Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Boomveiligheidsregistratie
Deze tekst is gepubliceerd op 14-07-14

Kenmerken boomveiligheidscontrole

Logboek boomveiligheidscontroles (10)
10.1Datum controleControle-administratie
10.2Naam controleur
10.3Boomgebrek(en) + plaatsResultaten waarneming
10.4Gevolg boomgebrek(en)
10.5BoomveiligheidsklasseAdviezen
10.6Boomveiligheidsmaatregel(en) + urgentie
10.7Opmerking
Deze paragraaf bevat een overzicht van de kenmerken die tijdens de boomveiligheidscontrole worden geregistreerd.
De term ‘boomveiligheidscontrole’ heeft betrekking op het gehele proces om ‘in het veld’ de benodigde gegevens te verkrijgen voor het logboek, zoals beschreven in deze paragraaf. De term ‘controleur’ is in deze richtlijn een algemene term en slaat op elke deskundige die het veldwerk verricht en de benodigde gegevens voor het logboek verzamelt.
Welke kenmerken daadwerkelijk worden ingevuld, is afhankelijk van de toestand van de boom. Wanneer een boom niet wordt aangetroffen, of een boom geen boomgebreken heeft, worden minder kenmerken ingevuld dan wanneer de boom wel gebreken heeft. Deze werkwijze staat beschreven in hoofdstuk 3, evenals de toelichting op de wijze van invullen en de relatie tussen de kenmerken.
Er worden geen voorschriften gegeven voor de notatiewijze van de te registreren kenmerken en de bijbehorende waarden. Voor de standaard notatiewijze wordt verwezen naar het Standaard Uitwisselingsformaat voor de boomveiligheidscontrole (SUF-BVC).
Bij de uitvoering van de boomveiligheidscontrole doorloopt de controleur een aantal stappen.
Stap Kenmerken per stap
Controle-administratie
  • datum controle (10.1)
  • naam controleur (10.2)
Identificatie Op basis van boomnummer (1) in combinatie met boomlocatie (2)
Resultaten waarneming
  • boomgebrek(en) + plaats (10.3)
  • gevolg van het boomgebrek(en) (10.4)
Adviezen
  • indeling in boomveiligheidsklasse (10.5)
  • veiligheidsmaatregel(en) + urgentie (10.6)
  • indien van toepassing: opmerking (10.7)
Optioneel: toetsing van overige kenmerken
  • boomlocatie
  • boomsoort
  • plantjaar
  • boomhoogteklasse
Datum controle (10.1)
Registratie van de controledatum. Wanneer een controleronde meerdere dagen in beslag neemt, wordt per boom de exacte dag genoteerd.
Naam controleur (10.2)
Registratie van de naam van de persoon die de boom heeft gecontroleerd en de bedrijfsnaam, indien beschikbaar.
De naam bestaat uit de initialen en de achternaam. De boomeigenaar moet ervoor zorgen dat op basis van de naam van degene die de controle uitvoert, diens bekwaamheid is vast te stellen, indien beschikbaar middels het registratienummer van een relevant certificaat.
Boomnummer (1) en boomlocatie (2)
De kenmerken boomnummer en boomlocatie dienen voor de identificatie van de boom. Deze kenmerken worden niet gewijzigd, tenzij dit in de opdracht anders is gespecificeerd. Wanneer de boom niet wordt aangetroffen, wordt dit geregistreerd. De wijze van registreren is afhankelijk van de opdracht en de (digitale) middelen die ter beschikking staan. Het is eveneens afhankelijk van de opdracht of de toetsing van de boomlocatie plaatsvindt.
In het SUF-BVC is de mogelijkheid voor registratie hiervan opgenomen.
Boomgebrek(en) + plaats (10.3)
Indien aanwezig worden een of meer boomgebreken geregistreerd, met de plaatsaanduiding van het boomgebrek.
Boomgebreken zijn gedefinieerd als afwijkingen aan een boom die binnen een periode van 3 jaar stam- of takbreuk of instabiliteit tot gevolg kunnen of zullen hebben. Deze afwijkingen worden vastgesteld op basis van visuele waarneming, eventueel aangevuld met conclusies op basis van vermoeden. Afwijkingen aan een boom die geen stam- of takbreuk of instabiliteit tot gevolg hebben, of waarvan dit niet binnen drie jaar wordt verwacht, worden niet als boomgebreken aangeduid en niet geregistreerd.
Bij alle boomgebreken moet een plaatsaanduiding worden aangegeven, met een of meer van de volgende waarden: kroon, stam, stamvoet of maaiveld. Uitzondering hierop zijn de boomgebreken in de hoofdcategorie ‘algemeen’. Daar is een plaatsaanduiding niet van toepassing. Bij problemen onder of op maaiveldniveau is de plaatsaanduiding altijd ‘maaiveld’.
Het is gewenst het geconstateerde boomgebrek zo goed mogelijk te specificeren. Het soort boomgebrek kan relevant zijn voor onder andere de inschatting van het risico.
In het SUF-BVC is hiervoor de melding ‘boom niet aangetroffen’ opgenomen.
Opties gebreken
Zie bijlage II.
Opties plaats
  • Kroon
  • Stam
  • Stamvoet
  • Maaiveld
Gevolg van boomgebrek(en) (10.4)
Registratie van een of meer mogelijk te verwachten gevolgen van het geconstateerde boomgebrek, of de geconstateerde boomgebreken.
Opties gevolg van boomgebreken (meer opties mogelijk)
  • Takbreuk
  • Stambreuk
  • Instabiliteit
Toelichting
Op basis van het geconstateerde gebrek, of de geconstateerde gebreken, worden een of meer gevolgen per gebrek benoemd.
De opties worden als volgt gedefinieerd:
  • kans op takbreuk: het boomgebrek vormt een (toekomstig) risico voor het uitbreken van een tak;
  • kans op stambreuk: het boomgebrek vormt een (toekomstig) risico voor het breken van de stam;
  • kans op instabiliteit: het boomgebrek vormt een (toekomstig) risico voor het omvallen of scheefzakken van de boom.
Boomveiligheidsklasse (10.5)
Registratie van de boomveiligheidsklasse conform het advies van de controleur. Dit is een indeling van de boom in een klasse die de mate van veiligheid van de boom voor de omgeving aanduidt.
Opties boomveiligheidsklasse
  • Boom zonder gebreken
  • Attentieboom
  • Risicoboom
Toelichting
Een boom kan slechts in een boomveiligheidsklasse worden ingedeeld. De indeling is gebaseerd op de geconstateerde boomgebreken en de inschatting van de gevolgen van deze boomgebreken, inclusief de potentiële toekomstige gevolgen.
De opties worden als volgt gedefinieerd:
  • boom zonder gebreken: boom die geen boomgebreken heeft (zie ook definitie ‘boomgebrek’);
  • attentieboom: boom met een of meer boomgebreken, die over 1 tot 3 jaar na de vaststelling tot takbreuk, stambreuk of instabiliteit kunnen leiden, met een veiligheidsrisico voor de omgeving;
  • risicoboom:
      - boom met een of meer boomgebreken, waarvan ten minste één boomgebrek binnen 1 jaar na de vaststelling leidt tot takbreuk, stambreuk of instabiliteit, met een veiligheidsrisico voor de omgeving;
      -boom waarbij twijfel is over de aard of de omvang van het boomgebrek of de boomgebreken; zolang twijfel of onduidelijkheid over een gebrek bestaat, wordt de boom als risicoboom aangeduid;
      - boom die tijdens de controle gedeeltelijk, of in zijn geheel niet op boomgebreken te beoordelen is; zolang de boom niet volledig is gecontroleerd, wordt de boom als risicoboom aangeduid.
Het betreft een advies van een deskundige controleur, dat in het logboek wordt vastgelegd. De boomeigenaar kan echter een andere beslissing nemen. Dit wordt vastgelegd in het gegevensbestand van de boomeigenaar, als kenmerk 9, ‘boomveiligheidsklasse’. Eventueel kan de boomeigenaar een opmerking toevoegen met zijn motivatie om af te wijken van het advies van de controleur.
Boomveiligheidsmaatregel(en) + urgentie (10.6)
Registratie van een of meer te nemen boomveiligheidsmaatregelen, inclusief de bijbehorende urgentie van de maatregel. De urgentietermijn van de maatregelen wordt bepaald door de mate waarin de veiligheid van de omgeving in het geding is. Hoe onveiliger de boom voor de omgeving, hoe hoger de urgentie. Daarbij wordt de opgave van de boomeigenaar voor de omgevingsrisicoklasse als uitgangspunt genomen. Zie verder paragraaf 3.3.4.
Opties boomveiligheidsmaatregelen
  • Hercontrole
  • Nader onderzoek
  • Controlefrequentie verhogen (aanduiding gewenste frequentie in opmerkingenveld)
  • Veiligheidssnoei
  • Boom verwijderen
  • Verankering aanbrengen
  • Verankering controleren of bijstellen
Opties urgentie
  • Binnen 12 maanden
  • Binnen 6 maanden
  • Binnen 3 maanden
  • Binnen 1 maand
  • Acuut
Opmerking (10.7)
Indien van toepassing kan in het opmerkingenveld per boom relevante informatie worden genoteerd die niet binnen één van de andere kenmerken geplaatst kan worden.