Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Richtlijn bewegwijzering 2014
Deze tekst is gepubliceerd op 07-01-14

Aanduiding van de afstand

Op bewegwijzering wordt onderscheid gemaakt tussen:
  • de afstandaanduiding tot het doel (bestemming);
  • de afstandaanduiding tot het nulpunt.
Afstandaanduiding tot het doel (bestemming)
Over de afstandsaanduiding tot een doel kan het volgende worden opgemerkt:
  • De afstand wordt vermeld in de eenheid ‘kilometer’.
    De aanduiding ‘km’ wordt achterwege gelaten.
  • De cijferhoogte komt overeen met de onderkasthoogte van de bijbehorende teksten en wordt uitgevoerd in klein kapitaal.
  • Op wegwijzers met centrisch geplaatste teksten, met of zonder kilometers, worden de afstandsaanduidingen op een vaste afstand achter de bijbehorende tekst geplaatst.
In tabel 2.2 staat per wegtype op welke wegwijzer de afstand tot het doel wordt aangegeven.
Tabel 2.2. Plaatsing van afstandaanduiding tot doel op wegwijzers, gerangschikt naar wegtype
WegtypenOp welke wegwijzers
Nationale stroomwegen
  • Afstanden worden aangegeven op lage en hoge doelenbord bij afritten en knooppunten en niet op wegwijzers bij verzorgingsplaatsen en op wegwijzers in knooppunten van nationale stroomwegen.
  • Als de doelenaanduidingen op de wegwijzer met de beginkapitalen lijnen, worden de daarbij behorende afstandsaanduidingen rechts uitgelijnd.
  • Bij aansluitingen worden op bermborden en portaalwegwijzers voor de doorgaande richting afstandsaanduidingen (in km) tot de op de wegwijzers vermelde doelen geplaatst.
  • De afstand tot hoofd-­ en netwerkdoelen wordt aangegeven.
Regionale stroomwegen
  • Op voorwegwijzers in de doorgaande richting wordt de afstand tot een doel aangeven. Dit omdat langs de regionale stroomweg geen besliswegwijzers worden geplaatst bij de vloeiend of haaks aangesloten verbindingswegen.
  • De afstand wordt gemeten vanaf de plaats van de wegwijzer tot het eerste bewegwij­ zerde kruispunt binnen de bebouwde kom.
  • De afstand wordt op hele kilometers naar beneden afgerond als de eerste decimaal kleiner is dan vijf en naar boven als de eerste decimaal groter dan of gelijk is aan vijf.
  • Op wegwijzers worden de afstandsaanduidingen op een vaste afstand na de plaatsnaam aangegeven.
Gebiedsontsluitings­wegen en erftoegangswegen met gelijkvloerse kruisingen
(Bubeko)
  • Op voorwegwijzers in de doorgaande richting wordt de afstand tot een doel niet aangegeven
  • Op besliswegwijzers op kruispunten wordt de afstand tot een doel aangegeven.
  • De afstand wordt gemeten vanaf de plaats van de wegwijzer tot het eerste bewegwijzerde kruispunt binnen de bebouwde kom.
  • De afstand wordt op hele kilometers naar beneden afgerond als de eerste decimaal kleiner is dan vijf en naar boven als de eerste decimaal groter dan of gelijk is aan vijf.
  • Op wegwijzers worden de afstandsaanduidingen op een vaste afstand na de plaatsnaam aangegeven.
Gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen met ongelijkvloerse kruisingen
(Bubeko)
  • Op besliswegwijzers op kruispunten wordt de afstand tot een doel aangegeven.
  • Op voorwegwijzers in de doorgaande richting wordt de afstand tot een doel aangeven.
  • De afstand wordt gemeten vanaf de plaats van de wegwijzer tot het eerste bewegwijzerde kruispunt binnen de bebouwde kom.
  • De afstand wordt op hele kilometers naar beneden afgerond als de eerste decimaal kleiner is dan vijf en naar boven als de eerste decimaal groter dan of gelijk is aan vijf.
  • Op wegwijzers worden de afstandsaanduidingen op een vaste afstand na de plaatsnaam aangegeven.
Wegen binnen de bebouwde kom
  • Afstanden tot doelen worden alleen weergegeven op besliswegwijzers die binnen de bebouwde kom staan op het laatste kruispunt voordat men de bebouwde kom uitrijdt.
  • De afstand wordt gemeten vanaf de plaats van de wegwijzer tot het eerste bewegwij­zerde kruispunt binnen de bebouwde kom.
  • De afstand wordt op hele kilometers naar beneden afgerond als de eerste decimaal kleiner is dan vijf en naar boven als de eerste decimaal groter dan of gelijk is aan vijf.
  • Op wegwijzers worden de afstandsaanduidingen op een vaste afstand na de plaatsnaam aangegeven.
Fietswegwijzers
  • Op fietswegwijzers wordt de afstand tot een doel weergegeven. Zie paragraaf 6.1.2. ‘Informatie op fietsbewegwijzering’.
Afstandsaanduiding tot het nulpunt
Het nulpunt wordt gedefinieerd door het begin van de uitvoegstrook (bij aanwezigheid van een uitvoegstrook) of de as van de kruisende weg (bij afwezigheid van een uitvoegstrook). In de situatie van een rijbaansplitsing of een weefvak wordt het nulpunt bepaald door de laatste dwarsdoorsnede stroomopwaarts van het puntstuk, waar bewegwijzering boven of naast de rijbaan wordt geplaatst.
Over de afstandsaanduiding tot het nulpunt kan het volgende worden opgemerkt:
  • De afstand tot het nulpunt wordt altijd vermeld in een veelvoud van honderd meter.
  • De cijferhoogte komt overeen met de onderkasthoogte van de teksten op de voorwegwijzer.
  • De hoogte van de onderkastletter ‘m’ is een slag kleiner dan de onderkasthoogte van de teksten.
In tabel 2.3 staat per wegtype aangegeven op welke wegwijzer de afstand tot het nulpunt wordt aangegeven.
Tabel 2.3. Plaatsing van afstandsaanduiding tot nulpunt op wegwijzers, gerangschikt naar wegtype
WegtypenOp welke wegwijzersPlaats van de afstandsaanduiding op het bordPlaats van de wegwijzer met de afstandsaanduiding tot het nulpunt in het lengteprofiel van de weg
Nationale stroomwegenOp voorwegwijzers voor de afslaande richtingGecentreerd onder de plaatsnamen onder een aparte witte bies (zie figuur 3.1)Op 600 m en1200 m voor het nulpunt
Regionale stroomwegenIn principe wordt een afstandsaanduiding toegevoegd als bij een kruispunt per naderings­richting meer dan een voorwegwijzer wordt geplaatstGecentreerd aan de onderzijde in de witte bies (zie figuren 4.21 t/m 4.24)Op 300 m, 600 m en eventueel op 900 m voor het nulpunt
GebiedsontsluitingswegenIn principe wordt een afstandsaanduiding toegevoegd als bij een kruispunt per naderingsrich­ting meer dan een voorwegwijzer wordt geplaatstGecentreerd aan de onderzijde in de onderbro­ken witte bies (zie figuren 4.21 t/m 4.24)Op 200 m en eventueel op 400 m en 600 m voor het nulpunt
Toeritten van ongelijkvloerse kruisingenN.v.t.N.v.t.N.v.t.
Erftoegangswegen buiten de bebouwde kom en wegen binnen de bebouwde komN.v.t.N.v.t.Op 200 m en eventueel op 400 m en 600 m voor het nulpunt