Informatie op fietsbewegwijzering
In het algemeen geldt dat de routeinformatie die de bewegwijzering verstrekt zo veel mogelijk moet zijn afgestemd op de behoeften van de weggebruikers. Binnen de praktische mogelijkheden moet de fietsbewegwijzering alle typen fietsers dienen (recreatief, utilitair).
Net zoals bij de algemene bewegwijzering wordt ook bij de fietsbewegwijzering onderscheid gemaakt tussen:
- verwijzing naar interlokale doelen (plaatsnamen);
- verwijzing naar lokale doelen (centrum, wijken);
- verwijzing naar objecten (toeristische doelen, stations).
Systeem van doelen
Als langs een fietsroute andere doelen in de fietsbewegwijzering zijn aangegeven dan in de algemene bewegwijzering en niet op alle kruispunten op die route is fietsbewegwijzering aanwezig, dan kan op die punten extra fietsbewegwijzering nodig zijn vanwege de continuïteitsregel.
Als op de algemene bewegwijzering doelen worden vermeld die op (zeer) grote afstand liggen, dan kan de aanduiding hiervan eventueel in de fietsbewegwijzering worden gecontinueerd door een zogenoemd ‘via-bord’. In de fietsbewegwijzering wordt in principe altijd het eerst te bereiken doel vermeld.
Binnen de bebouwde kom hoeven op de fietshandwegwijzers de op grotere afstand gelegen doelen niet te worden vermeld. Dit geldt voornamelijk voor de grotere steden en agglomeraties (veel doelen aanwezig).
Binnen de bebouwde kom hoeven op de fietshandwegwijzers de op grotere afstand gelegen doelen niet te worden vermeld. Dit geldt voornamelijk voor de grotere steden en agglomeraties (veel doelen aanwezig).
Systeem van routes
Fietsroutes binnen de bebouwde kom kunnen worden aangegeven door een nummer. De fietsroute wordt bewegwijzerd aan de hand van de fietsdoelen. Als de route alleen geschikt is voor fietsers, dan moet het fietssymbool worden aangebracht. Als op een niet-bewegwijzerd kruispunt een fietsroute moet worden aangegeven, dan wordt als richtingsindicatie een relevante plaatsnaam in een afwijkende kapitaalhoogte aan het routenummer toegevoegd.
Zie voor snelfietsroutes paragraaf 6.1.2.1.
Aanduiding doorgaand verkeer
Om op een kruispunt te verduidelijken wat de doorgaande route is, kan voor het fietsverkeer een wegwijzer met het opschrift ‘doorgaand verkeer’ worden toegepast. Het vermelden van doelen heeft altijd de voorkeur tenzij dit zou leiden tot een te grote hoeveelheid informatie. Een wegwijzer met ‘doorgaand verkeer’ kan tevens worden toegepast als er voor het fietsverkeer geen keuzepunt is, maar voor het gemotoriseerd verkeer wel. Deze situatie komt nogal eens voor bij aansluitingen van nationale en regionale stroomwegen.
Afstandsaanduidingen
Op fietshandwegwijzers wordt de afstand tot een doel achter de naam van dat doel vermeld, afgerond in hele kilometers. De afstand wordt gemeten vanaf de plaats van de betrokken wegwijzer tot aan het eerste bewegwijzerde kruispunt binnen de bebouwde kom.
Vooral voor de grotere steden en agglomeraties wordt aanbevolen ook afstandsaanduidingen achter de lokale doelen aan te geven. Bij grotere plaatsen (meer dan 100.000 inwoners) kan de afstandsaanduiding tot die plaats een probleem opleveren. De afstand vanaf het eerste bewegwijzerde kruispunt binnen de kom tot het centrum van de plaats kan namelijk nog aanzienlijk zijn. Aanbevolen wordt dan om op ongeveer vijf kilometer voor de komgrens naast de verwijzing naar die kom tevens een verwijzing naar het centrum op te nemen met afstandsaanduiding.
Symbolen voor specifieke doelen
Naast het aanwezige fietssymbool kunnen ook andere symbolen op een fietshandwegwijzer toegepast worden. Deze symbolen worden dan uitgevoerd in dezelfde kleurcombinatie als de opschriften op de fietshandwegwijzer. Het ziekenhuissymbool wordt echter in wit op blauw aangegeven.