Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Werken met de richtlijn IBC-maatregelen
Deze tekst is gepubliceerd op 17-11-15

I Evaluatie van werken met gebonden teerhoudend asfalt

I.1 Randafwerking met bentonietmat en schone schouder
Algemene gegevens
In de Berencamperweg te Nijkerk is in 1995 door Rijkswaterstaat een fundering aangebracht van TAGRAC. Op het asfaltgranulaat is een asfaltlaag van 170 mm aangebracht. Als isolatie van de rand van de fundering zijn in een deel van het werk bentonietmatten aangebracht; in een ander deel is een schone-schouderconstructie toegepast.
Rijkswaterstaat was opdrachtgever van het werk. De provincie Gelderland was zowel wegbeheerder als bevoegd gezag.
Constructie
De constructie betreft een in de Richtlijn beschreven standaardtoepassing van cementgebonden teerhoudend asfaltgranulaat in een wegfundering.
De constructie-opbouw is als volgt:
  • zandbed conform de Standaard RAW Bepalingen;
  • 250 mm fundering van TAGRAC + 50 mm AGRAC;
  • 170 mm asfalt;
  • isolatie deels met bentonietmat van 750 mm breed (type bentofix CL-5059-05);
  • isolatie deels met schone-schouderconstructie van cementgebonden niet-teerhoudend asfaltgranulaat.
Melding
Het project is gemeld bij de provincie, die toestemming heeft verleend voor de hierboven beschreven constructie. De provincie heeft als extra eis gesteld dat uitloogproeven werden uitgevoerd (stand- of diffusieproeven) op het gebonden teerhoudend asfaltgranulaat om te bezien of er geen anorganische stoffen uitloogden. Uit de resultaten bleek dat dit niet het geval was.
Uitvoering
ij de uitvoering wordt onderscheid gemaakt in het deel met bentonietmatten en het deel met de schone-schouderconstructie.
De uitvoering van het deel met betonietmatten is gestart met het graven van een cunet overeenkomstig de aan te brengen funderingsbreedte. Op de randen van het cunet zijn de bentonietmatten uitgerold. Bij het uitrollen van de matten kwam bentoniet vrij, waardoor het uitrollen en later ook het omslaan van de mat een ‘stoffig’ werk werd.
Vervolgens is het mixed-in-plant cementgebonden TAGRAC aangevoerd en na uitrijden geprofileerd en verdicht. De matten zijn met mankracht om de fundering gevouwen. Dit laatste was een zwaar karwei. Indien een vouw in de omgeslagen mat ontstond, was het niet goed mogelijk de mat glad en strak om de fundering heen te vouwen. Het totale oppervlak van de fundering, inclusief de op de fundering liggende rand van de bentonietmat, is afgespoten met bitumenemulsie. Hierover is in drie gangen een 170 mm dikke asfaltlaag aangebracht.
Ook voor het deel met de schone schouder is een cunet uitgegraven waarna, met uitzondering van de randen, 200 mm TAGRAC is aangebracht. Hierop is een laag van 50 mm AGRAC aangebracht. Dit ‘schone’ granulaat is tevens als schone schouder aangebracht. Hiermee wordt bereikt dat bij profilering, na de eerste verdichting, geen teerhoudend granulaat in de schone schouder terecht komt. Na de laatste verdichting van de fundering is in drie gangen een laag van 170 mm asfalt opgebracht.
Aspecten uit de Richtlijn
Isolerende constructie
Als isolatie-element is gebruik gemaakt van de in de Richtlijn voorgeschreven bentonietmatten en de schone-schouderconstructie van niet-teerhoudend asfaltgranulaat. De isolerende constructie met bentonietmatten lijkt te voldoen (geen scheurvorming in het asfalt). Directe inspectiegegevens van de isolerende constructie ontbreken echter.
Beheersmaatregelen
Aan alle beheersmaatregelen uit de Richtlijn voor de toepassing van teerhoudend asfalt (schaalgrootte, terugneembaarheid) is voldaan, met uitzondering van de eis voor de verwachte levensduur van het isolatiemateriaal in combinatie met de asfaltconstructie.
Controlemaatregelen
Bij navraag bij de wegbeheerder (provincie Gelderland) bleek dat er geen controle- en beheersplan voor het werk is opgesteld.
Checklist
De checklist is niet gebruikt.
Standaard of niet-standaard
Na invulling van de checklist blijkt dat het werk zowel voor het deel met de bentonietmatten als voor het deel met de schone schouder voldoet aan de criteria gesteld aan een standaardtoepassing.
Bevindingen ten aanzien van de Richtlijn
Zowel de toepassing met bentonietmatten als de toepassing met de schone-schouderconstructie voldoet aan de eisen van een standaardconstructie (volgens de checklist).
Het handmatig aanbrengen van de bentonietmatten was in dit werk een zwaar karwei. Ook kwam er veel stof bij vrij; mogelijk geldt dit niet voor andere typen bentonietmatten.
Er is geen scheurvorming in het asfalt opgetreden ten gevolge van het toepassen van de bentonietmat (medio 1996). De fabrikant van de betreffende bentonietmat geeft aan dat bij een dunnere asfaltlaag (hoe dun is niet bekend) wel scheurvorming in het asfalt zou kunnen ontstaan ten gevolge van het toepassen van de bentonietmat onder de asfaltverharding.
De wegbeheerder was noch van de Richtlijn op de hoogte, noch van de noodzaak beheers- en controleplannen op te stellen.
I.2 Randafwerking met bitumineus membraan
Algemene gegevens
In 1996 is de A15 ten westen van knooppunt Valburg verbreed. Het betreft een verbreding per rijrichting van 1 meter. De fundering van de verbreding is uitgevoerd met TAGRAC en geïsoleerd met een bitumineuze mat. Op de fundering is een voor autosnelwegen gebruikelijke asfaltconstructie aangebracht.
Rijkswaterstaat is opdrachtgever en wegbeheerder. De provincie Gelderland is het bevoegd gezag.
Constructie
De constructie betreft een in de Richtlijn beschreven toepassing van teerhoudend asfaltgranulaat in een wegfundering, maar wijkt af wat betreft het isolatie-element van de randafwerking.
De constructie-opbouw is als volgt:
  • zandbed conform de Standaard RAW Bepalingen;
  • 250 mm fundering van TAGRAC;
  • 170 mm asfalt;
  • isolatie van het teerhoudend asfaltgranulaat met een bitumineuze mat van 1 meter breed (Jovitex: 2 mm bitumineus membraan op een non-woven textiel).
Melding
Het project is gemeld bij de provincie, die toestemming heeft verleend voor de hierboven beschreven constructie.
Uitvoering
De uitvoering is gestart met het graven van een cunet overeenkomstig de aan te brengen funderingsbreedte. Op de randen van het cunet is het bitumineuze membraan uitgerold. De overlap van de mat in lengterichting bedroeg circa 200 mm, hetgeen in overeenstemming is met de Richtlijn.
Vervolgens is het mixed-in-plant TAGRAC aangevoerd en in twee lagen uitgereden en verdicht. De matten zijn handmatig om de fundering heen gevouwen. Het funderingsoppervlak, inclusief het hierop liggende deel van de bitumineuze mat, is vervolgens afgespoten met bitumenemulsie. Hierover is in drie gangen een 170 mm dikke asfaltlaag aangebracht.
Aspecten uit de Richtlijn
Isolerende constructie
Als randafdichting van de teerhoudende fundering is een bitumineuze mat met een non-woven textiel gebruikt. Dit materiaal is niet beschreven in de Richtlijn. Hoewel er wel onderzoek is uitgevoerd door een wegenbouwaannemer naar de hier beschreven toepassing, is er geen rapport van een deskundig bedrijf waarin de gelijkwaardigheid ten opzichte van een standaardtoepassing is beschreven.
Eerst is de mat aangebracht, vervolgens het teerhoudende asfaltgranulaat en daarna is verdicht. Het is niet uitgesloten dat hierdoor de bitumineuze mat, die aan de onderzijde van de fundering ligt, is beschadigd.
Door de uitvoeringsmethode (zie hierboven) is het mogelijk dat een ‘gootje’ ontstaat naast de asfaltverharding. Dit gootje wordt als een zwakke plek in de isolerende constructie beschouwd, omdat hierin regenwater kan blijven staan.
Beheersmaatregelen
Aan alle beheersmaatregelen voor de toepassing van teerhoudend asfaltgranulaat uit de Richtlijn is voldaan (schaalgrootte, terugneembaarheid), met uitzondering van de verwachte levensduur in combinatie met de asfaltconstructie.
Controlemaatregelen
In afwijking van de Richtlijn is er, buiten het normale beheer en onderhoud dat Rijkswaterstaat uitvoert, (nog) geen beheers- en controleplan opgesteld.
Gebruik checklist
De checklist is niet gebruikt.
Standaard of niet-standaard
Na invulling van de checklist blijkt dat het werk niet voldoet aan alle criteria voor een standaardtoepassing. Het betreft dus een niet-standaardtoepassing.
Bevindingen ten aanzien van de Richtlijn
De randafwerking is uitgevoerd met een niet-standaard isolatie-element, waardoor de constructie een niet-standaardtoepassing is. Er is geen rapport van een deskundig bureau over de gelijkwaardigheid van de niet-standaardtoepassing aan de standaardtoepassingen uit de Richtlijn.
De uitvoeringsmethode waarbij matten of folies onder de fundering worden aangebracht, moet om twee reden worden afgeraden. Ten eerste is het mogelijk dat door het verdichten van het granulaat de mat beschadigd raakt. Ten tweede ontstaat gemakkelijk een ‘gootje’ naast de asfaltverharding; dit kan een zwakke plek vormen in de isolerende constructie.
Er zijn geen specifieke inspectie- en beheersplannen bij de wegbeheerder voor dit werk.
I.3 Randafwerking met HDPE-folie
Algemene gegevens
In 1994 is een deel van de N275 Venlo-Weert (km 15-20) langs de Noordervaart in de provincie Limburg voorzien van een nieuwe asfaltverharding. Het oude asfalt bevatte 1700 tot 6000 mg/kg PAK. Dit materiaal is na bewerking toegepast als TAGREC in de nieuwe wegfundering.
De provincie Limburg was opdrachtgever van het werk. Het werk is uitgevoerd door aannemer Boesewinkel. In een klein deel van het werk is als proef HDPE-folie (dikte 1,5 mm) toegepast als isolerende constructie; dit is later weer verwijderd. De evaluatie betreft de toepassing van de HDPE-folie.
Constructie
De constructie betreft een in de Richtlijn beschreven toepassing voor teerhoudend asfaltgranulaat, maar wijkt af van de standaardtoepassing wat betreft het isolatie-element.
Constructie-opbouw:
  • 250 mm fundering van TAGREC;
  • eerste asfaltlaag;
  • HDPE-folie over fundering en asfalt;
  • tweede asfaltlaag.
Melding
Het project is gemeld bij de provincie, die toestemming heeft verleend voor de hierboven beschreven constructie. Tevens is men akkoord gegaan met de wijziging van de uitvoering ten aanzien van het weglaten van de HDPE-folie. Tijdens de uitvoering van het project heeft de provincie onderzoek gedaan naar de kwaliteitscontrole en de uitloging van PAK. De resultaten van deze onderzoeken zijn beschreven in de bijdrage van de provincie Limburg aan de Wegbouwkundige Werkdagen 1996 [7].
Uitvoering
Als uitvoeringsmethode voor het aanbrengen van TAGREC is de mix-in-plant methode toegepast. Het granulaat is op verschillende manieren in de baan gebracht.Gebleken is dat de volgende methode in dit project het beste voldeed:
  • aanbrengen van 50 mm TAGREC met behulp van een laadschop;
  • lostrekken van deze laag met de laadschop;
  • aanbrengen van 200 mm TAGREC met behulp van een asfaltspreidmachine;
  • verdichten van de funderingslaag.
Vervolgens is een laag asfalt aangebracht, waarna de folie over de fundering en een deel van het asfalt is gelegd. De tweede laag asfalt is aangebracht over de rand van de folie.
De morgen na het aanbrengen van de tweede laag asfalt vertoonde het asfalt scheuren op de rand van de folie onder het asfalt. Op de plaatsen waar twee banen folie elkaar overlapten, was de scheurvorming nog groter. Om deze reden heeft de aannemer de folie verwijderd en het asfalt hersteld. De funderingsrand is alsnog afgespoten met bitumenemulsie. Als oorzaak van de scheurvorming in het asfalt wordt de hoge uitzettingscoëfficiënt van HDPE-folie genoemd.
Aspecten uit de Richtlijn
Isolerende constructie
Als randafdichting is een HDPE-folie van 1,5 mm gebruikt. Dit materiaal is in de Richtlijn niet als isolatie-element voor een wegfundering beschreven. Het wordt in de Richtlijn wel geschikt geacht als isolatiemateriaal voor de overige toepassingen. Gebleken is dat HDPE-folie in combinatie met warm asfalt niet voldoet als isolatiemateriaal.
Beheersmaatregelen
Aan alle beheersmaatregelen voor de toepassing van teerhoudend asfalt uit de Richtlijn is voldaan (schaalgrootte, terugneembaarheid), met uitzondering van de verwachte levensduur van het isolatiemateriaal in combinatie met de asfaltconstructie.
Controlemaatregelen
Voor het werk is geen speciaal beheers- en onderhoudsplan gemaakt. Jaarlijks wordt een visuele inspectie uitgevoerd volgens de CROW-systematiek [14]. Als hierbij blijkt dat scheurvorming is ontstaan, wordt deze hersteld.
Gebruik checklist
De checklist is niet gebruikt.
Standaard of niet-standaard
Na invulling van de checklist blijkt dat dit werk niet voldoet aan alle criteria voor een standaardtoepassing. Het betreft dus een niet-standaardtoepassing.
Bevindingen ten aanzien van de Richtlijn
Zowel de geplande als de uiteindelijke isolatie van de funderingsrand is niet overeenkomstig de Richtlijn, omdat geen isolatie-element is toegepast zoals beschreven in de Richtlijn. De provincie Limburg beschouwt TAGREC, zeker indien de randen met bitumenemulsie worden afgespoten, als afdoende geïsoleerd en gedoogt om deze reden de constructie. Er zijn door de wegbeheerder geen specifieke beheers- en controleplannen opgesteld.
I.4 Randafwerking met LDPE-folie
Algemene gegevens
In 1993 is een deel van de N275 (km 20-28) langs de Noordervaart in de provincie Limburg voorzien van een nieuwe asfaltverharding. Uit onderzoek was gebleken dat de fundering met zinkslakken mogelijk uitloogde naar het naast de weg gelegen kanaal. Om dit tegen te gaan was isolatie van de fundering noodzakelijk. Als isolerende voorziening is een folie-constructie aangebracht.
Rijkswaterstaat was opdrachtgever van het werk, de provincie Limburg bevoegd gezag. Enige tijd na oplevering is de weg overgedragen aan de provincie Limburg waardoor de provincie tevens beheerder van dit werk is geworden. Het werk is uitgevoerd door aannemer Boesewinkel.
Constructie
De constructie is niet in de Richtlijn beschreven en vormt dan ook een niet-standaardconstructie.
De horizontale opbouw is als volgt:
  • foliescherm van HDPE tot een diepte van 3 m - maaiveld tussen wegconstructie en kanaal;
  • een LDPE-folie tussen de wegconstructie en het HDPE-scherm; hierbij is een zijde van de folie onder het asfalt aangebracht; de andere zijde hangt over het foliescherm heen.
De verticale opbouw is als volgt:
  • oude fundering van onbekende dikte bestaande uit zinkslakken;
  • eerste asfaltlaag;
  • LDPE-folie over asfalt en fundering;
  • drie asfaltlagen.
Melding
Het project is gemeld bij de provincie, die toestemming heeft verleend voor de hierboven beschreven constructie.
Uitvoering
Het verticale scherm is met een trilplaat in de (venige) bodem gedrukt. Op plaatsen waar kabels, leidingen en betonwerk deze werkwijze niet toestonden, is bentoniet aangebracht. Over de zinkslakken is een laag asfalt aangebracht waarop een kleeflaag is gespoten. Op deze kleeflaag is de LDPE-folie uitgerold, waarbij een strook van 150 mm op het asfalt werd gelegd. De overige folie werd over fundering en berm gelegd. Daarna is een laag asfalt aangebracht, waarbij ook over de folie werd geasfalteerd. Later zijn nog twee lagen asfalt aangebracht. Noch bij de folie, noch bij het asfalt waren tekenen dat het materiaal door het asfalteren verzwakt was. De LDPE-folie is over het verticale scherm ‘omgevouwen’. Aan beide zijden van het foliescherm zijn peilbuizen geplaatst.
Aspecten uit de Richtlijn
Tijdens de voorbereiding en uitvoering van het project was de Richtlijn nog niet verschenen. Toch is getracht de fundering van zinkslakken zo goed mogelijk te isoleren.
Isolerende constructie
Als randafdichting is een LDPE-folie van (waarschijnlijk) 1,5 mm gebruikt. Dit materiaal is in de Richtlijn niet als standaard isolatie-element voor een wegfundering beschreven.
Beheersmaatregelen
Aan alle beheersmaatregelen voor toepassing van teerhoudend asfalt uit de Richtlijn is voldaan (schaalgrootte, terugneembaarheid), met uitzondering van de verwachte levensduur in combinatie met de asfaltconstructie.
Controlemaatregelen
Om de constructie te kunnen monitoren zijn peilbuizen binnen en buiten de constructie aangebracht. Hierdoor kan gecontroleerd worden of het verticale scherm waterdicht is en of de uitloging van de zinkslakken is gestopt. Overigens is niet duidelijk of deze voorziening ook gebruikt wordt.
Voor het werk is geen speciaal beheers- en onderhoudsplan gemaakt. Jaarlijks wordt een visuele inspectie uitgevoerd volgens de CROW-systematiek [14]. Als hierbij blijkt dat scheurvorming is opgetreden, wordt deze hersteld. De randafwerking wordt niet geïnspecteerd.
Checklist
De checklist is niet gebruikt.
Standaard of niet-standaard
Na invulling van de checklist blijkt dat dit werk niet voldoet aan alle criteria voor een standaardtoepassing. Het betreft dus een niet-standaardtoepassing.
Bevindingen ten aanzien van de Richtlijn
De randafwerking van de wegfundering met zinkslakken is volgens de Richtlijn geen standaardtoepassing; er is geen standaard isolatie-element toegepast. Niettemin is aan de isolatie van de slakken en de mogelijkheid tot controle (peilbuizen) veel aandacht besteed. Beheers- en controleplannen, zoals voorgeschreven in de Richtlijn, ontbreken nog. De provincie voert wel jaarlijks een visuele inspectie uit.
I.5 Randafwerking met polypropyleen mat
Algemene gegevens
In 1994 is een reconstructie uitgevoerd van de Noordzijdseweg te Polsbroek. In de gereconstrueerde weg is cementgebonden teerhoudend asfalt aangebracht, dat werd geïsoleerd met een polypropyleenmat. Omdat het gebied zeer zettingsgevoelig is, was de uitvoering complex.
Opdrachtgever van het werk is de Dienst Landelijk Gebied. Het bevoegd gezag is de provincie Utrecht. De wegbeheerder is de gemeente Lopik. Het werk is uitgevoerd door aannemer Schep.
Constructie
De constructie betreft een in de Richtlijn beschreven standaardtoepassing van TAGRAC in een wegfundering, maar wijkt af ten aanzien van het gebruikte isolatie-element van de randafwerking. De totale constructie is aangebracht tussen damwanden zodat uitdrijven van de constructie niet mogelijk is.
De constructie-opbouw is als volgt:
  • 250 tot 750 mm polystyreenplaat;
  • 500 mm funderingsmateriaal, bestaande uit schuim- en hoogovenslakken;
  • 200 mm TAGRAC;
  • polypropyleen mat Propex 6448 sandwich. Het polypropyleen membraan is over een breedte van circa 300 mm onder het asfalt aangebracht, dekt de rand van het TAGRAC af en loopt nog circa 150 mm door over de slakkenlaag;
  • 120 mm koudasfalt.
Melding
Het project is gemeld bij de provincie Utrecht, die toestemming heeft verleend voor de hierboven beschreven isolerende constructie. In overleg tussen de Dienst Landelijk Gebied en de provincie is het toegepaste isolatiemateriaal gekozen.
Uitvoering
Tussen damwanden zijn polystyreenplaten aangebracht, met hierop een laag oud funderingsmateriaal bestaande uit schuim- en hoogovenslakken. Op deze slakken is een laag van 200 mm TAGRAC aangebracht. Na verdichten is een kleeflaag op het funderingsmateriaal gespoten, waarna de polypropyleen folie op de kleeflaag is ‘geplakt’. Vervolgens is geasfalteerd in twee lagen met warm bereid koud asfalt. De verwerkingstemperatuur van dit type asfalt is bij aanbrengen circa 120°C. Bij het asfalteren zijn geen problemen geconstateerd met betrekking tot de kwaliteit van het asfalt of de polypropyleen mat.
Aspecten uit de Richtlijn
Isolerende constructie
Als isolatie-element voor de funderingsrand is een polypropyleen mat aangebracht. Dit isolatiemateriaal, dat in overleg tussen Dienst Landelijk Gebied en provincie Utrecht (bevoegd gezag) is gekozen, is niet in de Richtlijn beschreven. Het gaat dus om een niet-standaardtoepassing.
Beheersmaatregelen
Aan alle beheersmaatregelen voor de toepassing van teerhoudend asfalt uit de Richtlijn is voldaan (schaalgrootte, terugneembaarheid), met uitzondering van de verwachte levensduur in combinatie met de asfaltconstructie.
Controlemaatregelen
Er is een meet- en controleprogramma opgesteld om mogelijke zetting en uitloging te meten. Uit de eerste resultaten blijkt dat de zetting minimaal is en dat een geringe uitloging van PAK optreedt. Het is echter nog niet duidelijk of deze PAK afkomstig zijn uit het gebonden teerhoudende asfaltgranulaat of reeds op de locatie aanwezig waren.
Checklist
De checklist is voorzover bekend uit de inventarisatie/evaluatie niet gebruikt.
Standaard of niet-standaard
Na invulling van de checklist blijkt dat dit werk niet voldoet aan alle criteria voor een standaardtoepassing. Het betreft dus een niet-standaardtoepassing.
Bevindingen ten aanzien van de Richtlijn
De randafdichting van de wegfundering is niet uitgevoerd met een isolatie-element uit de Richtlijn; het betreft dus een niet-standaardtoepassing. Er is geen rapport van een deskundig bureau over de gelijkwaardigheid van de niet-standaardtoepassing aan de constructies beschreven in de Richtlijn. Wel zijn er beheer- en controleplannen gemaakt voor de constructie.
I.6 Randafwerking met polymeer-gemodificeerde bitumenemulsie
Algemene gegevens
Bij het ombouwen van rijksweg 32 tot autosnelweg is ter hoogte van Steenwijk, tussen Havelterberg en Bergweg, een fundering aangebracht van TAGRAC. Opdrachtgever van het werk is Rijkswaterstaat directie Oost-Nederland. De fundering is uitgevoerd door aannemer KWS. De firma Vauatol heeft het isolatiemateriaal op de rand van de fundering aangebracht. Het bevoegd gezag voor dit werk is de provincie Overijssel.
Constructie
De constructie betreft grotendeels een in de Richtlijn beschreven standaardtoepassing van cementgebonden teerhoudend asfaltgranulaat in een wegfundering, maar wijkt af wat betreft het isolatie-element.
De constructie-opbouw is als volgt:
  • zandbed conform de Standaard RAW Bepalingen;
  • 200 mm fundering van TAGRAC;
  • isolatie door het afspuiten van de rand van de fundering met polymeer-gemodificeerde bitumenemulsie (Dakatol S-20);
  • 250 mm asfalt;
  • drie lagen steenslagasfaltbeton (2 x 70 mm en 1 x 60 mm);
  • 50 mm zeer open asfaltbeton.
De provincie Overijssel heeft een onderzoek uitgevoerd naar gespoten isolatiemethoden en isolatiematerialen [6]. De hier beschreven toepassing is daarbij als beste beoordeeld.
Melding
Het werk is gemeld bij de provincie Overijssel, die toestemming heeft verleend voor de hierboven beschreven isolerende constructie. De provincie Overijssel is voorstander van toepassing van deze isolerende constructie.
Uitvoering
De funderingslaag van TAGRAC is aangebracht met een asfaltspreidmachine in een dikte van 200 mm. De asfaltspreidmachine was voorzien van een zogenaamd dwangijzer, om te bereiken dat de rand van de fundering onder een hoek van 45 graden zo glad mogelijk werd afgewerkt. Gebleken is echter dat de funderingsrand niet glad genoeg was om een optimaal isolatieresultaat te verkrijgen. Vanwege de korrelopbouw van het funderingsmateriaal in relatie met het vochtgehalte zijn ‘gaten’ ontstaan in de af te spuiten funderingsrand. Door de rand van de fundering handmatig af te werken, onder toevoeging van zand, is een glad oppervlak verkregen.
De polymeer-gemodificeerde bitumenemulsie is gespoten met een spuitlans met drie koppen. Hierbij spuiten de buitenste twee spuitkoppen polymeeroplossing en de binnenste bitumenemulsie. Zodra de vloeistoffen op het oppervlak van de fundering terechtkomen, treedt polymerisatie op. Hierdoor ontstaat een bitumenlaag van enkele millimeters (afhankelijk van de aangebrachte hoeveelheid). In dit werk is 7 kg/m2 gemodificeerde bitumenemulsie op de rand van de fundering aangebracht, wat resulteert in een bitumenlaag van circa 4 mm dik.
Na het aanbrengen van de bitumenlaag is aanvulgrond tegen de fundering aangebracht, tot 50 mm boven de fundering. Vervolgens is de fundering tezamen met de aangebrachte grond verdicht. Op deze wijze wordt voorkomen dat de fundering tijdens het verdichten zijdelings wordt uitgewalst. Het asfalteren over een deel van de aangebrachte isolerende bitumenlaag gaf geen problemen.
Aspecten uit de Richtlijn
Isolerende constructie
Als isolatie-element is gekozen voor het afspuiten met polymeer-gemodificeerde bitumenemulsie. Deze methode is beproefd door de provincie Overijssel. De isolerende laag loopt niet verticaal of horizontaal door onder de fundering. Dit is overigens wel mogelijk als een deel van de bodem van het cunet ook met de gemodificeerde bitumenemulsie wordt bespoten. De methode moet niet verward worden met het reguliere afspuiten met bitumenemulsie.
Beheersmaatregelen
Aan alle beheersmaatregelen voor toepassing van teerhoudend asfalt uit de Richtlijn is voldaan (schaalgrootte, terugneembaarheid), met uitzondering van de verwachte levensduur in combinatie met de asfaltconstructie.
Controlemaatregelen
Met de provincie Overijssel is afgesproken dat op termijn de rand van de constructie zal worden geïnspecteerd. Hierbij zal tevens de grondwaterstand (circa 2 meter onder de fundering) worden gecontroleerd. Voor zover bekend zijn er geen plannen om de asfaltverharding anders dan door de standaard visuele inspectie te controleren.
Checklist
De checklist is voor zover bekend niet gebruikt.
Standaard of niet-standaard
Na invulling van de checklist blijkt dat dit werk niet voldoet aan alle criteria voor een standaardtoepassing. Het betreft dus een niet-standaardtoepassing.
Bevindingen ten aanzien van de Richtlijn
De isolatie van de funderingsrand is niet uitgevoerd met een isolatie-element zoals beschreven in de Richtlijn. Er is dan ook geen sprake van een standaardtoepassing, hoewel de provincie Overijssel na onderzoek deze methode als de beste constructie voor het isoleren van teerhoudend asfaltgranulaat beschouwt. In afwijking van hetgeen de Richtlijn voorschrijft, loopt het isolatiemateriaal niet verticaal of horizontaal door onder de fundering (het is met dit product overigens wel mogelijk). Specifieke controle- en beheersplannen zijn voor een deel bij de wegbeheerder aanwezig.
I.7 Randafwerking met schone schouder (mix-in-place)
Algemene gegevens
Bij het ombouwen van de provinciale weg N273 tot autosnelweg A73 in 1994 is op het tracé Venray-Venlo in een deel van de fundering TAGRAC toegepast. Het betrof hier een mix-in-place uitvoering, waarbij het asfaltgranulaat op de plaats van aanbrengen is gemengd met cement.
Opdrachtgever van het werk was Rijkswaterstaat directie Limburg. Het bevoegd gezag was de provincie Limburg en de weg is aangelegd door de aannemerscombinatie NBM-Heijmans.
Constructie
De constructie betreft een in de Richtlijn beschreven standaardtoepassing van cementgebonden teerhoudend asfaltgranulaat in een wegfundering.
De constructie-opbouw is als volgt:
  • zandbed conform de Standaard RAW Bepalingen;
  • 250 mm fundering van TAGRAC;
  • 270 mm asfalt (170 mm grindasfaltbeton, 50 mm steenslagasfaltbeton en 50 mm zeer open asfaltbeton);
  • isolatie door een schone schouder (breedte 1,50 meter) van cementgebonden menggranulaat 0/40 (categorie 1).
Melding
Het werk is gemeld bij de provincie Limburg, die toestemming heeft verleend voor de hierboven beschreven isolerende constructie. Hierbij is aangegeven dat een fundering met teerhoudend asfaltgranulaat uitsluitend buiten het waterwingebied mocht worden toegepast.
Uitvoering
Het vrijgekomen teerhoudend asfalt van de provinciale weg N273 is ter plaatse gebroken en in depot gezet. Bij het aanbrengen van de funderingslaag is het teerhoudende asfaltgranulaat met een laadschop en een grader op het zandbed aangebracht. Langs het aangebrachte asfaltgranulaat is door mechanische spreiding menggranulaat 0/40 aangebracht in een breedte van 1,50 meter. Vervolgens is door mechanische spreiding 4% cement op zowel het asfalt- als het menggranulaat aangebracht. Hierna zijn in twee werkgangen zowel het asfaltgranulaat als het menggranulaat doorgefreesd. Door deze uitvoeringswijze wordt bereikt dat de schone schouder en het teerhoudende asfaltgranulaat één constructie vormen; de kans op scheuren in het bovenliggende asfalt wordt hierdoor kleiner.
Aspecten uit de Richtlijn
Isolerende constructie
Als isolatie-element is gekozen voor een schone schouder bestaande uit menggranulaat.
Beheersmaatregelen
Aan alle beheersmaatregelen voor toepassing van teerhoudend asfalt uit de Richtlijn is voldaan (schaalgrootte, terugneembaarheid).
Controlemaatregelen
Er worden geen speciale inspecties uitgevoerd vanwege het toepassen van teerhoudend asfaltgranulaat. Voor het isolatie-element schone schouder is een inspectie van de funderingsrand overbodig. Het grondwaterpeil (GHG) is ter plaatse zo laag (vele meters onder de fundering) dat controle hiervan niet zinvol wordt geacht.
Checklist
De checklist is voor zover bekend niet gebruikt.
Standaard of niet-standaard
Na invulling van de checklist blijkt dat het werk voldoet aan alle criteria voor een standaardtoepassing volgens de Richtlijn.
Bevindingen ten aanzien van de Richtlijn
De isolatie van het teerhoudende asfaltgranulaat in de wegfundering betreft een standaardtoepassing omdat het isolatie-element is beschreven in de Richtlijn. Gebleken is dat bij gebruik van de mix-in-place methode het mogelijk is conform de Richtlijn te werken. De wegbeheerder beschikt niet over specifieke controle- en beheersplannen. Inspectie van de funderingsrand is overbodig voor het schone-schouderdeel.