Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Combineren van onder- en bovengrondse infrastructuur met bomen
Deze tekst is gepubliceerd op 17-12-12

I.1. Bomen

Een boom bereikt zijn streefbeeld en behoudt die langdurig, als wordt voldaan aan onderstaande eisen.
  1. De groeiplaats biedt ondergronds voldoende ruimte.
  2. De groeiplaats is van blijvend goede kwaliteit.
  3. De vorm van de groeiplaats maakt verankering mogelijk.
  4. Het wortelstelsel blijft gevrijwaard van ernstige beschadigingen.
  5. De groeiplaats blijft gevrijwaard van verontreinigingen.
  6. Stam en takken blijven gevrijwaard van ernstige beschadigingen.
  7. De groeiplaats biedt bovengronds voldoende ruimte.
  8. De groeiplaats biedt blijvend voldoende licht.
Definitie van een boom
Volgens de model-bomenverordening (Vereniging Stadswerk) is een boom een overblijvend, houtig gewas met een dwarsdoorsnede van de (dikste) stam van minimaal 10 cm op een hoogte van 130 cm boven het maaiveld. De totale hoogte bedraagt minimaal 3 m.

1 De groeiplaats biedt ondergronds voldoende ruimte
Het volume doorwortelbare ruimte moet voor de boom voldoende zijn om een wortelstelsel te ontwikkelen dat in verhouding staat tot het bovengrondse streefbeeld van de boom: hoe groter de boomkroon, hoe meer doorwortelbare ruimte nodig is. Een boom van de 1e grootte (bijlage II.1, tabel 13) heeft daarom een ruimere groeiplaats nodig dan een boom van de 3e grootte. Er is geen exacte formule beschikbaar om de benodigde doorwortelbare ruimte te berekenen, omdat een boom een levend organisme is op een unieke locatie met unieke omstandigheden. Op basis van praktijkervaringen en veldmetingen zijn er verschillende praktisch bruikbare berekeningen en vuistregels gemaakt. De onderstaande rekenregels blijken praktisch goed bruikbaar.
Rekenregels benodigde doorwortelbare ruimte
a 1 m3 per boom per jaar:
een vuistregel op basis van de geplande levensduur van de boom.
b 0,5 tot 1,25 m3 doorwortelbare ruimte per m2kroonprojectie:
een berekening op basis van de kroonomvang van het uiteindelijke streefbeeld.

a Vuistregel: ‘1 m3 per boom per jaar’
Deze regel gaat uit van de geplande levensduur van de boom. Een boom van de 1e grootte kan met 1 m3 goed ingerichte ondergrondse ruimte – grond van goede kwa­liteit – een jaar lang groeien. De boom moet bij aanplant het aantal m3 krijgen die nodig zijn voor de geplande levensduur.
Als gefaseerde uitbreiding van de groeiplaats mogelijk is, moeten de benodigde m3 voor latere jaren worden gereserveerd. In gebieden met grote zetting is gefaseerde aanleg noodzakelijk om kapitaalverlies te voorkomen. Een deel van de eerste aanleg van de groeiplaats zal namelijk na tientallen jaren zijn verdwenen in het grond­water en verloren gaan voor de boom.
Tabel 8. Benodigde doorwortelbare ruimte
Locatie met grondwaterprofiel
(zie figuur 16)
Locatie met hangwaterprofiel
(zie figuur 14)
leeftijd boom
(jaar)
opp. kroonprojectie (m
2
)
(
zie figuur 12)
Bodem met 8% rg. stof nodige m
3
a
)
Bodem met 3%org. stofnodige m
3b)
Bodem met 8%org. stofnodige m
3c)
Bodem met 3%org. stofnodige m
3d
)
20 25 13 19 25 31
40 50 25 38 50 63
60 75 38 56 75 94
80 100 50 75 100 125
100 125 63 94 125 156
125 150 75 113 150 188
150 175 88 131 175 219
175 200 100 150 200 250
200 225 113 169 225 281
a) 0,50 m
3
doorwortelbare ruimte per m
2
kroonprojectie
b) 0,75 m
3
doorwortelbare ruimte per m
2
kroonprojectie
c) 1,00 m
3
doorwortelbare ruimte per m
2
kroonprojectie
d) 1,25 m
3
doorwortelbare ruimte per m
2
kroonprojectie
De benodigde m
3
zijn globale cijfers en afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden.
De eerste 10 cm boven de gemiddelde grondwaterstand telt niet mee als doorwortelbare ruimte, de dikte van het cunet en de verharding ook niet.
Toelichting
a) Gewenste kroonprojectie in m
2
= 0,5 x m
3
groeiplaats bij 8% organische stof.
Bij voldoende vocht en rijke grond, realiseert een boom gemiddeld 1 m
2
kroonoppervlak per 0,5 m
3
grond.
b) Gewenste kroonprojectie in m
2
= 0,75 x m
3
groeiplaats bij 3-5% organische stof.
Op schralere bodemmengsels zoals bomenzand, heeft de boom voor 1 m
2
kroonoppervlak 0,75 m
3
grond nodig.
c) Gewenste kroon in m
2
= 1,0 x m
3
groeiplaats bij hangwater en 8% organische stof.
Op droge profielen kan de ontwerper uitgaan van een verhouding van 1 m
2
kroonoppervlak per m
3
grond.
d) Gewenste kroon in m
2
= 1,25 x m
3
groeiplaats bij hangwater en 3-5% organische stof.
Op droge profielen (hangwaterprofielen) met schralere bodemmengsels vormt water een beperkende factor. De ontwerper kan uitgaan van een verhouding van 1,25 m
2
kroonoppervlak per m
3
grond.
Rekenvoorbeelden
Een populier die minimaal 30 jaar moet blijven staan, heeft 30 m3 nodig.
  • Bij een doorwortelbare ruimte van 1 m diep, is de oppervlakte van de groeiplaats dus 30 m2, bijvoorbeeld 5 x 6 m of 3 x 10 m.
  • Bij aanplant van een rij populieren moet de plant- afstand worden aangepast aan de breedte van de doorwortelbare strook: bij een breedte van 5 m is de plant- afstand 6 m, bij 3 m brede strook 10 m.
Een kastanje die minimaal 60 jaar moet blijven staan, heeft 60 m3 nodig.
  • Bij een groeiplaats met een gemiddelde hoogste grondwaterstand van 0,5 m, moet de oppervlakte van de groeiplaats per boom ongeveer 120 m2 zijn, bijvoorbeeld 10 x 12 m of 6 x 20 m.
b Berekening: ‘0,5 tot 1,25 m3 doorwortelbareruimte per m2 kroonprojectie’
De omvang van de kroon van het uiteindelijke streefbeeld van de boom is het uitgangspunt. Op basis van drie factoren worden de benodigde kubieke meters doorwortelbare ruimte berekend:
  • de oppervlakte van de gewenste kroonprojectie;
  • de beschikbaarheid van vocht;
  • de kwaliteit van de grond.
De kroonprojectie is de oppervlakte van de cirkel met dezelfde diameter als de boomkroon.
Er bestaan voor deze berekening uitzonderingen, zoals voor zuilvormige bomen. De kroondiameter van een Itali­aanse populier is 3 m bij een boomhoogte van 20 m. Het wortelstelsel vraagt meer ruimte dan dat van een 6 m hoge boom met eenzelfde kroondiameter.
[ link ]

Figuur 12. De kroonprojectie is de oppervlakte van de cirkel met dezelfde diameter als de boomkroon

Rekenvoorbeelden
Tabel 8 bevat de rekenvoorbeelden voor een boom van 1e grootte. De tabel geeft de benodigde m3 doorwortel- bare ruimte met een onderscheid naar:
  • grond- en hangwaterprofiel: bij een grondwaterprofiel is voldoende vocht beschikbaar, bij een hangwater- profiel zijn meer m3 nodig;
  • 3% en 8% organische stof: 8% betekent een rijke groeiplaats (volle grond, teelgrond), en 3% een schrale groeiplaats zoals bomenzand. Organische stof houdt ook vocht vast. Dus hoe lager het gehalte aan organi­sche stof, hoe meer m3 nodig zijn.
In het ontwerp moet de doorwortelbare ruimte op openbare grond worden gereserveerd. Geschikte groeiruimte in aangrenzende particuliere tuinen of parken is voor de toekomst niet gegarandeerd. Grondeigenaren hebben het recht om boomwortels van buurbomen op eigen terrein te verwijderen na overleg met de boomeigenaar. Boven­dien kan het aangrenzend terrein worden bebouwd of verhard waardoor de boom na jaren groei een belangrijk deel van zijn wortels zal moeten missen.
2 De groeiplaats is van blijvend goede kwaliteit
De doorwortelbare grond moet kwalitatief aan vier eisen voldoen. Zie tabel 9.
Toelichting
Pa (Pascal) is de eenheid voor druk. 1 MPa is gelijk aan 10 bar. De indringingsweerstand van de bodem is een indicatie voor de verdichting van de bodem, op basis van een handsondeermeting, en wordt uitgedrukt in MPa: hoe hoger dit getal, hoe dichter de bodem.
Als de groeiplaats niet voldoet aan een of meer van deze eisen, blijft wortelgroei uit en bereikt de boom niet zijn streefbeeld of er ontstaat overlast door ziekte of wortelopdruk. Het is wenselijk dat de ondergrondse groei­omstandigheden gedurende de levensduur van de boom grotendeels gelijk blijven. Veranderingen in de zuurstoftoevoer – bijvoorbeeld vanwege een ophoging – verminderen de conditie van de boom. Het kan zelfs leiden tot afsterven.
Grondwaterstandwijzigingen en bronbemaling of andere vormen van vochtonttrekking in het groeiseizoen zijn schadelijk. Inklinking van veenachtige ondergronden leidt tot oppervlakkige beworteling en wortelopdruk.
Tabel 9. Groeiplaatseisen
Groeiplaatseis In cijfers
Vocht 15%
Zuurstof 17-20%
Voeding 3-8% organische stof
Doorwortelbaarheid Indringingsweerstandmaximaal 1,5 tot 2,0 MPa
Aandachtspunten
  • Vocht: vocht wordt ook gebufferd in organische stof en klei. Zeker bij een hangwaterprofiel moet hemel water goed kunnen infiltreren.
  • Zuurstof: te veel organische stof of te veel vocht in de bodem gaat ten koste van de zuurstofhuishouding. Ook verdichte en verharde bodems werken negatief op de zuurstofhuishouding.
  • Voeding: blad (organische stof) op het maaiveld voorkomt uitdroging van de bodem en verbetert de bodemstructuur.
  • Doorwortelbaarheid: de bodem is doorwortelbaar als de indringingsweerstand niet hoger is dan 3 MPa, bij voorkeur minder dan 1,5-2,0 MPa. In verdichte bodems ontstaat vaak een gebrek aan zuurstof en vocht.

3 De vorm van de groeiplaats maakt verankering mogelijk
De groeiplaats voor de boom is bij voorkeur niet smaller dan ongeveer eenderde van de uiteindelijke kroondiameter. Hierbij staat de boom bij voorkeur in het midden van de groeiplaats. Dit is echter niet strikt noodzakelijk.
Tabel 10. Globale breedte van de groeiplaats
Grootteof leeftijd Kroondiameter,in m Breedte groeiplaatsin m terhoogte vanboom
1e grootteof 60 jaar 10-15 3,0-4,5
2e grootteof 40 jaar 7-10 2,5-3,5
3e grootteof 20 jaar 5-7 1,5-2,5
vormboom 3-5 1,5-2,0
(Naar: KBB
©
-richtlijnen, versie 2007 [21]. De breedtes zijnglobale cijfers en afhankelijk van de locatie)
4 Het wortelstelsel blijft gevrijwaard van ernstige beschadigingen
Het wortelstelsel kan beperkte beschadigingen compenseren. Afhankelijk van de plaatselijke situatie kan over het algemeen minder dan twintig procent van het wortelstelsel zonder problemen worden weggenomen. Deze wortels mogen niet dikker zijn dan 4 cm.
Dit kan alleen als het wortelstelsel voldoende diep gaat. Deze norm geldt overigens niet voor jonge bomen. Weg te nemen wortels moeten recht worden afgezaagd, en mogen niet worden afgescheurd.
5 De groeiplaats blijft gevrijwaard van verontreinigingen
Bomen kunnen gevoelig zijn voor verontreinigingen. Verontreiniging door olie, benzine of strooizout vermindert de activiteit van het bodemleven en de opnamecapaciteit van mineralen en water. Gebreksziekten en een matige groei zijn het gevolg. Gaslekkages verdringen de zuurstof uit de bodem waardoor bomen soms binnen enkele dagen kunnen afsterven.
6 Stam en takken blijven gevrijwaard van ernstige beschadigingen
De stam en de stamvoet zijn zeer gevoelig voor bescha­digingen. De sapstromen lopen immers in de buitenste rand van de stam. Onderbreking hiervan – zeker een grotere horizontale beschadiging – heeft gevolgen voor de hele boom. Een wond biedt bovendien een invals poort voor ziekten en schimmels.
Ook bij snoeien ontstaat schade. Daarom moeten takken zo jong mogelijk worden weggenomen om de snoeiwond te beperken. Een boom moet de verwijderde bladmassa en snoeiwonden kunnen compenseren. Daarvoor geldt de volgende vuistregel: per snoeibeurt nooit meer dan twintig procent van de bladmassa wegnemen.
Ter voorkoming van beschadigingen mogen geen bovengrondse kabels of andere voorzieningen aan de boom worden bevestigd.
7 De groeiplaats biedt bovengronds voldoende ruimte
De vrije bovengrondse ruimte moet toereikend zijn om de stam en de takken zich te laten ontwikkelen. Deze ruimte mag niet worden beperkt door gevels, bovenleidingen, verlichtingsmasten, wegwijzers en dergelijke. De plantafstand ten opzichte van obstakels moet minimaal 0,6 maal de verwachte kroonbreedte van het eindbeeld zijn. Op maaiveld moet de stam de ruimte hebben om uit te groeien. De stam en stamvoet van een 60-jarige iep vragen bijvoorbeeld al snel een boomspiegel van 175 cm x 175 cm.
Tabel 11. Globale plantafstand t.o.v. obstakels
Grootteof leeftijd Kroondiameterin m Kroondiameterin m Minimale afmeting open boomspiegel in m
1e grootteof 60 jaar 10-15 6-9 1,75 × 1,75
2e grootteof 40 jaar 7-10 4-6 1,25 × 1,25
3e grootteof 20 jaar 5-7 3-4 0,75 × 0,75
vormboom 3-5 1,5-3 0,75 × 0,75
(Naar: KBB
©
-richtlijnen, versie 2007 [21]. De breedtes zijn globale cijfers en afhankelijk van de locatie)
8 De groeiplaats biedt blijvend voldoende licht
Voldoende zonlicht is essentieel voor bomen. De behoefte aan licht is afhankelijk van de boomsoort. Hoge gebouwen en omringende – hogere – bomen kunnen ervoor zorgen dat een boom onvoldoende licht krijgt. In dat geval ontwikkelt de boom zich matig of groeit scheef.
[ link ]

Figuur 13. Aandachtspunt bij eis 1 ‘Ondergronds voldoende ruimte‘: door uitkragende fundering is de werkelijke breedte van de standplaats naast verharding minder dan opmaaiveldniveau lijkt

[ link ]

Figuur 14. Wanneer de grondwaterstand buiten het bereik van dewortels ligt, is sprake van een hangwaterprofiel

[ link ]

Figuur 15. Ontwikkeling wortelstelsel en kroon

[ link ]

Figuur 16. Wanneer het grondwater binnen het bereik van deboomwortels is, is sprake van een grondwaterprofiel

[ link ]

Figuur 17. De ondergronde groeiruimte moet voldoende groot zijn, maar kan verschillende vormen hebben.
Hieronder dezelfde boom met hetzelfde aantal kuubs in verschillende vormen/doorwortelbare ruimten.