Aanduiding van de afstand
Op bewegwijzering wordt onderscheid gemaakt tussen:
- de afstandaanduiding tot het doel (bestemming);
- de afstandaanduiding tot het nulpunt.
Afstandaanduiding tot het doel (bestemming)
Over de afstandsaanduiding tot een doel kan het volgende worden opgemerkt:
- De afstand wordt vermeld in de eenheid ‘kilometer’.
De aanduiding ‘km’ wordt achterwege gelaten. - De cijferhoogte komt overeen met de onderkasthoogte van de bijbehorende teksten en wordt uitgevoerd in klein kapitaal.
- Op wegwijzers met centrisch geplaatste teksten, met of zonder kilometers, worden de afstandsaanduidingen op een vaste afstand achter de bijbehorende tekst geplaatst.
Tabel 2.2. Plaatsing van afstandaanduiding tot doel op wegwijzers, gerangschikt naar wegtype
Wegtypen | Op welke wegwijzers |
Nationale stroomwegen |
|
Regionale stroomwegen |
|
Gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen met gelijkvloerse kruisingen (Bubeko) |
|
Gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen met ongelijkvloerse kruisingen (Bubeko) |
|
Wegen binnen de bebouwde kom |
|
Fietswegwijzers |
|
Afstandsaanduiding tot het nulpunt
Het nulpunt wordt gedefinieerd door het begin van de uitvoegstrook (bij aanwezigheid van een uitvoegstrook) of de as van de kruisende weg (bij afwezigheid van een uitvoegstrook). In de situatie van een rijbaansplitsing of een weefvak wordt het nulpunt bepaald door de laatste dwarsdoorsnede stroomopwaarts van het puntstuk, waar bewegwijzering boven of naast de rijbaan wordt geplaatst.
Over de afstandsaanduiding tot het nulpunt kan het volgende worden opgemerkt:
- De afstand tot het nulpunt wordt altijd vermeld in een veelvoud van honderd meter.
- De cijferhoogte komt overeen met de onderkasthoogte van de teksten op de voorwegwijzer.
- De hoogte van de onderkastletter ‘m’ is een slag kleiner dan de onderkasthoogte van de teksten.
Tabel 2.3. Plaatsing van afstandsaanduiding tot nulpunt op wegwijzers, gerangschikt naar wegtype
Wegtypen | Op welke wegwijzers | Plaats van de afstandsaanduiding op het bord | Plaats van de wegwijzer met de afstandsaanduiding tot het nulpunt in het lengteprofiel van de weg |
---|---|---|---|
Nationale stroomwegen | Op voorwegwijzers voor de afslaande richting | Gecentreerd onder de plaatsnamen onder een aparte witte bies (zie figuur 3.1) | Op 600 m en1200 m voor het nulpunt |
Regionale stroomwegen | In principe wordt een afstandsaanduiding toegevoegd als bij een kruispunt per naderingsrichting meer dan een voorwegwijzer wordt geplaatst | Gecentreerd aan de onderzijde in de witte bies (zie figuren 4.21 t/m 4.24) | Op 300 m, 600 m en eventueel op 900 m voor het nulpunt |
Gebiedsontsluitingswegen | In principe wordt een afstandsaanduiding toegevoegd als bij een kruispunt per naderingsrichting meer dan een voorwegwijzer wordt geplaatst | Gecentreerd aan de onderzijde in de onderbroken witte bies (zie figuren 4.21 t/m 4.24) | Op 200 m en eventueel op 400 m en 600 m voor het nulpunt |
Toeritten van ongelijkvloerse kruisingen | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. |
Erftoegangswegen buiten de bebouwde kom en wegen binnen de bebouwde kom | N.v.t. | N.v.t. | Op 200 m en eventueel op 400 m en 600 m voor het nulpunt |