Brand
Brand is voor hout in kunstwerken nauwelijks een item omdat het meestal te nat is om te kunnen branden. In situaties waarin het hout droog genoeg is om te kunnen branden, is de brandvoortplanting en de kans op bezwijken van belang.
Brandvoortplanting (reaction to fire) is het verschijnsel dat het vuur zich over het ene oppervlak sneller verspreidt dan over het andere oppervlak. Dit varieert behoorlijk tussen materialen en een beetje tussen houtsoorten. Er zijn zeven brandvoortplantingsklassen (A1, A2, B, C, D, E en F) en de indeling is op basis van een zogenaamde SBI-test. A1 is de hoogste klasse; de producten die hierin vallen, leveren geen enkele bijdrage aan een brand. Wanneer een product niet is getest of niet voldoet aan klasse E, wordt het ingedeeld in klasse F. Hout zit in de klasse B-E, waarbij constructies gemaakt uit zware houtsoorten vaak in klasse B-C vallen; bijvoorbeeld azobé (B), Bilinga (C) en Massaranduba (B).
Naast brandvoortplanting, speelt ook de inbrandsnelheid een rol bij houtconstructies. De inbrandsnelheid is niet zo zeer afhankelijk van de houtsoort, als wel van de dichtheid. Voor naald- en loofhout met een volumieke massa groter dan 290 kg/m³, wordt met een inbrandsnelheid gerekend van 0,65 mm/min en voor loofhout met een volumieke massa groter dan 450 kg/m³ met een inbrandsnelheid van 0,5 mm/min ( Eurocode 5 – NEN-EN 1995-1).
Tijdens brand vormt zich een koollaag om het hout en de dikte ervan is afhankelijk van de houtsoort, dimensie en zuurstofvoorziening. Omdat deze koollaag isolerend werkt tegen brand, wordt het onderliggende hout beschermd en blijven massieve balken bij brand lange tijd hun dragende functie behouden.
Aandachtspunten inspectie
- Bepaald op de smalste dikte de gezonde restdiameter van het element door de verkoolde laag weg te krabben.
- Maak een inschatting bij de verbindingen van de gezonde restdiameter van het niet-zichtbare verbindingsdeel.
Diagnose
Stel visueel en door wegkrabben de kleinste nog gezonde diameter van elk element vast. Bepaal het nog gezonde houtdeel in de verbindingen.
Stel visueel en door wegkrabben de kleinste nog gezonde diameter van elk element vast. Bepaal het nog gezonde houtdeel in de verbindingen.
Prognose
Bepaal de stabiliteit van de constructie met de maatgevende doorsnede van het element.
Bepaal de stabiliteit van de constructie met de maatgevende doorsnede van het element.