Principe van fietsbewegwijzering
De belangrijkste functie van fietsbewegwijzering is het geleiden van de fietser via de voor hem kortste of meest geëigende route naar zijn doel. Dit geldt vooral voor de met de situatie ter plaatse onbekende fietser. De geleiding kan door het aanbrengen van een aparte fietsbewegwijzering en door het aangeven van genummerde fietsroutes en alternatieve (landschappelijk gezien vaak meer aantrekkelijke) routes. Voor de inrichting van fietsbewegwijzering wordt niet aanbevolen om de fietser zijn route te laten volgen aan de hand van de bewegwijzering voor het autoverkeer. Een volledig gescheiden systeem van fietsbewegwijzering heeft altijd de voorkeur.
Als het fietsverkeer dezelfde route volgt als het snelverkeer, dan kan de fietser zich oriënteren op de algemene bewegwijzering. Bij fietsroutes is aparte bewegwijzering aan te bevelen omdat het niet gewenst is dat de fietser geconfronteerd wordt met afwisselend fietsbewegwijzering en algemene bewegwijzering. Deze afwisseling kan ontstaan wanneer bijvoorbeeld op kruispunten met vrijliggende fietspaden de fietsers langs een andere weg geleid worden dan het snelverkeer.
Een aparte fietsbewegwijzering wordt in elk geval toegepast als het fietsverkeer een andere route moet volgen dan het snelverkeer of wanneer de algemene bewegwijzering de fietsers onvoldoende geleiding geeft.
Binnen een grotere bebouwde kom is het gewenst de bewegwijzerde kruispunten van fietsroutes van een aparte fietsbewegwijzering te voorzien. De bewegwijzering voor fietsers moet herkenbaar zijn en duidelijk te onderscheiden van de overige (algemene) bewegwijzering. Dit wordt bereikt door de fietsbewegwijzering uit te voeren in kleuren die duidelijk afwijken van die van de overige bewegwijzering.
Scheiding route fietsverkeer/snelverkeer
Is een bepaalde route geheel of gedeeltelijk gesloten voor fietsers of is voor fietsverkeer een kortere of een meer geschikte route aanwezig, dan moet naast de algemene bewegwijzering een aparte fietsbewegwijzering worden toegepast. In de algemene bewegwijzering wordt dan achter de doelen het autosnelwegsymbool of een A-nummer (tussen haakjes) geplaatst.
Soorten fietsbewegwijzering
Een fietser kan in Nederland van de volgende soorten bewegwijzering gebruikmaken:
- de bewegwijzering die geldt voor al het verkeer (de algemene bewegwijzering);
- de specifieke fietsbewegwijzering;
- de bewegwijzering voor toeristische fietsroutes.
Algemene bewegwijzering
Zie hoofdstuk 4 voor algemene bewegwijzering.
Zie hoofdstuk 4 voor algemene bewegwijzering.
Specifieke fietsbewegwijzering
Specifieke fietsbewegwijzering wordt in elk geval toegepast als:
Specifieke fietsbewegwijzering wordt in elk geval toegepast als:
- de route voor de fietsers afwijkt van de algemene route voor overig verkeer;
- er voor fietsers behoefte is aan extra doelen;
- er sprake is van fietspaden met een eigen tracé;
- de algemene bewegwijzering niet of nauwelijks leesbaar is voor fietsers door de stand van de armen van de wegwijzers;
- de algemene bewegwijzering de fietsers op een kruispunt onvoldoende geleiding geeft.
Bewegwijzering toeristische routes
Zie hoofdstuk 9 voor bewegwijzering van toeristische routes.
Zie hoofdstuk 9 voor bewegwijzering van toeristische routes.
Typen fietswegwijzers
Fietswegwijzers bestaan in drie uitvoeringen: de fietshandwegwijzer, het fietsstapelbord en de paddenstoel. Fietsrichtingborden worden toegepast waar slechts één richting vermeld hoeft te worden, bijvoorbeeld ‘Doorgaand verkeer’.
Fietshandwegwijzer
De fietshandwegwijzer heeft de voorkeur boven het stapelbord. De fietshandwegwijzer wordt toegepast in die situaties waar een goede opvallendheid gewenst is.
Op fietshandwegwijzers wordt geen fietssymbool op de armen vermeld (zie figuur 6.1). Het fietssymbool wordt in dat geval bovenaan op de mast aangebracht.
De afmetingen van de armen van de fietshandwegwijzer staan aangegeven in tabel 6.1. Haaks op elkaar staande armen worden niet op dezelfde hoogte aan de mast bevestigd om een goede zichtbaarheid voor het fietsverkeer te waarborgen.
De fietshandwegwijzer heeft de voorkeur boven het stapelbord. De fietshandwegwijzer wordt toegepast in die situaties waar een goede opvallendheid gewenst is.
Op fietshandwegwijzers wordt geen fietssymbool op de armen vermeld (zie figuur 6.1). Het fietssymbool wordt in dat geval bovenaan op de mast aangebracht.
De afmetingen van de armen van de fietshandwegwijzer staan aangegeven in tabel 6.1. Haaks op elkaar staande armen worden niet op dezelfde hoogte aan de mast bevestigd om een goede zichtbaarheid voor het fietsverkeer te waarborgen.
[ link ]
Figuur 6.1. Voorbeeld van een fietshandwegwijzerarm
Tabel 6.1. Afmetingen en kapitaalhoogte belettering
Soort wegwijzer | Kapitaalhoogte in mm | Afmetingen in mm |
---|---|---|
Fietshandwegwijzer | 50 | 753 x 225 |
Fietsstapelbord | 50 | 800 x 220 (1- en 2-regelig) 800 x 295 (3-regelig) 800 x 370 (4-regelig) |
Paddenstoel | 19 | 210 x 405 |
Fietsstapelbord
Fietsstapelborden worden geplaatst bij de aanwezigheid van voorsorteervakken op enige afstand voor een beslispunt, zie voor voorbeelden in figuur 6.2.
Fietsstapelborden worden geplaatst bij de aanwezigheid van voorsorteervakken op enige afstand voor een beslispunt, zie voor voorbeelden in figuur 6.2.
[ link ]
Figuur 6.2. Voorbeelden van fietsstapelborden
Paddenstoel
De paddenstoel wordt toegepast in die situaties waar een fietshandwegwijzer zou misstaan, dus bijvoorbeeld in natuurgebieden. Op paddenstoelen wordt geen fietssymbool geplaatst. Figuur 6.3 geeft een voorbeeld van een zijaanzicht van een paddenstoelkap.
De paddenstoel wordt toegepast in die situaties waar een fietshandwegwijzer zou misstaan, dus bijvoorbeeld in natuurgebieden. Op paddenstoelen wordt geen fietssymbool geplaatst. Figuur 6.3 geeft een voorbeeld van een zijaanzicht van een paddenstoelkap.
[ link ]
Figuur 6.3. Zijaanzicht van een paddenstoelkap