Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Werken met de richtlijn IBC-maatregelen
Deze tekst is gepubliceerd op 17-11-15

Standaardtoepassingen

In de Richtlijn zijn zogenaamde standaardtoepassingen opgenomen. Deze zijn bedoeld als hulpmiddel en voorbeeld bij vergelijkbare constructies en tevens als referentie bij toepassing van constructietypen die niet in de Richtlijn beschreven zijn. Indien een constructie overeenkomt met een van de standaardtoepassingen, wordt ervan uitgegaan dat de constructie aan alle in de Richtlijn gestelde eisen voor isolatie voldoet.
Hierna volgt een overzicht van de standaardtoepassingen die in de Richtlijn zijn beschreven. In de figuren 2 en 3 zijn de verschillende standaardtoepassingen voor het isoleren van categorie-2-bouwstoffen en bijzondere-categorie-bouwstoffen weergegeven.
A Standaardconstructies voor toepassing van categorie-2-bouwstoffen:
  1. toepassing in wegfundering of onder verhard terrein;
  2. toepassing in uitsluitend een belastingspreidende laag of in de wegfundering in combinatie met de belastingspreidende laag;
  3. toepassing in wegfunderingen in combinatie met toepassing in de constructieve ophoging of aanvulling;
  4. toepassing in de belastingspreidende laag en de constructieve ophoging of aanvulling, al dan niet in combinatie met toepassing in de wegfundering;
  5. toepassing in uitsluitend de constructieve ophoging of aanvulling;
  6. toepassing in uitsluitend de niet-constructieve ophoging of aanvulling;
  7. toepassing in een constructieve ophoging onder spoorwegen.
[ link ]

Figuur 2. De standaardtoepassingen voor categorie-2-bouwstoffen

[ link ]

Figuur 3. De standaardtoepassingen voor AVI-bodemas (1-4) en TAG (5)

De standaardtoepassingen voor categorie-2-bouwstoffen moeten voldoen aan de eisen beschreven in 2.1 en opgebouwd zijn uit de isolatie-elementen vermeld in figuur 4.
B Standaardconstructies voor toepassing van de bijzondere-categorie-bouwstof AVI-bodemas:
  1. toepassing in uitsluitend een constructieve ophoging of aanvulling;
  2. toepassing in een niet-constructieve ophoging of aanvulling;
  3. toepassing in uitsluitend een constructieve ophoging of aanvulling waarbij de isolerende kunststoffolie is doorgetrokken tot de wegverharding;
  4. toepassing in een belastingspreidende laag en een constructieve ophoging of aanvulling, al dan niet in combinatie met een toepassing in de wegfundering.
De standaardtoepassingen voor AVI-bodemas komen deels overeen met de toepassing voor categorie-2-bouwstoffen. De aanvullende eisen betreffen het gebruik van een combinatie-afdichting en een grondwater-monitoringsysteem. In een combinatie-afdichting zijn twee isolerende lagen boven elkaar aangebracht. De meest gebruikte materialen in een combinatie-afdichting zijn: HDPE-folie, zandbentoniet, bentoniet-polymeergel en/of bentonietmatten.
C Standaardtoepassing voor de bijzondere-categorie-bouwstof teerhoudend asfaltgranulaat:
  1. toepassing in een wegfundering.
In de Richtlijn zijn drie randafdichtingen beschreven waarmee een goede isolatie van de zijkanten van de fundering kan worden gerealiseerd. De randafdichting wordt altijd toegepast in combinatie met een asfalt- of een cementbetonverharding, die moet zorgen voor afdichting van de bovenzijde van de fundering. Teerhoudend asfaltgranulaat (TAG) mag alleen worden toegepast in wegfunderingen in een koud gebonden vorm; hetzij met cement (TAGRAC), hetzij met bitumenemulsie (TAGREM), hetzij met een combinatie van bitumenemulsie en cement (TAGREC; deze benamingen zijn overgenomen uit de RAW-tervisielegging ‘Gestabiliseerde lagen’, oktober 1997).
In standaardconstructies kunnen verschillende isolatiematerialen of -methoden worden gebruikt. De Richtlijn noemt dit isolatie-elementen. In figuur 4 is te zien welke elementen in een standaardconstructie gebruikt mogen worden. Door een constructietype te combineren met een isolatie-element wordt zichtbaar welke isolatie-elementen gekozen kunnen worden. Waar een K is vermeld, is een keuze uit een van de isolatie-elementen verplicht. Bij een V is er geen keuzemogelijkheid. Dit geldt ook bij een F (voorzover van toepassing).
[ link ]

Figuur 4. De samenstelling van standaardtoepassingen uit isolatie-elementen

Voor de toepassing van gebonden teerhoudend asfaltgranulaat (GETAG) in een wegfundering geeft de Richtlijn drie standaardtoepassingen (randafdichtingen). Ze worden hierna kort beschreven.
a. Randafdichting met bentonietmatten
De bentonietmatten worden onder de asfalt- of cementbetonverharding aangebracht (overlap minimaal 100 mm) en lopen over de rand van de fundering door tot 200 mm onder de onderkant van de fundering. Op de bentonietmatten wordt een laag grond van minimaal 150 mm aangebracht. Zie figuur 5.
[ link ]

Figuur 5. Randafdichting met betonietmatten (weergave niet op schaal)

b. Randafdichting met ‘schone schouder’
Bij deze oplossing wordt in de randen van de funderingsconstructie schoon (gebonden) materiaal toegepast. Dit materiaal kan zijn niet-teerhoudend asfaltgranulaat type 1 of 2 (zie Standaard 1995), meng- of betongranulaat, hoogovenslakken of fosforslakken. Op de schone schouder wordt over een breedte van minimaal 300 mm de asfalt- of cementbetonverharding aangebracht.
[ link ]

Figuur 7. Randafdichting met schone schouder (weergave niet op schaal)

c. Randafdichting met goot en drainagemat
Deze constructie bestaat uit een waterafvoerende goot die naast de asfalt- of cementbetonverharding wordt geplaatst en op de fundering wordt aangebracht. Naast de goot is een drainagemat aangebracht waarmee het zijdelings toestromende water wordt afgevoerd. Aan de onderzijde van de drainagemat kan een drainbuis worden bevestigd. De overgangen tussen de constructie en de asfalt- of cementbetonverharding, alsmede die tussen de gootonderdelen en de drainagemat, moeten waterdicht worden uitgevoerd.
[ link ]

Figuur 7. Randafdichting met goot en drainagemat (weergave niet op schaal)