Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Ondiepe sonderingen
Deze tekst is gepubliceerd op 24-02-14

Algemene beschrijving

De twee proefvakken met grof zand zijn ten noorden van de Willemsvaart gesitueerd. Elk proefvak, met nominale laagdikte van 0,5 m, bestaat uit drie subvakken met verschillende mate van verdichting. De proefvakken zijn aangebracht op de al aanwezig ophoging van circa drie meter ander grof zand. Er bleek echter een substantieel aandeel korrels groter dan 2 mm in het zand voor te komen, waardoor de steekringmethode niet geëigend was voor de dichtheidsmeting. Als alternatief is de zandmethode toegepast. Tevens is de referentiedichtheid niet bepaald als de maximumproctordichtheid, maar als de eenpuntsproctordichtheid. De proefvakken grof zand bestaan elk uit een laag met het heersende vochtgehalte. Het tweede proefvak is aangebracht op het eerste, nadat dit in zijn geheel maximaal was verdicht. Aan de hand van de uitdraai van de CVC-meting zijn per subvak vijf meetpunten bepaald voor de dichtheid (zandvervangings- en nucleaire methode) en is in elk meetpunt een handsondering (penetrologger) uitgevoerd.
De drie proefvakken met fijn zand zijn ten zuiden van de Willemsvaart gesitueerd. De proefvakken zijn aangebracht op de al aanwezig ophoging van circa 1 meter fijn zand. Elk proefvak, met nominale laagdikte van 0,5 m, heeft als uitgangspunt drie subvakken met verschillende mate van verdichting. De proefvakken zijn telkens op elkaar aangebracht, nadat het onderliggende vak maximaal was verdicht. De eerste twee proefvakken zijn uitgevoerd onder de heersende vochtomstandigheden van het zand. Bij het derde proefvak is door middel van sproeien gepoogd het vochtgehalte te verhogen tot 2 procent onder het voor het zand geldende optimumvochtgehalte. Naast de meting van de dichtheid op twee diepten (steekringmethode: 10 en 25 cm; nucleaire methode: 15 en 30 cm), is tevens in elk meetpunt een handsondering (penetrologger) uitgevoerd.
Bij Veghel zijn dus de volgende variabelen onderzocht:
  • type materiaal: grof grindhoudend zand (ten noorden van de Willemsvaart) en fijn siltig zand (ten zuiden van de Willemsvaart);
  • het aantal walsovergangen (er zijn metingen verricht na 1, 3 en na 6 walsovergangen);
  • het vochtgehalte; één keer is het vak met fijn zand door middel van kunstmatige beregening bevochtigd.
In elk vak zijn steeds op vijf punten handsonderingen met de penetrologger en dichtheidsmetingen uitgevoerd. Alle metingen, behalve die na kunstmatige verhoging van het vochtgehalte, zijn op twee achtereenvolgende lagen herhaald.