Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Boomveiligheidsregistratie
Deze tekst is gepubliceerd op 14-07-14

I. Begrippenlijst en definities

Voor standaardisatie is het van groot belang dat alle partijen dezelfde taal spreken. Binnen deze richtlijn worden definities gehanteerd vanuit het specifieke kader van deze richtlijn, met onder meer een juridische benadering in relatie tot de aansprakelijkheid.
Begrip Definitie
Afwijking Zie Boomafwijking
Attentieboom Boom met een of meer boomgebreken, die over 1 tot 3 jaar na de vaststelling tot takbreuk, stambreuk of instabiliteit kunnen leiden, met een veiligheidsrisico voor de omgeving.
Zie ‘risicoboom’ voor bomen die niet in de boomveiligheidsklasse ‘attentieboom’ vallen.
Boom De Nederlandse wet kent geen definitie van het begrip ‘boom’. De boomeigenaar is vrij zijn eigen definitie hanteren. De omschrijving van het begrip ’boom’ hangt af van de context. In de context van deze publicatie wordt de volgende definitie gehanteerd:
“Een boom is houtachtig gewas en/of overblijfselen daarvan die door hun omvang een potentieel gevaar kunnen vormen voor hun omgeving, aangeduid in stamdiameter gemeten op 1,3 meter boven het maaiveld/substraat waarin de boom wortelt.”
Boom zonder gebreken In deze richtlijn een van de klassen van de boomveiligheidsklasse. Boom zonder boomgebreken (zie ‘boomgebrek’), soms ook wel verwoord als ‘boom zonder noemenswaardige afwijkingen’. Zie ‘attentieboom’ en ‘risicoboom’ voor bomen die niet in de boomveiligheidsklasse 'boom zonder gebreken' vallen.
Boomeigenaar Met boomeigenaar wordt in deze richtlijn bedoeld de juridisch eigenaar van de boom.
Doelgroep van deze richtlijn is de ‘grotere’ boomeigenaar. Hieronder worden verstaan de gemeenten, provincies, waterschappen, Rijkswaterstaat, Defensie, Staatsbosbeheer, natuurbeheerorganisaties, landgoedeigenaren en de grotere particuliere terreineigenaren. De kleinere particuliere boomeigenaar heeft dezelfde ‘zorgplicht’ als de bovengenoemde organisaties, maar van deze boomeigenaar wordt geen boomveiligheidsbeleid verwacht, en geen of een veel minder uitgebreide gegevensregistratie. De Richtlijn boomveiligheidsregistratie is daarom niet van toepassing op deze boomeigenaar.
Boomafwijking Waarneembare ziekte, aantasting of mechanisch defect, of een symptoom dat duidt op een mogelijke verborgen afwijking.
Aanvullende informatie: een boomafwijking wordt uitsluitend als ‘boomgebrek’ benoemd als de afwijking binnen 3 jaar kan leiden tot takbreuk, stambreuk en/of instabiliteit.
Boomgebrek(en) Een boomgebrek is gedefinieerd als een afwijking aan een boom die binnen 3 jaar stam- of takbreuk of instabiliteit tot gevolg kan hebben. De lijst met mogelijke boomgebreken staat in bijlage II.
Aanvullende informatie: afwijkingen aan een boom die geen stam- of takbreuk of instabiliteit tot gevolg kunnen hebben, of waarvan dit niet binnen drie jaar wordt verwacht, worden niet als boomgebreken aangeduid, en worden niet geregistreerd.
Boomlocatie De geometrie van de boom. De boomlocatie wordt bij voorkeur op de digitale kaart vastgelegd, middels een unieke koppeling tussen de x- en de y-coördinaat. In het Standaard Uitwisselingsformaat (SUF-BVC) zijn de labels gespecificeerd voor de identificatie van de boom in digitale gegevensbestanden.
Wanneer geen digitale kaart beschikbaar is, moet een analoge kaart beschikbaar zijn waarop het unieke (administratieve) nummer is aangegeven bij de locatie van de boom, of moet de boom op een andere wijze te identificeren zijn.
Boomnummer Uniek administratief nummer van de boom. De boom heeft ter identificatie een uniek nummer waar de boomkenmerken in de registratie aan gekoppeld worden, met als doel de herleidbaarheid van de informatie te waarborgen. In het Standaard Uitwisselingsformaat (SUF-BVC) zijn de labels gespecificeerd voor de identificatie van de boom in digitale gegevensbestanden.
Bij gebruik van een digitaal gegevensbestand, ook als dit niet gekoppeld is aan een digitale kaart, is de ‘KEY’ verplicht. Dit fungeert als uniek nummer. De ‘KEY’ is onzichtbaar voor de eindgebruiker, daarom kan er voor worden gekozen om ook een administratief boomnummer te gebruiken, dat wel zichtbaar is voor de eindgebruiker. Als sprake is van een analoog gegevensbestand fungeert het administratieve boomnummer ter identificatie.
Boomveiligheid Aanduiding voor de veiligheid van personen, dieren, objecten en goederen in de nabijheid van een boom.
Boomveiligheidsklasse Aanduiding van de mate van boomveiligheid, op basis van de volgende indeling: ‘boom zonder gebreken’, ‘attentieboom’ of ‘risicoboom’.
Boomveiligheidscontrole Periodieke visuele controle van een boom in het kader van ‘de zorgplicht’ (voortkomend uit artikel 6:162 van het BW) ten behoeve van het vaststellen van een (potentieel toekomstig) risico dat de boom vormt voor zijn omgeving.
De term ‘boomveiligheidscontrole’ heeft betrekking op het gehele proces om ‘in het veld’ de benodigde gegevens te verkrijgen voor het logboek, zoals beschreven in paragraaf 2.3.
Boomveiligheidsmaatregel Te nemen maatregel voor het wegnemen of reduceren van het veiligheidsrisico dat de boom voor de omgeving vormt.
Controle Zie ‘boomveiligheidscontrole’
Controleur De term ‘controleur’ is in deze richtlijn een algemene term en slaat op elke deskundige die het veldwerk verricht en de benodigde gegevens voor het logboek verzamelt.
Deskundige Algemene omschrijving van de deskundige die de kenmerken uit het logboek kan beoordelen.
Er zijn verschillende typen deskundigen die de boomveiligheidscontrole geheel of gedeeltelijk kunnen uitvoeren, waaronder de boomveiligheidscontroleur conform het BVC-certificaat, de boomveiligheidsinspecteur, de European Tree Technician, en boomdeskundigen met een vergelijkbaar kennis- en/of ervaringsniveau.
Effect In deze richtlijn wordt de term ‘effect’ gebruikt zoals bedoeld in de formule Risico = kans x effect. Met effect wordt bedoeld het effect van de takbreuk, stambreuk of instabiliteit op de omgeving. Takbreuk, stambreuk en instabiliteit worden beschouwd als het gevolg van een of meer boomgebreken. Zie ‘gevolg van boomgebrek’.
Eigenaar Zie ’boomeigenaar’
Gevaarzetting bij bomen Onder gevaarzetting wordt verstaan het scheppen of laten voortduren van een gevaarlijke situatie. In de rechtspraak gebruikt men ook wel de volgende terminologie: onder gevaarzetting wordt verstaan dat men een gevaarlijke situatie in het leven roept, of laat ontstaan, waarmee een normaal denkend en handelend mens geen rekening hoeft te houden. Voor deze richtlijn betekent dit de mate van gevaar voor personen, dieren, objecten en goederen in de directe nabijheid van de boom, veroorzaakt door de boom.
Zie ook: ‘omgevingsrisico’.
Gebrek(en) Zie Boomgebrek(en)
Gevolg van boomgebrek Aanduiding van het (potentieel toekomstige) risico dat de boom oplevert als gevolg van de geconstateerde gebreken, op basis van de volgende indeling: ‘takbreuk’, ‘stambreuk’, ‘instabiliteit’.
Hiermee kan het causale verband of het ontbreken van het causale verband tussen het geconstateerde gebrek (of de geconstateerde gebreken) en een eventueel schadevoorval worden aangetoond. Zo wordt voorkomen dat discussie ontstaat over de vraag of een schadevoorval voorzienbaar was voor de boomeigenaar. Als bijvoorbeeld tijdens de boomveiligheidscontrole alleen het risico op takbreuk was geconstateerd, dan is op een later moment bij het omvallen van de gehele boom de instabiliteit een niet-voorzienbaar risico geweest.
IBA Een van de methoden voor het bepalen van boomgebreken en de gevolgen van boomgebreken, voluit Integrierte Baum Analyse.
Instabiliteit Voor deze richtlijn een van de drie ‘gevolgen van boomgebreken’: takbreuk, stambreuk en instabiliteit.
Kans op omvallen of scheefzakken; ook wel onstandvastigheid of windworpgevoeligheid genoemd.
Kroon Het gehele takkenstelsel van een boom met inbegrip van het verlengde van de stam, gemeten vanaf de onderste gesteltak tot aan de kroontop.
Nader onderzoek Onderzoek aan de boom dat niet tot de visuele beoordeling behoort. Ook wel nader technisch onderzoek of specialistisch onderzoek genoemd.
Aanvullende informatie: ‘nader onderzoek’ moet worden geadviseerd, als de visuele controle onvoldoende zekerheid geeft over de aard en de omvang van een boomgebrek bij een risicoboom.
OmgevingsrisicoAanduiding voor de gevaarzetting van een boom die het gevolg is van de mate waarin - en de wijze waarop - de omgeving van de boom gebruikt wordt.
Omgevingsrisicoklasse Classificering voor de intensiteit van het gebruik van de omgeving van een boom en daarmee de mate waarin de omgeving van de boom risicoverhogend is voor eventuele schade bij stambreuk, takbreuk of instabiliteit. Aanvullende informatie: vast te stellen door de boomeigenaar.
Risicoboom In de volgende situaties wordt een boom als ‘risicoboom’ aangeduid:
  • boom met een of meer boomgebreken, waarvan ten minste één boomgebrek binnen 1 jaar na de vaststelling takbreuk, stambreuk en/of instabiliteit leidt, met een veiligheidsrisico voor de omgeving;
  • boom waarbij twijfel is over de aard of de omvang van het boomgebrek of de boomgebreken; zolang twijfel of onduidelijkheid over een gebrek bestaat, wordt de boom als risicoboom aangeduid
  • boom die tijdens de controle gedeeltelijk, of in zijn geheel niet op boomgebreken te beoordelen is; zolang de boom niet volledig is gecontroleerd, wordt de boom als risicoboom aangeduid.
Zie ‘attentieboom’ voor bomen die niet in de boomveiligheidsklasse ‘risicoboom’ vallen.
SIA Een van de methoden voor het bepalen van boomgebreken en de gevolgen van boomgebreken, voluit Static Integrated Assessment of Statisch Integrierte Abschätzung.
Stam Houtachtig deel van een boom of overblijfsel daarvan, dat de verbinding vormt tussen de wortels en kroon van een boom gemeten vanaf 0,5 meter boven het maaiveld/substraat.
Stambreuk Voor deze richtlijn een van de drie ‘gevolgen van boomgebreken’: takbreuk, stambreuk en instabiliteit.
Stamvoet Overgang van stam naar wortels ter hoogte waar de aanhechting van wortelaanlopen beginnen, gemeten vanaf 0,5 meter boven het maaiveld/substraat met inbegrip van de wortels onder het maaiveld tot een straal van (ten minste) 1,0 meter om de stam.
Standaard Uitwisselingsformaat voor de visuele boomveiligheidscontrole (SUF-BVC) Beschrijving van de opbouw van het gegevensuitwisselingsbestand voor de boomveiligheidscontrole, ten behoeve van de gegevensuitwisseling tussen het (groen- of boom-) beheerprogramma en de software voor boomcontrole.
TakHoutachtig deel van een boom of overblijfsel daarvan, dat aangehecht is aan de stam of uitloper daarvan.
Takbreuk Voor deze richtlijn een van de drie ‘gevolgen van boomgebreken’: takbreuk, stambreuk en instabiliteit.
VeiligheidssnoeiSnoeiwerkzaamheden die specifiek tot doel hebben om geregistreerde boomgebreken te verhelpen.
Vrije doorrijhoogteTakvrije zone boven het wegdek en onder de kroon waar bestuurders van voertuigen vrije doorgang genieten tot een hoogte zoals is bepaald door de wegbeheerder.
Verwijderen (van een boom) Ook wel vellen, rooien of kappen genoemd. In de context van deze richtlijn wordt bedoeld het zodanig verwijderen van de boom dat het veiligheidsrisico voor de omgeving wordt weggenomen.
Aanvullende informatie: deze richtlijn gaat niet in op de methode van verwijderen, en de keuze of en hoe de stobbe moet worden verwijderd. Dit moet door de opdrachtgever worden bepaald.
Visual Tree Assessment (VTA) Een van de methoden voor het bepalen van boomgebreken en de gevolgen van boomgebreken. Dit gebeurt op basis van een specifiek aantal visueel waarneembare kenmerken en een aantal beoordelingscriteria.
Wortelopdruk Opdruk van verharding als gevolg van (boom)wortelgroei direct onder de verharding.
Aanvullende informatie: dit schadebeeld van de verharding is geen ‘boomgebrek’ in het kader van deze richtlijn; wortelopdruk valt onder de verantwoordelijkheid van de wegbeheerder.
Zorgplicht voor bomen In het kader van deze publicatie kan ‘zorgplicht voor bomen’ worden gedefinieerd als de plicht om voldoende zorg te besteden aan een boom.
Het begrip ‘zorgplicht’ staat niet letterlijk in het BW, maar komt voort uit de rechtspraak aangaande artikel 6:162 van het BW, op grond waarvan een boomeigenaar aansprakelijk is voor de schade veroorzaakt door zijn boom, als de te besteden zorg aan de boom onvoldoende is geweest.
Onder ‘voldoende zorg’ wordt verstaan:
  • aantoonbaar regulier boomonderhoud;
  • aantoonbare controle op gebreken en uitvoering van de noodzakelijke maatregelen, voortvloeiend uit de controle.