Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Richtlijn toegankelijkheid
Deze tekst is gepubliceerd op 14-01-14

Inleiding

Aanleiding
Een toegankelijke openbare ruimte en toegankelijk openbaar vervoer zijn voor mensen met én zonder (tijdelijke) beperkingen belangrijke voorwaarden om zich veilig en zonder belemmeringen te kunnen verplaatsen en deel te nemen aan de maatschappij. Dit inzicht wordt al geruime tijd onderkend, maar nog niet altijd voldoende in praktijk gebracht. Het belang van een goede toegankelijkheid neemt nu en in de komende jaren om diverse redenen verder toe.
In de eerste plaats wordt (of is) in diverse wetten de verplichting vastgelegd om de openbare ruimte en het openbaar vervoer (beter) toegankelijk te maken. Daarnaast zijn er twee ontwikkelingen gaande die een goede toegankelijkheid nog belangrijker maken. De eerste is de gestage toename van het aantal senioren. Ouderen hebben relatief vaak te maken met beperkingen die speciale of extra eisen stellen aan de toegankelijkheid. In de tweede plaat wordt ernaar gestreefd om zo veel mogelijk reizigers uit het doelgroepenvervoer te laten overstappen naar het reguliere openbaar vervoer. Doelgroepenvervoer is bedoeld als vangnet voor mensen die niet met het openbaar vervoer kunnen reizen. De gewenste overstap vereist uiteraard dat het reguliere openbaar vervoer voldoende toegankelijk wordt voor deze doelgroepen.
Wettelijke basis
In het VN-verdrag voor rechten van mensen met een beperking (ook wel VN Verdrag Handicap genoemd) staat dat personen met een beperking toegang moeten hebben tot de fysieke omgeving en tot vervoer in zowel stedelijke als landelijke gebieden. Nederland heeft aangegeven van plan te zijn dit verdrag te ratificeren.
Gemeenten zijn krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verplicht om indien nodig ondersteuning en voorzieningen te bieden. Hierdoor worden burgers in staat gesteld maatschappelijk te participeren. Daarnaast zijn gemeenten volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) verantwoordelijk voor planvorming en inrichting van de lokale openbare ruimte. In 2013 treedt de Europese verordening Passagiersrechten voor busvervoer in werking. Die schrijft voor dat passagiers met een beperking of beperkte mobiliteit in het busvervoer niet mogen worden geweigerd. Volgens de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Besluit en Regeling toegankelijkheid van het openbaar vervoer) zijn gemeenten, provincies en ov-bedrijven verplicht om de toegankelijkheid van bussen en halteplaatsen goed te regelen.
Toename senioren
Het aantal senioren neemt toe. In 2011 waren er in Nederland ruim 1,1 miljoen mensen ouder dan 75 jaar. Naar verwachting is dit aantal in 2040 toegenomen tot 2,4 miljoen [6]. Meer dan in het verleden leiden veel senioren een actief leven en zij willen dit blijven doen. Dit betekent onder meer dat ze langer (willen) doorwerken en meer (willen) participeren in activiteiten buitenshuis. Senioren willen zelfstandig aan activiteiten deelnemen, bezoeken kunnen brengen en zelfstandig kunnen blijven winkelen, reizen en recreëren. Bovendien stimuleert de overheid (onder meer via de Wmo) de zelfredzaamheid van burgers. Hierdoor vindt een relatieve toename plaats in het aantal verplaatsingen en in de mobiliteit van senioren. Het ouder worden gaat echter veelal gepaard met beperkingen. Relatief veel ouderen kunnen zich niet verplaatsen zonder gebruik te maken van hulpmiddelen, zoals een rollator of scootmobiel. Verder hebben relatief veel ouderen te maken met een verminderd zichtvermogen en een afname van de cognitieve capaciteiten. CROW-publicatie 309 ‘Seniorenproof wegontwerp’ [6] geeft oplossingsrichtingen aan die het seniorenproof ontwerp ten goede komen. Het doel is om wegontwerpers (en andere betrokkenen) bewuster te maken van de veranderende behoeften van ouderen, zodat bij het ontwerpen van infrastructuur beter rekening wordt gehouden met deze groeiende groep. Dit inzicht is natuurlijk ook essentieel bij het ontwerpen en inrichten van de openbare ruimte en het openbaar vervoer.
Beperking doelgroepenvervoer
Doelgroepenvervoer is een specifieke vorm van collectief vervoer. Mensen met een beperking kunnen gebruikmaken van een aantal wettelijke regelingen op basis waarvan zij voor verschillende doeleinden vervoer kunnen krijgen. In Nederland hebben meer dan 1,3 miljoen personen een indicatie om een (of meer) van deze vervoersvormen te gebruiken.
De overheid wil reizigers zo veel mogelijk met het openbaar vervoer laten reizen en op die manier het gebruik van het doelgroepenvervoer verminderen. Als mensen het openbaar vervoer gebruiken in plaats van het doelgroepenvervoer, scheelt dat aanzienlijk in de kosten. Daarnaast heeft de gebruiker meer keuzevrijheid (om gebruik te maken van het openbaar vervoer hoeft bijvoorbeeld niet eerst telefonisch een afspraak te worden gemaakt). Het streven is om de deelname van burgers aan de maatschappij en hun zelfredzaamheid te bevorderen. Een toegankelijke openbare ruimte en toegankelijk openbaar vervoer zijn daarvoor noodzakelijke voorwaarden.
Probleemstelling
Ondanks de geldende wetten zijn er in de praktijk nog aanzienlijke problemen, zo blijkt uit een probleemverkenning voor het ministerie van VWS in 2011. Deze verkenning maakt duidelijk dat de openbare ruimte niet voor iedereen toegankelijk is. Mensen komen drempels en hindernissen tegen in straten, op pleinen, in winkelcentra en in het openbaar vervoer. Dit staat haaks op de maatschappelijke wens en het overheidsbeleid om mensen (met en zonder beperking) steeds meer zelfredzaam en zelfstandig mobiel te laten zijn. Het gesignaleerde probleem lijkt drie belangrijke oorzaken te hebben:
  1. De centrale overheid voert niet of nauwelijks regie over de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte.
  2. Gemeenten hebben weliswaar oog voor eisen op het gebied van toegankelijkheid in opdrachten voor de inrichting van de publieke ruimte, maar gemeentelijke coördinatoren die met de implementatie zijn belast, zijn vaak maar voor beperkte duur aangesteld en beschikken slechts over een beperkt budget (slagkracht ontbreekt).
  3. Er bestaat een veelheid aan richtlijnen, elk met een eigen accent en gericht op een specifieke groep gebruikers. Er is, anders gezegd, een gebrek aan samenhang en afstemming tussen de verschillende producten op het gebied van de toegankelijkheid.
Doel
Deze publicatie heeft tot doel de zojuist als derde genoemde oorzaak weg te nemen. De Richtlijn wil overheden handvatten en inzichten bieden voor het toegankelijk maken van de openbare ruimte (zijnde looproutes, bushaltes en parkeerplaatsen) en van reis- en route-informatie. Hiertoe zijn verschillende kennisbronnen en richtlijnen op een gebruiksvriendelijke wijze gebundeld. De bestaande richtlijnen zijn eerst onder leiding van een werkgroep met experts getoetst op hun actualiteit en toepasbaarheid. Deze publicatie stelt een grote variëteit aan partijen in staat om gebruik te maken van de meest actuele richtlijnen op het gebied van toegankelijkheid.
[ link ]

Geleidelijnen op looproute naar bushalte (omgeving Jeroen Bosch Ziekenhuis, 's-Hertogenbosch)

De publicatie is, zoals de titel aangeeft, een richtlijn en nadrukkelijk geen programma van eisen. De Richtlijn beschrijft hoe de openbare ruimte en reis- en route-informatie toegankelijk kunnen worden gemaakt, maar er worden geen typen producten voorgeschreven. Waar belangen (kunnen) botsen, is steeds aangegeven waarom er wel of geen richtlijn is opgenomen. Soms wordt er in de voorbeelden bij de tekst verwezen naar specifieke lokale situaties. Indien zich een situatie voordoet waarbij het wat betreft afmetingen of anderszins niet mogelijk of gewenst is om de richtlijnen te volgen, kan ervoor worden gekozen om in elk geval in de geest van de richtlijn te ontwerpen zodat de doelgroep toch de toegankelijkheidsvoorzieningen ontvangt waar zij baat bij heeft.
Vervanging publicaties
Deze publicatie vervangt de volgende CROW-publicaties:
  • 177 ‘Richtlijn integrale toegankelijkheid openbare ruimte’;
  • 184 ‘Toegankelijkheid openbaar busvervoer’;
  • 197 ‘Reis- en route-informatie op en nabi vervoersknooppunten’;
  • 201 ‘Praktijkboek toegankelijkheid openbare ruimte’;
  • 219a ‘Toegankelijkheid collectief personenvervoer – Uitgangspunten’;
  • 219e ‘Toegankelijkheid collectief personenvervoer – Looproutes’;
  • 219f ‘Toegankelijkheid collectief personenvervoer – Reis- en route-informatie’
  • 219g ‘Toegankelijkheid collectief personenvervoer – Basisvoorzieningen op ov- en vervoersknooppunten’;
  • 233A ‘Addendum Handboek halteplaatsen’.
Daarnaast vervangt deze publicatie gedeeltelijk CROW-publicatie 233 ‘Handboek halteplaatsen’. De onderdelen over toegankelijkheid daaruit zijn in de voorliggende publicatie geactualiseerd. De andere onderdelen uit het ‘Handboek halteplaatsen’ blijven gelden.
Waar in het vervolg wordt gerefereerd aan deze publicatie in zijn geheel, als richtlijn, wordt Richtlijn met een hoofdletter geschreven. Waar het gaat om aanwijzingen voor, bijvoorbeeld, gewenste afmetingen of kleuren, wordt gesproken van richtlijnen (met een kleine letter).
Leeswijzer
Hoofdstuk 1 belicht kort het onderwerp toegankelijkheid, de deelonderwerpen, de belanghebbenden, de reikwijdte van deze Richtlijn en de beoogde doelgroepen.
Hoofdstuk 2 gaat over looproutes. Per onderdeel van een looproute worden telkens eerst de uitgangspunten beschreven. Daarbij wordt in kwalitatieve zin aangegeven hoe een optimale toegankelijkheid kan worden bereikt. Daarna volgt een overzicht met kwantitatieve gegevens over onder meer breedtes, lengtes, hoeken en hellingen. Deze richtlijnen worden gegeven per type gebied, zodat maatwerk kan worden geleverd.
Hoofdstuk 3 behandelt de richtlijnen voor halteplaatsen. Na een schets van het wettelijk kader voor toegankelijke haltes worden de uitgangspunten en richtlijnen van de twee hoofdonderdelen van haltes uiteengezet: infrastructuur en voorzieningen. De beschrijvingen zijn gebaseerd op de veel in Nederland voorkomende halteplaatsen voor bussen. Informatie over de instap van de bus staat in paragraaf 3.2 van de publicatie en in figuur 21. Informatie over de rolstoel komt op meerdere plekken in de publicatie terug.
Hoofdstuk 4 bevat de uitgangspunten en richtlijnen voor toegankelijke reis- en route-informatie. Hoofdstuk 5 gaat over parkeren, en in het bijzonder over parkeerplaatsen voor mensen met een beperking.
Hoofdstuk 6 gaat kort in op de organisatie van het beheer en onderhoud van voorzieningen die bijdragen aan een optimale toegankelijkheid. Beheer en onderhoud zijn immers noodzakelijk om ervoor te zorgen dat een toegankelijke openbare ruimte ook toegankelijk blijft.