Trappen
Kleine hoogteverschillen kunnen door bijna iedereen worden overbrugd. Bij grotere hoogteverschillen kan gebruik worden gemaakt van een trap. Aangezien een trap voor bepaalde mensen niet toegankelijk is, is op looproutes als alternatief een helling aanwezig. Een trap moet logisch en herkenbaar op de looproute gesitueerd zijn, zodat omlopen niet nodig is. Een helling dient zodanig te worden gesitueerd dat deze als een logisch alternatief kan worden gebruikt.
Maatvoering
De maatvoering van een trap is belangrijk voor de bruikbaarheid. Het gemak waarmee een trap kan worden gebruikt, hangt samen met de verhouding tussen de hoogte en diepte van de treden. Voor een trap die prettig in het gebruik is, moet de optrede tussen de 0,15 m en 0,18 m zijn en de aantrede groter dan 0,30 m.
In principe geldt hierbij de vuistregel dat de som van de aantrede plus twee keer de optrede 0,60 m à 0,65 m moet zijn. Dit zorgt voor een prettig en veilig loopritme. Afwijkende verhoudingen, zoals extra grote aantreden of afwisselende op- en aantreden kunnen zorgen voor een onprettige loop of zelfs struikelgevaar. Verder dient een trap voldoende ruimte te bieden voor elkaar passerende mensen en dient de trapleuning onder- en bovenaan de trap 0,30 m horizontaal door te lopen.
[ link ]
Figuur 7. Maatvoering trap
Tabel 7. Maatvoering trap
a 1 ≥ 0,30 m (aantrede)a 2 = 0,60 ma 3 ≥ 1,20 ma 4 ≥ 1,20 ma 5 = 0,30 mh 1 = 0,15 – 0,18 m (optrede)h 2 = 0,85 à 0,95m |
Gebruiksgemak
Door steun en begeleiding (leuning langs de trap) wordt het beklimmen van een trap voor veel mensen prettiger. De leuning geeft letterlijk houvast en kondigt het begin en eind van de trap aan. Bij het begin en einde van trappen en op bordessen moet de leuning daarom horizontaal doorlopen voorbij de eerste en laatste optrede over de lengte van de aantrede. Het materiaal van de trap moet voldoende stroef zijn, zodat uitglijden wordt voorkomen. Bij gladde materialen moet een antislipstrook worden aangebracht;dezekanwordengecombineerdmetde markering van de treden. De markering op de traptreden is contrasterend waardoor een betere diepte-inschatting mogelijk is.
Korte trappen en opstapjes
Trappen van slechts één of enkele treden komen veel voor. Vanwege het gebruiksgemak en de veiligheid dienen ook trappen die uit slechts één of enkele treden bestaan, te worden voorzien van leuningen of een ander soort steun- of grijppunt. De wegbeheerder dient zorgvuldig af te wegen of korte trappen en opstapjes met steun- en grijppunten tot obstakelvorming leiden in de openbare ruimte. De aanwezigheid van een leuning, contrasterend in kleur, attendeert mensen al op afstand op het feit dat er een trap is. Om te voorkomen dat korte trappen over het hoofd worden gezien, dient ook hier kleurcontrast te worden aangebracht.
Onregelmatige trappen
Onregelmatige trappen, dat wil zeggen trappen waarvan de optreden en/of aantreden onregelmatige afmetingen hebben, zijn voor iedereen lastig in het gebruik. Daarom dienen zij te worden vermeden op belangrijke looproutes.
Tabel 8. Richtlijnen voor trappen
Richtlijnen (type gebied: verblijfsgebied) |
---|
|