Strokenbord
Gebruik van het strokenbord
Strokenborden worden alleen toegepast langs gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. Langs stroomwegen worden uitsluitend serviceborden toegepast (zie paragraaf 8.2.4).
Voor de verwijzingen naar objecten op niet-stroomwegen worden specifieke wegwijzers toegepast. Aangezien verwijzingen naar objecten nogal eens onderhevig kunnen zijn aan wijzigingen, wordt de voorkeur gegeven aan een wegwijzer met uitwisselbare elementen, het zogenoemde strokenbord. Hierbij wordt elk object met een eigen richtingpijl op een afzonderlijke strook vermeld. Op deze wijze ontstaat dan een wegwijzer die opgebouwd is uit een aantal gestapelde stroken, die gegroepeerd kunnen worden per richting of per categorie (soort object). Groeperen per richting levert een overzichtelijker geheel op en deze systematiek wordt in principe toegepast.
Vormgeving van het strokenbord
Lettertype
Opschriften worden bij voorkeur uitgevoerd in het lettertype RWS-Dd. Dit lettertype combineert een goede leesbaarheid met een gunstig ruimtebeslag. De opschriften beginnen met een kapitaal en bestaan verder in principe uit onderkasten.
Opschriften worden bij voorkeur uitgevoerd in het lettertype RWS-Dd. Dit lettertype combineert een goede leesbaarheid met een gunstig ruimtebeslag. De opschriften beginnen met een kapitaal en bestaan verder in principe uit onderkasten.
Afmetingen en kapitaalhoogte
Objectwegwijzers kunnen in verschillende afmetingen en in drie standaardkapitaalhoogten worden uitgevoerd. De keuze wordt bepaald door de wegcategorie waarlangs de wegwijzer wordt geplaatst.
Objectwegwijzers kunnen in verschillende afmetingen en in drie standaardkapitaalhoogten worden uitgevoerd. De keuze wordt bepaald door de wegcategorie waarlangs de wegwijzer wordt geplaatst.
In tabel 8.2 staan per wegcategorie de kapitaalhoogte en de bordafmetingen vermeld.
Tabel 8.2. Afmetingen voorwegwijzers en besliswegwijzers
Nationale stroomwegen | Regionale stroomwegen | Gebieds-ontslutings- wegen buiten de bebouwde kom | Erftoegangs- wegen buiten de bebouwde kom | Gebieds-ontslutings- wegen binnen de bebouwde kom | Erftoegangs- wegen binnen de bebouwde kom | |
Kapitaalhoogte op gebiedsaanduidings- en streekgrensborden in mm | 240/180 | 170/128 | 140/105 | 80/60 | ||
Afmetingen gebiedsaanduidings- en streekgrensborden in mm | variabel | variabel | variabel | variabel | ||
Kapitaalhoogte op riviernaamborden in mm | 240/180 | 170/128 | 140/105 | 80/60 | 80/60 | 80/60 |
Afmetingen riviernaamborden in mm | variabel | variabel | variabel | variabel | variabel | variabel |
Afmetingen wegwijzer informatiepaneel in mm (b×h) | 600×900 | 600×900 | 400×900 | 600×900 1) 400×600 | 400×600 | |
Kapitaalhoogte op strokenborden in mm | 110/83 | 110/83 | 80/60 | 110/83 1) 80/60 | 60/45 | |
Afmetingen éénregelige strokenborden in mm (b×h) | 2070×320 | 2070×320 | 1500×230 | 2070×320 1) 1500×230 | 1130×175 | |
Afmetingen tweeregelige strokenborden in mm (b×h) | 2070×485 | 2070×485 | 1500×350 | 2070×485 1) 1500×350 | 1130×265 | |
1) max = 70 km/h ◼ niet van toepassing |
Vorm van de stroken
De indeling van een- en tweeregelige strokenborden staan in figuur 8.3 en figuur 8.4.
De indeling van een- en tweeregelige strokenborden staan in figuur 8.3 en figuur 8.4.
[ link ]
Figuur 8.3. Indeling van strokenborden ten behoeve van toeristisch-recreatieve objectbewegwijzering
[ link ]
Figuur 8.4. Indeling van strokenborden ten behoeve van lokale objectbewegwijzering
Kleurgebruik
Lokale objectbewegwijzering naar utilitaire bestemmingen wordt uitgevoerd in de basiskleur blauw met zwarte teksten en pictogrammen in een wit veld (zie figuur 8.5). Een afstandsaanduiding wordt in blauw met witte tekst uitgevoerd.
Lokale objectbewegwijzering naar utilitaire bestemmingen wordt uitgevoerd in de basiskleur blauw met zwarte teksten en pictogrammen in een wit veld (zie figuur 8.5). Een afstandsaanduiding wordt in blauw met witte tekst uitgevoerd.
[ link ]
Figuur 8.5. Voorbeeld van lokale objectbewegwijzering
De toeristische objectbewegwijzering wordt voorzien van zwarte pictogrammen op een witte achtergrond (zie figuur 8.6). Als een afstandsaanduiding wordt toegepast, dan wordt deze eveneens in wit op bruin uitgevoerd.
[ link ]
Figuur 8.6. Voorbeeld van toeristisch-recreatieve objectbewegwijzering
Indeling van het strokenbord
Volgorde van de richtingen
Bewegwijzering waarbij gebruik wordt gemaakt van gestapelde stroken zijn nogal complex qua lay-out en begrijpelijkheid. Daarom is het van groot belang om een vaste volgorde voor de richtingen aan te houden.
Bewegwijzering waarbij gebruik wordt gemaakt van gestapelde stroken zijn nogal complex qua lay-out en begrijpelijkheid. Daarom is het van groot belang om een vaste volgorde voor de richtingen aan te houden.
Van boven naar beneden geldt:
- eerst de doorgaande richting;
- vervolgens de links afslaande richting;
- als laatste de rechts afslaande richting.
Lengte van de opschriften
Te lange opschriften moeten zoveel mogelijk worden voorkomen door te bezien in hoeverre namen ingekort kunnen worden. Als dat laatste niet mogelijk is, worden de opschriften op twee regels geplaatst. Het eerste deel van het opschrift moet zo lang mogelijk zijn. Op de eerste regel staat het opschrift links uitgelijnd, op de tweede regel rechts uitgelijnd (zie figuur 8.4). Het opschrift op de tweede regel begint minimaal na de eerste twee letters van het opschrift op de eerste regel. Waar dat niet anders kan, worden woorden in goed leesbare delen afgebroken.
Afstandsaanduiding
Een afstandsaanduiding onder objectbewegwijzering die uitsluitend uit blauwe of bruine strokenborden bestaat wordt in wit op bauw of wit op bruin uitgevoerd. Als er sprake is van een combinatie van bruine en blauwe strokenborden aan een ondersteuningsconstructie wordt de afstandsaanduiding in wit op blauw uitgevoerd.
Een afstandsaanduiding onder objectbewegwijzering die uitsluitend uit blauwe of bruine strokenborden bestaat wordt in wit op bauw of wit op bruin uitgevoerd. Als er sprake is van een combinatie van bruine en blauwe strokenborden aan een ondersteuningsconstructie wordt de afstandsaanduiding in wit op blauw uitgevoerd.
Plaats van de pijlen
De plaats van de pijlen op de borden is zodanig dat er een maximale duidelijkheid voor de weggebruiker is. De doorgaande pijl wordt standaard links op het bord geplaatst, behalve wanneer in uitzonderingsgevallen het bord aan de linkerzijde van de weg geplaatst wordt. In dat geval verhuist de doorgaande pijl naar rechts. De linksafpijl wordt standaard eveneens links op het bord geplaatst en de rechtsafpijl rechts op het bord.
De plaats van de pijlen op de borden is zodanig dat er een maximale duidelijkheid voor de weggebruiker is. De doorgaande pijl wordt standaard links op het bord geplaatst, behalve wanneer in uitzonderingsgevallen het bord aan de linkerzijde van de weg geplaatst wordt. In dat geval verhuist de doorgaande pijl naar rechts. De linksafpijl wordt standaard eveneens links op het bord geplaatst en de rechtsafpijl rechts op het bord.
Maximaal toelaatbare informatie
Per dwarsdoorsnede wordt naar maximaal acht objecten verwezen. Per richting worden bij voorkeur niet meer dan zes objecten aangegeven. Als bij wijze van uitzondering er niet aan is te ontkomen om meer dan acht objecten te verwijzen, dan worden de borden in het lengteprofiel van de weg per richting opgesplitst, een en ander ter beoordeling van de wegbeheerder.
Per dwarsdoorsnede wordt naar maximaal acht objecten verwezen. Per richting worden bij voorkeur niet meer dan zes objecten aangegeven. Als bij wijze van uitzondering er niet aan is te ontkomen om meer dan acht objecten te verwijzen, dan worden de borden in het lengteprofiel van de weg per richting opgesplitst, een en ander ter beoordeling van de wegbeheerder.
Pictogramgebruik op het strokenbord
Voor de bewegwijzering van toeristische en lokale objecten en terreinen is een groot aantal pictogrammen ontwikkeld. Een pictogram is een vastgesteld symbool met een vaste betekenis. Veel van deze pictogrammen worden internationaal gebruikt. In bijlage VI staat een overzicht van pictogrammen.
Per strook wordt bij voorkeur niet meer dan een pictogram toegevoegd. Vermelding van twee pictogrammen per strook is acceptabel. Bij hoge uitzondering kunnen drie pictogrammen worden toegepast. Bij twee of drie pictogrammen worden de symbolen achter elkaar geplaatst. Als uitgangspunt mag de naam van een voorziening niet de betekenis van het pictogram herhalen. Achter het restaurant-pictogram mag dus niet het woord ‘restaurant’ nog volgen.
Voor de bewegwijzering van toeristische en lokale objecten en terreinen is een groot aantal pictogrammen ontwikkeld. Een pictogram is een vastgesteld symbool met een vaste betekenis. Veel van deze pictogrammen worden internationaal gebruikt. In bijlage VI staat een overzicht van pictogrammen.
Per strook wordt bij voorkeur niet meer dan een pictogram toegevoegd. Vermelding van twee pictogrammen per strook is acceptabel. Bij hoge uitzondering kunnen drie pictogrammen worden toegepast. Bij twee of drie pictogrammen worden de symbolen achter elkaar geplaatst. Als uitgangspunt mag de naam van een voorziening niet de betekenis van het pictogram herhalen. Achter het restaurant-pictogram mag dus niet het woord ‘restaurant’ nog volgen.
Combinatie van toeristische en lokale objectverwijzingen
Binnen een gemeente of gebied kan de toeristisch-recreatieve bewegwijzering worden gecombineerd met de lokale niet-wettelijke bewegwijzering. Daarbij worden beide systemen uitgevoerd in de eigen (en dus verschillende) kleurencombinaties. De systemen worden bij voorkeur gescheiden van elkaar langs de weg geplaatst. Wanneer dit vanwege ruimtegebrek in het lengteprofiel niet mogelijk is, kunnen beide systemen worden gecombineerd aan een ondersteuningsconstructie. In dat geval wordt niet gegroepeerd naar richting, maar naar systeem. Het lokale systeem staat bovenaan. Verder wordt de maximale hoeveelheid van acht objecten per dwarsdoorsnede strikt gehanteerd. Per kleurensysteem worden de vaste pijlvolgorde en plaatsing aangehouden. Figuur 8.7 toont een voorbeeld van een gecombineerde aanduiding.
Binnen een gemeente of gebied kan de toeristisch-recreatieve bewegwijzering worden gecombineerd met de lokale niet-wettelijke bewegwijzering. Daarbij worden beide systemen uitgevoerd in de eigen (en dus verschillende) kleurencombinaties. De systemen worden bij voorkeur gescheiden van elkaar langs de weg geplaatst. Wanneer dit vanwege ruimtegebrek in het lengteprofiel niet mogelijk is, kunnen beide systemen worden gecombineerd aan een ondersteuningsconstructie. In dat geval wordt niet gegroepeerd naar richting, maar naar systeem. Het lokale systeem staat bovenaan. Verder wordt de maximale hoeveelheid van acht objecten per dwarsdoorsnede strikt gehanteerd. Per kleurensysteem worden de vaste pijlvolgorde en plaatsing aangehouden. Figuur 8.7 toont een voorbeeld van een gecombineerde aanduiding.
[ link ]
Figuur 8.7. Voorbeeld van een gecombineerde objectbewegwijzering
Constructie van het strokenbord
De hoogte tussen de onderkant van het bord en het maaiveld is afhankelijk van de standplaats. Tabel 8.3 geeft hiervan een overzicht.
Tabel 8.3. Overzicht hoogten onderzijde strokenbordboven maaiveld
Standplaats bord | Hoogte |
---|---|
Boven berm | 1,50 m |
Boven trottoir | 2,50 m |
Boven fietspad | 3,50 m |
Boven rijbaan | 4,60 m |