Oversteekplaatsen
Een oversteekplaats is een locatie op de rijbaan die bestemd is om over te steken en die als zodanig gemarkeerd is.
Het oversteken van een straat verlangt van voetgangers altijd extra aandacht. Om te bepalen of er veilig kan worden overgestoken, dient te worden ingeschat of de overkant veilig te bereiken is in de periode dat de weg vrij is. Bij drukkere wegen kan dit voor voetgangers leiden tot lange wachttijden bij het oversteken. Vooral voor mensen die zich niet zo snel of gemakkelijk kunnen verplaatsen, voor blinden en slechtzienden en voor mensen die moeite hebben met de inschatting van afstand en snelheid van het autoverkeer, is oversteken niet zonder risico’s. Vandaar dat uit het oogpunt van toegankelijkheid wordt gerekend met de ‘langzame voetganger’: deze heeft relatief veel tijd nodig om veilig over te steken. Desgewenst kan de wegbeheerder bij publieke en speciale voorzieningen rekening houden met de langzame voetganger en cyclustijden van verkeersregelinstallaties aanpassen [20].
Lengte van de oversteek
Als de oversteek meer dan 7,0 m lang is, bijvoorbeeld op een ontsluitingsweg met verkeer uit twee rijrichtingen, moet een middengeleider worden toegepast. Deze moet in de looprichting zo lang zijn dat een rolstoelgebruiker en een eventuele begeleider hier kunnen blijven wachten. Wordt de middengeleider ook gebruikt door overstekende fietsers, dan moet de lengte uiteraard voldoende ruimte bieden aan wachtende fietsers.
Zicht
Bij oversteekvoorzieningen is het van belang dat er voldoende zicht is op aankomend verkeer en wachtende personen.
Visuele informatie
Niet iedereen kan het verschil tussen een groen en een rood licht goed waarnemen. Bovendien is, bijvoorbeeld door tegenlicht, niet altijd goed zichtbaar welk licht brandt. Om onduidelijkheid te voorkomen, is het van belang dat verkeerslichten consequent worden gesitueerd: rood boven en groen onder. In de praktijk geldt dit met name voor nevenlichten. Daarnaast wordt door het gebruik van pictogrammen (zoals het stilstaande en lopende mannetje) verduidelijkt wanneer het licht groen of rood is. Bedieningselementen dienen op een voor iedereen bruikbare hoogte te worden gesitueerd. Het gebruik van contrasterende kleuren en het gebruik van verduidelijkende pictogrammen vergroten de herkenbaarheid.
[ link ]
Figuur 9. Juiste plaatsing van nevenlichten bij verkeerslichten
Auditieve informatie
Voor blinden en slechtzienden is een oversteek een gevaarlijke situatie. Daarom dient deze goed herkenbaar te zijn. Als er gebruik wordt gemaakt van een verkeersregelinstallatie, kan deze worden uitgevoerd met een rateltikker. In alle gevallen wordt rood aangegeven door langzaam tikken en groen door snel tikken. Het signaal dient voldoende te onderscheiden te zijn van andere waarschuwingssignalen, zoals het piepgeluid van een achteruitrijdende vrachtwagen. Voor visueel en auditief beperkten is een trilfunctie van de bedieningsknop nodig.
[ link ]
Figuur 10. Maatvoering bij een oversteekplaats
Verhoogde kruispunten (verkeersplateaus)
In verblijfsgebieden worden in principe geen aparte oversteekvoorzieningen aangelegd.
In veel verblijfsgebieden zijn de kruispunten verhoogd uitgevoerd. Behalve het snelheidsverlagende effect heeft dit als voordeel dat de oversteek voor veel mensen gemakkelijker wordt door het ontbreken van een hoogteverschil in de looproute. Nadeel is dat blinden en slechtzienden de oversteek minder gemakkelijk herkennen. Door het aanbrengen van een met de voet en stok voelbaar en hoorbaar materiaalverschil, wordt de oversteek beter herkenbaar. Het is ook mogelijk om op de hoeken paaltjes te plaatsen, maar dit strookt vaak niet met de wens om het aantal objecten in de buitenruimte te beperken.
In veel verblijfsgebieden zijn de kruispunten verhoogd uitgevoerd. Behalve het snelheidsverlagende effect heeft dit als voordeel dat de oversteek voor veel mensen gemakkelijker wordt door het ontbreken van een hoogteverschil in de looproute. Nadeel is dat blinden en slechtzienden de oversteek minder gemakkelijk herkennen. Door het aanbrengen van een met de voet en stok voelbaar en hoorbaar materiaalverschil, wordt de oversteek beter herkenbaar. Het is ook mogelijk om op de hoeken paaltjes te plaatsen, maar dit strookt vaak niet met de wens om het aantal objecten in de buitenruimte te beperken.
Tabel 11. Maten bij een oversteek met middengeleider
a 1 : | 1,2 m (helling ≤ 1 : 10) |
a 2 : | geleidelijn 0,6 m |
a 3 : | vrije breedte minimaal 1,8 m |
a 4 : | oversteeklengte maximaal 7 m |
a 5 : | breedte waarschuwingsmarkering is 0,6 m |
a 6 : | minimale breedte middengeleider is 2,0 m |
Op- en afritten en verlaagde trottoirbanden
Om oversteekplaatsen bruikbaar te maken voor rolstoelgebruikers en mensen met een kinderwagen, moeten trottoirafritten of verlaagde trottoirbanden worden aangebracht. Deze moeten voldoen aan de eisen voor hellingen zoals beschreven in subparagraaf 2.2.9. Nadeel van op- en afritten is dat blinden en slechtzienden deze minder goed herkennen. Door het aanbrengen van een met de voet of een stok voelbaar materiaalverschil kan de oversteek beter herkenbaar gemaakt worden.
Tabel 12. Richtlijnen voor oversteken
Richtlijnen (type gebied: verblijfsgebied) | ||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
[ link ]
Geleidelijn op looproute naar oversteekplaats inclusief attentievlak
en waarschuwingsmarkering met extra attentiewaarde om de
herkenbaarheid te vergroten