Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Basiskenmerken kruispunten en rotondes
Deze tekst is gepubliceerd op 30-03-15

Basiskenmerken

Voor de acht basiseisen zijn basiskenmerken van toepassing om elke basiseis op het kruispunt zichtbaar te maken. Er zijn dertien basiskenmerken voor kruispunten en rotondes, maar die komen niet allemaal in elk kruispunt of rotonde voor. Per kruispunttype worden verschillende basiskenmerken toegepast; per kruispunttak kunnen de kenmerken verschillen doordat de takken een verschillende functie hebben: erftoegangsweg, gebiedsontsluitingsweg of regionale stroomweg. Solitaire fietsroutes en vrijliggende openbaarvervoerbanen zijn apart benoemd en nemen verkeerskundig een zelfstandige positie in. Verder wordt aangesloten bij de basiskenmerken die voor wegvakken zijn benoemd [2]. In bijlage V ‘Kruispunten met ov-banen’ is het complete overzicht opgenomen.
Bij de selectie van een basiskenmerk bij kruispunten zonder voorrangsregeling, voorrangskruispunten en kruispunten met verkeerslichten, is het uitgangspunt dat wordt geredeneerd vanuit de weggebruiker die op de betreffende tak op het kruispunt komt aanrijden. Vanuit dat gezichtspunt dient het kruispunt herkend te worden en dienen de signalen die worden gegeven het gewenste gedrag te bewerkstelligen. Bij een rotonde kan er verschil zijn in de wegcategorie tussen de toeleidende wegvakken. Op de rotonde zelf valt dit verschil weg doordat vanuit elke richting voorrang gegeven dient te worden aan het verkeer op de rotonde. De overgang hiervan ligt in het voorafgaande wegvak.
Tabel 4-1 geeft de samenhang van de basiseisen en de basiskenmerken weer voor kruispunten en rotondes. Elk basiskenmerk ondersteunt de herkenbaarheid van het kruispunt of de rotonde, het veilig gedrag op het kruispunt of de rotonde, of beide. Op voorrangskruispunten, kruispunten met verkeerslichten en rotondes zijn ook juridische maatregelen van kracht: RVV-borden die de voorrang regelen, haaientanden, gebods- en verbodsborden. De juridische maatregelen zijn aanvullende maatregelen op het infrastructurele wegontwerp en versterken het gewenste gedrag. Zij vormen daarmee een krachtig signaal aan de weggebruiker en maken het kruispunt en de rotonde herkenbaar en veilig.
Naast de genoemde wegkenmerken, spelen ook wegbouwkundige elementen een rol als het gaat om de veiligheid van het kruispuntontwerp, zoals stroefheid van het wegdek en afwatering. Deze zijn echter niet opgenomen als basiskenmerk, omdat zij voor ieder kruispunttype gelden en aanwezig dienen te zijn. Dit geldt ook voor veel verkeerstechnische uitgangspunten zoals voldoende stopzicht, oprijzicht (moet voldoende zijn om kruispunt op te rijden) en bij vrijliggende fiets-/bromfietspaden zicht op het naastgelegen pad in verband met dode hoek, juiste boogstralen of voldoende obstakelafstand [1]. Ook dat zijn dus geen basiskenmerken omdat die altijd, of juist nooit bij een bepaald kruispunttype voorkomen.
Tabel 4-1. Overzicht samenhang basiseisen en basiskenmerken voor kruispunten en rotondes
BasiseisenBasiskenmerk ondersteunt herkenbaarheidBasiskenmerk ondersteunt het veilig functioneren
5Zoekgedrag vermijdenYBewegwijzeringD(Openbare) verlichting
WRichtingskeuze
YBewegwijzering
6Wegcategorieën herkenbaar makenAOnderscheid in verhardingAOnderscheid in verharding
BRijrichtingscheidingBRijrichtingscheiding
CLengtemarkering of trottoirbandenCLengtemarkering of trottoirbanden
D(Openbare) verlichtingD(Openbare) verlichting
TVoorzieningen openbaar vervoer TVoorzieningen openbaar vervoer
UVoorrangsregelingUVoorrangsregeling
VVoorzieningen VRIVVoorzieningen VRI
WRichtingskeuzeWRichtingskeuze
XSnelheidsbeheersingXSnelheidsbeheersing
YBewegwijzeringZDoorzicht kruispunt
ZDoorzicht kruispunt
7Aantal verkeersoplossingen beperken en uniformerenFVoetgangersoversteekplaats (VOP/zebra)IFietsvoorzieningen
IFietsvoorzieningenUVoorrangsregeling
UVoorrangsregelingXSnelheidsbeheersing
VVoorzieningen VRI
XSnelheidsbeheersing
WRichtingskeuze
8Conflicten vermijden met tegemoetkomend verkeerBRijrichtingscheidingBRijrichtingscheiding
CLengtemarkering of trottoirbandenCLengtemarkering of trottoirbanden
IFietsvoorzieningenIFietsvoorzieningen
WRichtingskeuze
YBewegwijzering
9Conflicten vermijden met kruisend en overstekend verkeerFVoetgangersoversteekplaats (VOP/zebra)FVoetgangersoversteekplaats (VOP/zebra)
IFietsvoorzieningenIFietsvoorzieningen
TVoorzieningen openbaar vervoerTVoorzieningen openbaar vervoer
VVoorzieningen VRIVVoorzieningen VRI
10Scheiden van voertuigsoortenAOnderscheid in verhardingBRijrichtingscheiding
BRijrichtingscheidingCLengtemarkering of trottoirbanden
IFietsvoorzieningenIFietsvoorzieningen
TVoorzieningen openbaar vervoerTVoorzieningen openbaar vervoer
WRichtingskeuzeWRichtingskeuze
11Snelheidreduceren op potentiële conflictpuntenFVoetgangersoversteekplaats (VOP/zebra)FVoetgangersoversteekplaats (VOP/zebra)
IFietsvoorzieningenIFietsvoorzieningen
XSnelheidsbeheersingUVoorrangsregeling
XSnelheidsbeheersing
12
Vermijden van obstakels langs de rijbaan
V
Voorzieningen VRI
D
(Openbare) verlichting
1)
U
Voorrangsregeling
1)
Y
Bewegwijzering
1)
1) Voorzien van een afbreekconstructie
In tabel 4-2 volgt een toelichting per basiskenmerk. De letters in de tabel corresponderen met de letters in de publicatie ‘Basiskenmerken wegontwerp’ [2]; nieuwe letters (vanaf de T) zijn specifiek voor kruispunten en rotondes toegevoegd.
Tabel 4-2. Toelichting per basiskenmerk
BasiskenmerkToelichting
AOnderscheid in verhardingAsfalt, kleur asfalt, klinkers of een andere textuur maakt voor het wegbeeld van weggebruikers en hun gedrag verschil. Bestuurders op een asfaltweg rijden doorgaans sneller en verwachten dat op kruispunten met zijwegen die zijn voorzien van klinkerverharding aan hen voorrang wordt verleend. Wegen op en takken van een kruispunt kunnen ook onverhard zijn. Onderscheid kan worden bewerkstelligd in de textuur van de verharding.
BRijrichtingscheidingDe aanwezigheid van rijrichtingscheiding of juist het ontbreken ervan (bijvoorbeeld op een erf­ toegangsweg) is voor zowel de herkenbaarheid als de verkeersveiligheid van groot belang. Onder rijrichtingscheiding vallen een middenberm, verkeersdruppel, asmarkering en middengeleiders. Deze laatste dienen voldoende breed te zijn zodat een fietser (in de lengte) er veilig in twee fasen kan oversteken.
Op grote kruispunten met verkeerslichten wordt voor de verkeersstroom vanuit linksafvakken markering toegepast om dit verkeer over het kruispunt te geleiden en om te voorkomen dat tege­ moetkomend afslaand verkeer wordt geraakt.
CLengtemarkering of trottoirbandenDe lengtemarkering betreft de kantmarkering of trottoirband. Op een kruispunt is bijvoorbeeld de kantmarkering of trottoirband een belangrijk element voor het aangeven van het verloop van de bochten. Deze wordt doorgezet tot minimaal het tangentpunt voorbij de bocht.
D(Openbare) verlichtingDe (openbare) verlichting is van belang voor verkeersveiligheid en sociale veiligheid. Binnen de bebouwde kom is openbare verlichting wettelijk verplicht. Buiten de bebouwde kom is verlichting van belang bij kruispunten en ondersteunt verlichting vooral de verkeersveiligheid. Bij duister zorgt verlichting ervoor dat de locatie en de vorm van het kruispunt wordt herkend.
FVoetgangersoversteek­ plaats (VOP/zebra)Bij (regionale) stroomwegen steken voetgangers ongelijkvloers over. Bij gebiedsontsluitingswegen steken voetgangers bij voorkeur ongelijkvloers over óf steken geconcentreerd over bij kruispunten. Bij erftoegangswegen kunnen voetgangers ook op wegvakken oversteken, omdat daar doorgaans de maximumsnelheid en de intensiteit laag zijn, zodat er voldoende hiaten in de verkeersstroom zijn om zonder voorziening voor voetgangers over te kunnen steken. De kans op een ongeval is zeer klein. Tevens liggen bestemmingen erg verspreid waardoor de wens om overal over te kunnen steken groot is.
Oversteekvoorzieningen kunnen bestaan uit een brug of tunnel, een voetgangersoversteekplaats (VOP/zebrapad) met bebording, kanalisatiestrepen of een middensteunpunt. Specifieke voor­ zieningen voor mindervaliden, blinden en slechtzienden komen tot uiting in basiselementen (verlaagde trottoirband, materialisatie van gidslijnen, rateltikkers bij verkeerslichten).
Wanneer het in deze publicatie bij een kruispunttype gaat over het basiskenmerk voetgangers­ oversteekplaats (VOP/zebra), wordt er bij iedere aanrijrichting van het gemotoriseerde verkeer gekeken naar de looprichting parallel aan deze aanrijrichting (dus in langsrichting en niet dwars op deze aanrijrichting).
IFietsvoorzieningenBij (regionale) stroomwegen steken (brom)fietsers ongelijkvloers over. Bij gebiedsontsluitings­ wegen steken (brom)fietsers bij voorkeur ongelijkvloers over, of steken geconcentreerd over bij kruispunten. Solitaire fietsroutes kunnen op wegvakken van een gebiedsontsluitingsweg kruisen indien daarvoor een veilige en herkenbare oplossing wordt gerealiseerd.
Fietsvoorzieningen zijn bij gebiedsontsluitingswegen aanwezig (eenrichtingsfietspad/tweerichtingen­fietspad) en zetten zich door op/over het kruispunt. Fietsstroken binnen de bebouwde kom worden al dan niet uitgebogen via opvangfietspaden. Aandachtspunt op kruispunten is de dode hoek waar­binnen (brom)fietsers zich kunnen bevinden, Bijlage II gaat in op de dode hoek. Tweerichtingenfietspaden bij kruispunten en rotondes kennen het probleem van ‘fietsers uit onverwachte richting in de voorrang’. Dit brengt meer risico’s met zich mee dan eenrichtingsfietspaden [7]. Daarom wordt aanbevolen met de toepassing ervan terughoudend te zijn. Bij toepassing zijn extra maatregelen gewenst, zoals pijlen op het kruisingsvlak, verhoogd kruisingsvlak en bebording. Indien op de oversteeklocatie een middenberm aanwezig is, dan dient deze voldoende breed te zijn, zodat (brom)fietsers veilig kunnen wachten om in twee fasen over te steken.
Fietsstroken kunnen, afhankelijk van de intensiteiten, door middel van een opgeblazen fietsopstel­strook (OFOS) als oversteekvoorziening op een kruispunt met verkeerslichten worden toegepast. Wanneer het in deze publicatie bij een kruispunttype gaat over het basiskenmerk fietsvoorzieningen, wordt er bij iedere aanrijrichting van het gemotoriseerde verkeer gekeken naar de fietsrichting parallel aan deze aanrijrichting (dus in langsrichting en niet dwars op deze aanrijrichting).
Een rode kleur verharding is in basis altijd voor de fiets, maar een fietsvoorziening is niet altijd rood. De verharding is alleen rood indien fietsers voorrang hebben op het kruispunt.
TVoorzieningen openbaar vervoerTram­ en busbanen liggen zowel binnen als buiten de kom. Bij kruispunten en rotondes vergen deze voorzieningen specifieke maatregelen.
UVoorrangsregelingHaaientanden, stopstrepen, inritconstructie en RVV-­borden zijn belangrijke juridische kenmerken van een voorrangsregeling op kruispunten. RVV­-borden (voorrangsborden, gebods-­ en verbodsborden) dragen in hoge mate bij aan het informeren van weggebruikers over het gewenste gedrag (voorrang verlenen/voorrang krijgen) en aan het waarnemen/de herkenbaarheid van het kruispunt.
VVoorzieningen VRIEen verkeersregelinstallatie (VRI) bestaat uit technische voorzieningen om met gekleurde lichten het verkeer te regelen. Voor een veilige afwikkeling is een kruispunt met verkeerslichten altijd voor­ zien van een voorrangsregeling (RVV­-borden, markering) voor de regeling van het verkeer als de installatie is uitgeschakeld of buiten werking is.
Voorzieningen voor verkeerslichten bestaan, naast de RVV­-borden en markering, uit de nood­zakelijke masten met uithouders, lantaarns, drukknoppen, enzovoort. Deze voorzieningen zijn noodzakelijk om het verkeer te regelen en zijn zeer herkenbaar voor de weggebruiker. Tevens dienen de armaturen zorgvuldig geplaatst te worden in verband met zichtbaarheid, het voorkomen van zichtbelemmering en obstakelvorming [8].
WRichtingkeuzeAfhankelijk van de intensiteit en type kruispunt zijn voorsorteervakken mogelijk nodig. Dit geldt soms bij voorrangskruispunten en nagenoeg altijd bij kruispunten met verkeerslichten en bij turbo­rotondes. Het aanwezig zijn van een voorsorteervak voor de richtingskeuze bepaalt in hoeverre het kruispunt zich uitstrekt tot in het wegvak (figuur 2).
XSnelheidsbeheersingSnelheidsbeheersing draagt bij aan de verkeersveiligheid. Om de snelheid voor en op het kruispunt naar een acceptabel niveau te brengen, kunnen fysieke snelheidsremmers nuttig zijn. Deze kunnen voor of op het kruispunt aanwezig zijn, afhankelijk van het doel en het kruispunttype. Andere maat­ regelen die getroffen kunnen worden, zijn het plaatsen van snelheid­roodlichtcamera’s, of het toe­ passen van een kruispuntplateau op kruispunten zonder voorrangsregeling of bij het kruisen van een solitaire fiets­ of voetgangersroute. Een snelheidscamera is een noodmaatregel en dient alleen te worden toegepast indien geen enkele andere (fysieke) oplossing mogelijk is. Het toepassen van een kruispuntplateau is tevens mogelijk en draagt bij aan de herkenbaarheid van kruispunten zonder voorrangsregeling.
YBewegwijzeringDe routekeuze van weggebruikers wordt (deels) gestuurd door bewegwijzering op kruispunten. Naast voorwegwijzers en besliswegwijzers voor het kruispunt, staan op het kruispunt veelal hand­wegwijzers. Bewegwijzering draagt vooral bij aan het vermijden van zoekgedrag en aan de waarneem­baarheid van het kruispunt (en daarmee ook aan de verkeersveiligheid). Belangrijk hierbij is dat de bewegwijzering voor alle verkeer vanaf hun positie leesbaar moet zijn om abrupte manoeuvres op de rijbaan (om borden te kunnen lezen) te voorkomen [17]. Voor fietsers zijn ook de bordjes met fietsknooppunten een vorm van bewegwijzering.
ZDoorzicht kruispunt/ rotondeDoorzicht is het zicht over het kruispunt en op de toeleidende wegvakken. Op kruispunten is een goed overzicht op en van het kruispunt van belang voor de verkeersveiligheid. In verblijfsgebieden hoeft minder zicht niet altijd problematisch te zijn; weggebruikers zullen daar langzamer (gaan) rijden en beter opletten. Bij (turbo)rotondes is afscherming van het zicht via een object dat het door­ zicht op de rotonde breekt juist van belang. Hierdoor reduceren weggebruikers de rijsnelheden en rijden zij niet ‘linksom’. Zicht naar links (en eventueel rechts bij een tweerichtingenfietspad) is noodzakelijk om het verkeer waaraan voorrang verleend dient te worden, te kunnen waarnemen.
AltijdBasiskenmerk dient altijd te worden toegepast.
Indien dit basiskenmerk wordt weggelaten, wordt de herkenbaarheid en/of de verkeersveiligheid op het kruispunt verkleind doordat niet aan bepaalde basiseisen wordt voldaan.
Bij voorkeur welBasiskenmerk wordt bij voorkeur wel toegepast, maar in een aantal situaties is het denkbaar dat het vervalt. Toepassen van compenserende maatregelen is dan noodzakelijk.
Het basiskenmerk draagt positief bij aan de herkenbaarheid en/of vergroting van de verkeersveiligheid van het kruispunt.
In principe nietBasiskenmerk wordt in principe niet toegepast, maar in een aantal situaties is het denkbaar dat het toch nood­zakelijk is om het op te nemen in het kruispuntontwerp. Toepassen van compenserende maatregelen is dan noodzakelijk, maar daarmee moet terughoudend worden omgegaan. Bij toepassing van veel compenserende maatregelen wordt aanbevolen om een alternatieve kruispuntoplossing te onderzoeken waar zo veel mogelijk basiskenmerken toegepast kunnen worden.
Toepassing van het basiskenmerk doet normaliter afbreuk aan de herkenbaarheid van het kruispunt en/of aan de verkeersveiligheid.
NooitBasiskenmerk dient nooit te worden toegepast.
Indien dit basiskenmerk toch wordt toegepast, dan neemt de herkenbaarheid af en/of de verkeersveiligheid op het kruispunt verslechtert.