Grondroeren nabij kabels en leidingen

Om tijdens het grondroeren schade aan kabels en leidingen te voorkomen, wordt een risicogebied geïntroduceerd. Binnen het risicogebied zal de werkmethode van grondroeren aangepast moeten worden. Buiten het risicogebied mag de grond zonder extra voorzorgsmaatregelen worden geroerd.

Het gebied nabij een kabel of leiding, waarbinnen de grond niet zonder meer geroerd mag worden, is het risicogebied. Binnen het risicogebied is de grondroerder verplicht ervoor te zorgen dat de grondroering veilig wordt uitgevoerd zonder schade aan de aanwezige kabels en leidingen.

• Het gebied 1,00 meter (links-rechts) uit de buitenkant en 0,50 meter boven de buitenkant van de kabel of leiding, waarvan de werkelijke ligging bepaald (en in het veld gemarkeerd) is.
• Het gehele graafprofiel als aanwezige kabels en leidingen niet vooraf zijn gelokaliseerd.

Grondroeren binnen het risicogebied is mogelijk door de diverse lokalisatiemethoden (bijvoorbeeld voorsteken en scannen) te combineren met het grondroeren.

Het graven met voorsteken is een veelgebruikte grondroermethode, die op onderstaande wijze wordt uitgevoerd:

• steek handmatig voor over een diepte van maximaal 0,20 meter. Doe dit ter plaatse van de kabel of leiding als deze is gelokaliseerd en gemarkeerd of steek handmatig aansluitend van elkaar over het gehele oppervlak van de graafbak;
• verwijder de voorgestoken laag over een diepte van maximaal 0,15 meter door te schrapen met de graafbak van de machine;
• herhaal het bovenstaande tot de kabel of leiding wordt gevonden of de voorziene ontgraving is gerealiseerd;
• zodra een kabel of leiding is gevonden, wordt deze handmatig vrij gegraven, zodanig dat hij zichtbaar is;
• let bij het handmatig steken met de schop op aansluitleidingen, deze zijn kwetsbaarder en beschadigen daardoor sneller.

Alternatieve methoden bij het grondroeren binnen het risicogebied die gecombineerd toegepast kunnen worden met lokalisatiemethoden, zijn onder andere de grond wegborstelen of wegzuigen.

Tijdens het grondroeren kan het nodig zijn om extra voorzorgs- en/of veiligheidsmaatregelen te nemen om schade aan kabels en leidingen te voorkomen. Hierover is dan vooraf contact geweest met de netbeheerder. Deze maatregelen zijn in de werkinstructie omschreven. Als extra maatregelen kan gedacht worden aan onder andere:

• het beschermen van onderdelen die bij de uitvoering van het werk zijn vrijgegraven tegen alle vormen van beschadiging;
• het beschermen van talud tegen afkalving, bezwijken;
• het ondersteunen of ophangen van kabels of leidingen en het (gedeeltelijk) wegvallen van steundruk in bochten wanneer deze ondergraven moeten worden;
• het tijdelijk verplaatsen van een kabel of leiding;
• het tijdelijk spannings- of drukloos maken van een kabel of leiding;
• het aanbrengen van voorzieningen bij bijvoorbeeld vrijgekomen lasmoffen, afsluiters, versterkers en kwelschermen. Wanneer de situatie onduidelijk of complex is, is een deskundige uitvoering volgens de instructies van de netbeheerder vereist.

Zijn er extra voorzorgs- en/of veiligheidsmaatregelen getroffen, controleer deze dan aan het begin en het einde van iedere dag en herstel deze indien nodig alvorens verder te gaan met het grondroeren.

Rond de grondroeringen zorgvuldig af door:

• tijdelijk verplaatste kabels en leidingen terug te leggen in de oorspronkelijke ligging, evenals afdekband enzovoort, en bevestig dit door het herleidbaar vast te leggen;
• de grond rond kabels en leidingen zorgvuldig aan te vullen en af te werken:

  -	in enkele lagen aanvullen en verdichten;

  -	puin of ander materiaal dat beschadigingen teweeg kan brengen niet direct op, onder of naast netonderdelen aanbrengen;

  -	verwijder de ondersteunende onderdelen of hulpconstructies;

  -	verdicht de grond ook onder de kabel of leiding.

Wordt er onverhoopt toch schade toegebracht aan een kabel of leiding of wordt een bestaande schade aan een kabel of leiding ontdekt (u ruikt bijvoorbeeld gas)?

• Werk volgens het calamiteitenplan uit uw V&G-dossier om de veiligheid te waarborgen en gezondheidsrisico’s te beperken, en
• neem contact op met de netbeheerder.