Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Richtlijn toegankelijkheid
Deze tekst is gepubliceerd op 15-01-14

Hellingen

Kleine hoogteverschillen kunnen met hellende bestrating goed worden ingepast; grotere hoogteverschillen behoren in het ontwerp van de buitenruimte te worden geïntegreerd. Ook bij kleine niveauverschillen is het van belang dat de hellingen niet te steil zijn.
Hellende bestrating
Hellingen die niet steiler zijn dan 1 : 25 worden gezien als ‘natuurlijk verloop’ en kunnen zonder speciale voorzieningen in het trottoir worden opgenomen door de bestrating licht hellend uit te voeren. Aan het begin en eind van een helling moet voor rolstoelers en gebruikers van een scootmobiel voldoende horizontale ruimte beschikbaar zijn om te draaien. In hellingen dienen een leuning en rustmogelijkheden in de vorm van een bordes te worden aangebracht (zie figuur 8). Deze bordessen hoeven in principe niet gebruikt te kunnen worden om te draaien (tenzij de helling een hoek maakt).
De inspanning die nodig is om een helling te bestijgen, hangt af van de steilheid van de helling in relatie tot de lengte. Om deze inspanning beperkt te houden, geldt dat naarmate het hoogteverschil groter is, de helling langer en minder steil moet zijn. In het stedenbouwkundig ontwerp dient zo ‘automatisch’ rekening te worden gehouden met toegankelijkheidseisen voor mensen met een handicap, zodanig dat de steilte ‘flauw’ is en rolstoelers tussentijds de rolstoel op de rem kunnen zetten om uit te rusten. Rustpunten op lange hellingen vergroten de toegankelijkheid ervan.
Tabel 9. Maatvoering helling
a1 ≥ 1,2 m
a2 ≥ 1,5 m bij begin- en eindpunt en tussenbordes
a3 ≥ 1,2 m bij begin- en eindpunt loodrecht op hellingrichting
h = hoogteverschil – helling
hoogteverschil helling
tot 0,10 m 1 : 10
0,10 – 0,25 m 1 : 12
0,25 – 0,50 m 1: 16
0,50 – 1,00 m 1 : 20
(hellingen die niet steiler zijn dan 1 : 25 worden niet als helling beschouwd maar als ‘vals plat’, waardoor deze kunnen worden uitgevoerd als een vlakke voetgangersroute)
[ link ]

Figuur 8. Maatvoering helling

Tabel 10. Richtlijnen voor hellingen
Richtlijnen (type gebied: verblijfsgebied)
  • De vrije breedte tussen leuningen is tenminste 1,20 m
  • Op plaatsen waar mensen elkaar veelvuldig passeren of met tassen lopen (winkelstraten) is de vrije breedte tussen de leuningen ten minste 1,50 m
  • Aan het begin en het eind van de helling bevindt zich een vrije manoeuvreer ruimte van 2,10 × 2,10 m (gedimensioneerd op de scootmobiel)
  • De tussenbordessen hebben een breedte van 1,2 m en een lengte van 1,5 m
  • Het loopoppervlak van hellingen ligt dwars op de looprichting en is zuiver horizontaal
  • Het loopoppervlak is voldoende stroef (minimale waarde 65 volgens NEN 2873)
  • Het loopoppervlak is vlak; onregelmatigheden bedragen maximaal 5 mm
  • Op hellingen bevat het loopoppervlak geen roosters, putdeksels, kolken en dergelijke
  • De leuning bevindt zich op een hoogte tussen 0,85 en 0,95 m, heeft een diameter van 30 tot 50 mm en is vrij omvatbaar
  • De belastbaarheid van de leuning is minimaal 2000 N
  • De leuning wordt uitgevoerd in een contrasterende kleur