Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek Verkeersveiligheid
Deze tekst is gepubliceerd op 21-06-13

Spoorwegovergangen

Nederland kende in 2002 circa 2. 050 openbare overwegen, waarvan er circa 1. 750 zijnbeveiligd [7.34]. Ruim 1. 600 van dezebeveiligde overwegen zijn voorzien van een AKI (Automatische Knipperlicht Installatie) of een AHOB (Automatische Halve Overweg Bomen).
Het beleid van ProRail is gericht op het zo veel mogelijk terugdringen van het aantal overwegen. Onbeveiligde (particuliere) overwegen worden opgeheven en (drukke) overwegen worden vervangen door ongelijkvloerse kruisingen. Ook wordt gewerkt aan het verbeteren van bestaande overwegen ten behoeve van de veiligheid. Een onderdeel daarvan is het ombouwen van AKI's naar AHOB's. Voor het opheffen of verbeteren van overwegen zijn diverse subsidieregelingen in het leven geroepen.
De intensiteit en de naderingssnelheid van het wegverkeer zijn belangrijke ongevalsfactoren op overwegen. Andere belangrijke ongevalsfactoren zijn de treinfrequentie en de gemiddelde wachttijd bij een gesloten overweg.
Vooral wanneer de overweg nabij een treinstation ligt, zijn vanwege de daar stoppende treinen de wachttijden relatief langer.
In het algemeen moet ervoor worden gezorgd dat het verkeer niet op de overweg stil komt te staan. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat vlak na de overweg een linksafverbod moet worden ingesteld om te voorkomen dat voertuigen die linksaf willen slaan en op tegenliggers moeten wachten op de overweg stilstaan. Het kan eventueel nodig zijn om kruispunten voor en na overwegen tot voorrangskruispunten te maken. Ook stopverboden kunnen noodzakelijk zijn. Voor een goede en veilige afwikkeling is het noodzakelijk dat het wegverkeer een goed zicht heeft op de overweg.
De meest gebruikelijke beveiliging van overwegen is de AHOB. Deze vorm van automatische beveiliging is toegestaan bij maximaal drie sporen. Daarboven is de lengte van de overgang te groot voor de AHOB en wordt de beveiliging geregeld door middel van overwegbomen die de rijbaan over de volle breedte afsluiten (ADOB, Automatische Dubbele Overweg Bomen).
Bij AHOB's bedraagt het minimale dwarsprofiel van de rijbaan met twee rijstroken 5 m. Bij aanwezigheid van een middengeleider bedraagt de breedte van elke rijbaan ten minste 2, 50 m. Het beveiligingssysteem staat ten minste 0, 50 m uit de kant van de rijbaan. De lengte van de bomen is altijd de halve wegbreedte, afgerond op 0, 25 meter.
In CROW-publicatie nr. 168 ‘Verbeteren veiligheid op en nabij AHOB-overwegen’ [7.34] worden veel maatregelen gegeven om de veiligheid van overwegen te vergroten. Maatregelen waarvoor de wegbeheerder de eerste verantwoordelijkheid draagt, zijn:
  • aanbrengen van verkeersdrempels of wegvakplateaus circa 20 m voor de overweg;
  • aanbrengen van een middengeleider aan weerszijden van de overweg met een lengte van ten minste 20 m;
  • doortrekken van voet- en fietspaden over de overweg;
  • doortrekken van een (brede) asstreep over de overweg;
  • aanbrengen van kantstrepen eventueel ondersteund met reflectaren op de overwegbevloering.
Verticaal lengteprofiel
Ter plaatse van de overweg moet de weg in principe een zodanig horizontaal en verticaal lengteprofiel hebben dat:
  • diepladers op de overweg niet kunnen vastlopen;
  • bij het berijden van de weg met de ter plaatse toegestane snelheid geen schade aan voertuig en lading wordt toegebracht;
  • zo comfortabel mogelijk kan worden gereden (vlakheid);
  • voldoende uitzicht aanwezig is, vanaf de weg en vanaf de spoorbaan.
Voor diepladers bestaat het gevaar dat ze op de overweg vast lopen. Hiervoor zijn zogenaamde gevarenklassen ingesteld voor de gevallen dat de overweg niet vlak is. ProRail kan met behulp van een eigen computerprogramma de gevarenklasse berekenen. Er moet dan een waarschuwing voor de overweg komen in de vorm van een RVV-bord ‘uitholling overdwars’ met een onderbord waarop een vastgelopen dieplader staat afgebeeld en het nummer van de overweg. Chauffeurs van diepladers kunnen in een boekje dat zij bij zich behoren te hebben opzoeken of ze de overweg kunnen passeren.
Koppeling verkeerslichten
Bij overwegen waar zich problemen zouden kunnen voordoen met de ontruiming van de overweg als gevolg van een nabijgelegen kruispunt, kunnen ontruimingslichten bij de ervoor liggende kruising worden geplaatst. Ontruimingsproblemen kunnen zich vooral voordoen bij overwegen die met een AHOB zijn uitgerust. Voor koppeling van de ontruimingslichten aan de overwegbeveiliging moet in de verkeerslichtenregeling een zogeheten overwegprogramma worden ingebouwd. De naderende trein geeft dan voordat de overwegbeveiliging wordt geactiveerd een signaal naar de verkeersregelinstallatie, waardoor een tijdige ontruiming van de overweg kan worden bewerkstelligd.