterwege blijven. Om de kans op scheurreflectie zo klein mogelijk te maken, wordt echter ook voor de dikkere asfaltverhardingen een glijlaag aanbevolen.
Een asfaltverharding kan direct op een fundering van schuimbeton worden aangebracht. Voor dunne asfaltverhardingen, met een dikte minder dan 14 cm, moet een glijlaag worden aangebracht tussen het schuimbeton en de asfaltverharding. Deze glijlaag werkt als een membraam dat scheurreflectie tegengaat. Voor asfaltverhardingen met een dikte groter dan 14 cm kan deze glijlaag in theorie achterwege blijven. Om de kans op scheurreflectie zo klein mogelijk te maken, wordt echter ook voor de dikkere asfaltverhardingen een glijlaag aanbevolen.