Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Combineren van onder- en bovengrondse infrastructuur met bomen
Deze tekst is gepubliceerd op 10-10-12

Bomen en graafwerkzaamheden

Bij graafwerkzaamheden bestaat een kans dat de grondroerder boomwortels aantreft, ook als de bomen op relatief grote afstand staan. Beperkte verwijdering van dunne wortels is meestal geen probleem.
Vorm en ligging van het wortelstelsel van een boom kunnen sterk variëren (bijlage II.1.2).
Een bomendeskundige kan een inschatting maken van het wortelstelsel. Proefsleuven graven biedt concrete infor­matie over de diepte en de plaats van het wortelstelsel.

Wortels zitten vaak direct onder de verharding

Een grondradar kan een indicatie geven of er wortels liggen. Het is geen vervanging van een bewortelingsonderzoek met proefsleuven

Aandachtspunten voor het graven van boomwortels
  • Verwijder maximaal 20% van het wortelvolume en verwijder geen wortels dikker dan 4 cm. Dit geldt uiteraard niet voor jonge bomen. Deze richtlijn is niet meer dan een vuistregel. In elk geval is er maatwerk nodig om voor een specifieke locatie vast te stellen welk deel van de wortels, en aan welke zijde, kunnen worden verwijderd (§ 5.1.3, bijlage I.1 en II.1.2)
  • Verwijderen van wortels moet gebeuren door een gecertificeerd boomverzorger (§ 5.1.3).
  • Voer na wortelverwijdering ook bovengrondse snoei uit om kroonvolume en wortelvolume in evenwicht te houden (§ 5.1.1).
  • Compensatie van groeiplaats: realiseer aan een andere zijde, waar niet wordt gegraven, goede groeiomstandigheden (§ 5.4, § 5.2).
    Als alternatieve uitvoeringstechnieken voor het werk aan de infrastructurele voorzieningen mogelijk zijn, weeg deze dan af tegen de waarde van de boom. Alternatieve uitvoeringstechnieken zijn onder andere:
      -- plaatsen damwanden of schotten ten behoeve van een kleinere werkbreedte;
      -- bij kabels en leidingen: toepassing van alterna­tieve uitvoeringstechnieken (‘nodig’, sleufloze technieken) zoals gestuurd boren, microtunneling, persen, sleuven aanleggen met grondzuiginstallaties (§ 5.5.2, § 5.5.3) of handmatig graven.
  • Een van de alternatieve uitvoeringstechnieken is gestuurd boren. Onder het wortelstelsel door boren is voor de boom een goede oplossing. In dat geval moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
      -- De insteek moet buiten de kroonprojectie of het wortelstelsel vallen, zoals vastgesteld in het vooronderzoek.
      -- De kabel of leiding moet al op het diepste punt zijn als de rand van de kroonprojectie is bereikt. In gebieden waar grondwater binnen het bereik van boomwortels ligt, kan vlak onder de gemiddelde hoogste grondwaterstand worden geboord. De boomwortels groeien hier vrijwel nooit onder. In gebieden waar het grondwater diep staat, groeien wortels sporadisch dieper dan 1,5 m. Boringen vanaf 1,5-2 m zijn in het algemeen goed uitvoerbaar zonder dat wortels de doorgang belemmeren.