Bijlage I Begrippen en trefwoorden
Boucharderen
Bewerking die wordt uitgevoerd met een bouchardehamer of met een beitel met een bouchardekop. Nadat een oppervlak gespitst is, kan met deze bewerking een oppervlak verder geëgaliseerd worden. Het uiterlijk van deze bewerking kan variëren. Dit is afhankelijk van:
- het aantal punten op de kop van de bouchardehamer of op de kop van de bouchardebeitel;
- het slaginstrument.
Bij een bouchardehamer zal zich in veel gevallen het blok met puntjes aftekenen in de steen. Ook bij het gebruik van een houten of ijzeren hamer is dat beeld zichtbaar. De kop van de boucharde tekent zich sterker af naarmate deze minder haaks op het oppervlak slaat. Bij het gebruik van een pneumatische hamer en een daarin los gevatte kleine bouchardebeitel, verandert de stand van de beitel voortdurend als gevolg van de hevige trillingen. Daardoor tekent de vorm van de bouchardekop zich niet af. Bij het gebruik van een pneumatische hamer en een daarin vast gevatte bouchardebeitel kan de beitel door het trillen gemakkelijk worden gestuurd. Hierdoor kan mooi gelijkmatig werk worden verkregen (zie figuur 40).
[ link ]
Figuur 40. Gebouchardeerd oppervlak
Cirkelzaag en freesmachine
Cirkelzagen kunnen naast plaatzagen worden gebruikt voor het aanbrengen van onder meer inkepingen, profielen en afwateringsvlakken (zie figuur 41). Met deze machines kunnen bijna alle voorkomende bewerkingen worden uitgevoerd; alleen inwendige hoeken en binnenbochten kunnen slechts ten dele worden uitgezaagd. De diameter van de cirkelzaag varieert van 0,3 tot 3,5 m. Er zijn uitvoeringen waarbij de zaagarm vast staat en de plaat beweegt, maar ook versies waarbij dit juist andersom is.
[ link ]
Figuur 41. Cirkelzaag
Draadzagen
Draadzagen berust op het principe van de kabelzaag. Een kabel zonder einde en bezet met diamanten ‘parels’ wordt machinaal over stalen draagkabels bewogen en schuurt een steenblok uit (zie figuur 42). Draadzagen worden gebruikt om gelijktijdig verscheidene platen uit hetzelfde blok te zagen. Draadzagen hebben een grotere zaagsnelheid dan raamzagen, maar het nadeel is dat ze voorlopig minder nauwkeurig werken. Hierdoor is de minimumzaagdikte van de platen beperkt.
[ link ]
Figuur 42. Draadzaag in groeve
Freesmachine
Zie onder: Cirkelzaag.
Frijnen
Eindafwerking waarbij het oppervlak van een voorbewerkt vlak wordt behakt met dicht naast elkaar gelegen, evenwijdige lijnen (zie figuur 43). Het uiterlijk kan variëren. Dit is afhankelijk van:
- de onderlinge afstand tussen de slagen;
- het aantal slagen: dit kan variëren van 18 tot 36 per 100 mm, gemeten haaks op de richting van de slagen;
- de stand van de beitel;
- de richting waarin de slagen worden gelegd: in principe worden de slagen steeds vanuit dezelfde kant van het blok gelegd;
- het patroon waarin de slagen worden gelegd: frijnwerk is een zuivere sierslag. Men heeft, naast het patroon van de randslag met haaks daarop de slagen over het vlak, in de loop der tijd ook allerlei andere patronen bedacht.
[ link ]
Figuur 43. Gefrijnd oppervlak (met gezaagde rand)
Grootplaveisel
Bestratingswijze waarbij keien of tegels met afmetingen groter dan 120 mm (één of meer zijden) worden gebruikt (zie figuur 44).
[ link ]
Figuur 44. Grootplaveisel met afstandhouders tijdens aanleg)
Kleinplaveisel
Bestratingswijze waarbij keien met zijden van 60 mm tot 120 mm worden gebruikt. Omdat de keien vaak een onregelmatige vorm hebben, kunnen ze niet strak tegen elkaar worden gelegd en zijn gewone strekse verbanden niet mogelijk. Deze bestratingswijze vergt veel expertise van de straatmaker. Bij kleinplaveisel met keien worden vaak schubben-, schelpen-, segment- of waaierverbanden toegepast (zie figuur 45).
[ link ]
Figuur 45. Kleinplaveisel in porfier
Klieven
Bewerking van een blok natuursteen, met bijvoorbeeld wiggen, met het doel het blok op gecontroleerde wijze te splijten. Deze techniek wordt toegepast in de groeve bij het winnen van de natuursteen, maar ook later, om de gewonnen blokken te verdelen in kleinere elementen. Behalve manuele vormen, waarbij bijvoorbeeld keggen in keggaten worden geslagen, zijn er vele andere vormen, waaronder machinale breektechnieken.
Mozaïekplaveisel
Bestratingswijze waarbij keien met afmetingen van 40 mm tot 60 mm worden gebruikt. Deze bestratingswijze vergt veel expertise van de straatmaker. Met de keien kunnen prachtige patronen worden gelegd. Voor goede aansluitingen en patroonvormen moeten keien ter plaatse in de juiste vorm worden gekliefd (zie figuur 46).
[ link ]
Figuur 46. Mozaïekplaveisel
Plaat
Plat natuurstenen element, verkregen door klieven, zagen of een soortgelijke techniek van een ruw blok natuursteen. De lengte- en breedteafmetingen zijn veel groter dan de dikte. De plaat kan worden gebruikt voor verdere verwerking en opdeling in tegels.
Polijsten
Schuurtechniek waarbij het schuurmiddel minstens even hard is als de te bewerken steen en een korrelgrootte heeft die kleiner is dan 0,15 mm (zie figuur 47). Na achtereenvolgens schuren en zoeten kan men een steenoppervlak polijsten. Dit geschiedt met schuurmiddelen met een korreldichtheid van P600 tot P1000. Bij gepolijst werk zijn geen krassen van het schuurmiddel zichtbaar. Het steenoppervlak glanst en toont zijn diepste kleur. Dit effect kan ook worden bereikt door (op ruwer materiaal) lak of was aan te brengen; het resultaat mag dan uiteraard niet als polijstwerk worden gepresenteerd. Niet elke steensoort is polijstbaar. Gepolijste natuursteen is door gebrek aan stroefheid niet bruikbaar voor buitenbestratingen. Voor grotere oppervlakken worden computergestuurde polijststraten gebruikt.
[ link ]
Figuur 47. Polijsten
Raamzagen
Verzagen van een blok natuursteen door een stelsel van tot 100 stalen bladen van 3-5 mm dik, die naast elkaar zijn gemonteerd in een stevig raam (zie figuur 48). De afstand tussen de zaagbladen bepaalt de dikte van de platen. De snelheid van het zaagproces is afhankelijk van de hardheid van de steen en het gebruikte slijp- of zaagmateriaal. Het zaagproces kan worden uitgevoerd met los slijpmateriaal (meestal carborundum) of met zaagbladen bekleed met diamant. Raamzagen met een slijpmiddel wordt bijna uitsluitend toegepast voor het verzagen van blokken harde natuursteen, zoals graniet. De raamzaag schuurt hierbij steeds in dezelfde richting over het steenblok en wordt bij de teruggaande beweging gelicht, zodat water en slijpmateriaal in de sneden vloeien.
[ link ]
Figuur 48. Raamzaag
Schelpenverband
Verband waarbij het legpatroon van de keien lijkt op schelpen (zie figuur 49). Aan de kantopsluiting wisselen hele en halve schelpen elkaar af. In hellend terrein ligt de top van de boog het hoogst, omdat het verband de krachten van de aandrijvende wielen van passerende voertuigen dan het beste kan opnemen.
[ link ]
Figuur 49. Schelpenverband
Schubbenverband
Verband waarbij het legpatroon bestaat uit halve cirkels en de cirkeldelen en lijkt op schubben. Aan de kantopsluiting komen halve schubben (zie figuur 50). In hellend terrein ligt de top van de boog het hoogst, omdat het verband de krachten van de aandrijvende wielen van passerende voertuigen dan het beste kan opnemen.
[ link ]
Figuur 50. Schubbenverband
Schuren
Schuurtechniek waarbij het schuurmiddel, dat minstens even hard is als de te bewerken steen, een korrelgrootte heeft die niet veel kleiner is dan 1/2 mm. Traditioneel hebben schuurmiddelen een aanduiding van de grofheid (nummer) die overeenkomt met het aantal korrels per vierkante centimeter. Grof schuren geschiedt met schuurmiddelen P14 en P40; fijn schuren met schuurmiddelen P60, P80 en P120. Bij zoeten en polijsten worden nog fijnere schuurmiddelen gebruikt (zie figuur 51).
[ link ]
Figuur 51. Geschuurd oppervlak (met gezaagde rand)
Segmentverband
Verband waarbij de keien langs een deel van een cirkelboog worden gelegd. Langs de kantopsluiting komen altijd eerst halve segmenten (zie figuur 52). Er zijn twee soorten segmentverband: met en zonder invlechting. Bij het invlechten wordt voorkomen dat er teveel kleine keitjes op een rij liggen. In hellend terrein ligt de top van de boog het hoogst, omdat het verband de krachten van de aandrijvende wielen van passerende voertuigen dan het beste kan opnemen.
[ link ]
Figuur 52. Segmentverband
Spitsen
Techniek waarbij een onbewerkt breukvlak vlak wordt gemaakt door het verwijderen van overtollige steen met een haktechniek.
Stralen
Techniek waarbij water en/of lucht en/of een straalmiddel met hoge snelheid op een oppervlak wordt gespoten. Het effect van stralen wordt bepaald door het straalmiddel, de straaldruk, de vorm van de spuitmond, de afstand van de spuitmond tot het oppervlak, de hoek ten opzichte van het oppervlak en de tijdsduur die de spuitmond op een bepaalde plaats is gericht. Alvorens tot stralen wordt overgegaan, dient op ten minste één representatief proefvlak een proef te worden gedaan. Aan de hand hiervan kunnen het effect en het risico van schade worden bepaald. In Duitsland wordt de techniek van stralen gebruikt om een oppervlak stroef te maken. Figuur 53 toont een gestraald oppervlak.
[ link ]
Figuur 53. Gestraald oppervlak
Tegel
Bewerkingsvorm van (verzaagde) plaat natuursteen, waarbij vrijwel alle zijden zijn bewerkt. De lengte van de tegel is meestal kleiner dan 0,5 m.
Vlammen
Techniek waarbij een vlam wordt gericht op een natuursteenoppervlak, waardoor zwakke korrels uit het steenoppervlak breken en een ruw bewerkingsoppervlak ontstaat (zie figuur 54). Vlammen wordt toegepast om een natuursteentegel of -kei stroef te maken. De techniek heeft invloed op de dominantie van kleuren in de natuursteen. Zo krijgt de granietsoort Bleu de Lanhélin uit Bretagne door vlammen een blauwtint.
[ link ]
Figuur 54. Gevlamd oppervlak
Waaierverband
Verband waarbij keien zijn gestraat in halve cirkels. Aan de kantopsluiting worden om en om kwart cirkels gestraat (zie figuur 55). Er zijn twee soorten waaierverband: met en zonder tussenruimte. Bij een waaierverband zonder tussenruimte zijn kleine passtukken nodig in de punten. In hellend terrein ligt de top van de boog het hoogst, omdat het verband de krachten van de aandrijvende wielen van passerende voertuigen dan het beste kan opnemen.
[ link ]
Figuur 55. Waaierverband
Waterstraalsnijden
Techniek voor het versnijden van natuursteen. Met water onder zeer hoge druk (3500 bar) is het mogelijk platen natuursteen zeer precies te snijden (zie figuur 56). Door computergestuurde volautomatische sturing kunnen de meest complexe figuren worden uitgesneden. De dieptewerking is beperkt tot 9 cm voor hard materiaal en ongeveer 20 cm voor marmer.
[ link ]
Figuur 56. Waterstraalsnijden
Zoeten
Schuurtechniek waarbij het schuurmiddel, dat minstens even hard is als de te bewerken steen, een korrelgrootte heeft die kleiner is dan 0,5 mm en groter dan 0,15 mm. Nadat het werk geschuurd is, kan het met een fijner schuurmiddel (korrelnummer P220 en P320) bewerkt worden, totdat er met het blote oog geen krassen meer zichtbaar zijn (zie figuur 57). Gezoete natuursteen is door gebrek aan stroefheid niet geschikt voor buitenbestratingen.
[ link ]
Figuur 57. Gezoet oppervlak (met gezaagde rand)