Trilwalsen; specificaties en inzet
Binnen de mogelijke variaties van de Franse RTR 1976 voor grondwerken in de wegenbouw is op machinegebied in eerste instantie geen plaats ingeruimd voor trilplaten, aangezien ervan werd uitgegaan dat de verdichting van weglichamen momenteel hoofdzakelijk plaatsvindt met behulp van trilrollen. Ook in Nederland is dat, zij het in mindere mate, het geval. Als gevolg daarvan is gekozen voor proefvakverdichting met behulp van trilwalsen. Overigens is later wel, in aanvulling op RTR 1976 een bundel specificaties voor gebruik van trilplaten verschenen.
Toen, voorafgaand aan de proefvakmetingen op hetzelfde terrein een tweetal proefvakken werd uitgevoerd om de opzet en organisatie van de eigenlijke proefvakken te testen werd onder andere gebruik gemaakt van een getrokken trilrol, merk ABG, type AW 165. Het lag voor de hand om deze in Nederland vaak toegepaste lichte wals wederom in te zetten op de onderhavige proefvakseries. Verder is daarbij gekozen voor een type gangbare wals die qua zwaarte en classificatie relatief sterk verschilt van het genoemde lichte walstype; daarom werd een getrokken trilrol toegepast, merk HAMM, type RVT 300. De machinespecificaties van de beide toegepaste trilwalsen zijn samengevat in de tabel van figuur 3.16.
Toen, voorafgaand aan de proefvakmetingen op hetzelfde terrein een tweetal proefvakken werd uitgevoerd om de opzet en organisatie van de eigenlijke proefvakken te testen werd onder andere gebruik gemaakt van een getrokken trilrol, merk ABG, type AW 165. Het lag voor de hand om deze in Nederland vaak toegepaste lichte wals wederom in te zetten op de onderhavige proefvakseries. Verder is daarbij gekozen voor een type gangbare wals die qua zwaarte en classificatie relatief sterk verschilt van het genoemde lichte walstype; daarom werd een getrokken trilrol toegepast, merk HAMM, type RVT 300. De machinespecificaties van de beide toegepaste trilwalsen zijn samengevat in de tabel van figuur 3.16.
[ link ]
Figuur 3.16 Specificaties van de gebruikte lichte en zware trilwal
Volgens de RTR 1976-classificatie behoort de lichte trilwals met een lijnbelasting van 22,3 kN/m’ tot de categorie V1a en de zware met een lijnbelasting van 46,5 kN/m’ tot de categorie V4a.
De in paragraaf 3.3.5 van dit hoofdstuk gepresenteerde tabellen van figuur 3.6a+b+c geven voor de verschillende grondsoorten en verdichtingsmachines aan welke (verdichte) laagdikte e moet worden toegepast om een verdichtingsgraad van 95% mpd bij ‘ophoging’ respectievelijk 100% mpd bij ‘zandbed’ te realiseren. Tevens kan daaruit worden afgeleid hoeveel walsovergangen N daarvoor nodig zouden zijn. Voor alle proefvakken zijn verwerkingsomstandigheden voor wat betreft vochtgehalte van het zand en weersomstandigheden aangehouden overeenkomstig code 2.2, een code die in het algemeen redelijk overeenkomt met Nederlandse omstandigheden. Een en ander resulteert in de tabel van figuur 3.17.
Opgemerkt zij daarbij nog dat de zware trilwals op zand D1 volgens de Franse tabellen geen verdichtingsgraad van 100% mpd, zoals voorgeschreven voor het zandbed, kan bewerkstelligen. Omdat de bewuste trilwals qua zwaarte bijna als V3a moest worden geclassificeerd zijn in dit geval de waarden van e en Q/S voor dat walstype aangehouden.
[ link ]
Figuur 3.17 Aanbevelingen voor laagdikten en aantallen walsovergangen in de proefvakken op basis van RTR 1976
De tabel van figuur 3.17 geeft eveneens aan voor welke in de vier proefvakken toe te passen onverdichte laagdikten de werkgroep op basis van de aanbevelingen volgt RTR 1976 en met inachtneming van diverse overwegingen van praktische en traditionele aard heeft gekozen; deze onverdichte laagdikten zijn voor de lichte respectievelijk de zware wals in de langsdoorsneden van figuur 3.18 vermeld, waar de plattegrond met de situering van de proefvakken is ingetekend.
De proefvakken werden steeds in dezelfde richting overreden; de vakken 7, 5, 3 en 1 door de lichte wals, vakken 8, 6, 4 en 2 door de zware wals. De grootte van de proefvakken bedroeg circa 60 m2; de lengte was circa 10 m, de breedte circa 6 m.
In het algemeen werd volstaan met twee laagdikten per zandsoort; beide laagdikten werden vervolgens ook met beide trilwalsen verdicht. Bij het proefvak met Echteld-zand werden onder de zware rol zelfs drie laagdikten toegepast. In totaal werden dus 17 situaties verdicht: 8 met de lichte wals en 9 met de zware wals. De trilfrequenties tijdens de proevenseries bedroegen 25 à 30 Hz voor de lichte en circa 25 Hz voor de zware rol.
De proefvakken werden steeds in dezelfde richting overreden; de vakken 7, 5, 3 en 1 door de lichte wals, vakken 8, 6, 4 en 2 door de zware wals. De grootte van de proefvakken bedroeg circa 60 m2; de lengte was circa 10 m, de breedte circa 6 m.
In het algemeen werd volstaan met twee laagdikten per zandsoort; beide laagdikten werden vervolgens ook met beide trilwalsen verdicht. Bij het proefvak met Echteld-zand werden onder de zware rol zelfs drie laagdikten toegepast. In totaal werden dus 17 situaties verdicht: 8 met de lichte wals en 9 met de zware wals. De trilfrequenties tijdens de proevenseries bedroegen 25 à 30 Hz voor de lichte en circa 25 Hz voor de zware rol.
[ link ]
Figuur 3.18 Plattegrond van de proefvakken met langsdoorsneden
De trilrollen werden getrokken door een wiellader (Caterpillar type 966). De machines werden door de wiellader met een snelheid van 2 à 3 km/h steeds in dezelfde richting over de proefvakken getrokken.
De achtereenvolgende walsgangen vonden plaats met een overlapping van 0,10 m à 0,15 m. Gezien de toegepaste walsbreedten waren er in de proefvakken voor de lichte wals daardoor 4 parallelle walsgangen voor één overgang nodig, in de vakken voor de zware wals 3 walsgangen.