Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Basiskenmerken kruispunten en rotondes
Deze tekst is gepubliceerd op 30-03-15

Kruispunttypen

Er zijn vier typen kruispunten en rotondes waarvoor de basiskenmerken zijn uitgewerkt:
  1. kruispunt zonder voorrangsregeling (rechts gaat voor);
  2. voorrangskruispunt;
  3. rotonde;
  4. voorrangskruispunt met een verkeersregelinstallatie.
Deze kruispunttypen kunnen ook voorkomen in kruispunten tussen een erftoegangsweg of gebiedsontsluitingsweg met een solitaire fietsroute of met een vrijliggende ov-baan (bus/tram).
Kruispunten binnen erven vallen onder de kruispunten waar de voorrang niet expliciet is geregeld (rechts gaat voor). Een erfaansluiting van een particulier terrein op de openbare weg is geen kruispunt, maar een uitrit.
In Nederland bestaat een grote diversiteit in kruispunten en komen binnen elke hoofdgroep talloze verschijningsvormen voor. Op kruispunten vinden relatief veel ongevallen plaats. De differentiatie in elementen die wel of niet zijn toegevoegd aan het kruispuntontwerp, maken het voor weggebruikers soms moeilijk in te schatten welk gedrag wordt verlangd.
Bij het kruispuntontwerp is, in tegenstelling tot wegvakken [2], geen sprake van een ideale of minimale inrichting. Bij kruispunten wordt een basiskenmerk dat noodzakelijk is om toe te passen niet zomaar weggelaten en wordt niet afgepeld naar een minimaal inrichtingsniveau. Wel zijn er verschillende basiselementen die invulling geven aan het basiskenmerk.
Als het basiskenmerk ‘snelheidsbeheersing’ toegepast dient te worden, dan kan dat bijvoorbeeld bestaan uit een plateau op of voor het kruisingsvlak zelf, of uit een rammelstrook bij een rotonde. Beide zijn basiselementen. Indien het basiskenmerk ‘lengtemarkering/ trottoirbanden’ noodzakelijk is, dan kunnendat opsluitbanden zijn (binnen de bebouwde kom) of markering op de kant van de verharding, ter begrenzing van de rijstrook in langsrichting. Ook dit zijn beide basiselementen.
Tot het ‘kruispunt’ wordt die fysieke ruimte gerekend die nodig is om het verkeer te laten voorsorteren en uitwisselen. Om te bepalen waar de basiskenmerken gelden, begint het kruispunt in het wegvak op het punt waar de rijbaan voor de rijrichtingen splitst (druppel, middeneiland, middenberm, puntstuk, verdrijvingsvlak), de voorsorteer- en/of opstelvakken starten, of de tangentpunten van de bochten starten/eindigen.

Een rotonde is een gelijkvloers kruispunt waar het verkeer in een rondgaande beweging wordt afgewikkeld, waarbij het verkeer op de rotonde voorrang heeft en waarop de wegen radiaal aansluiten. Een rotonde wordt aangeduid door RVV-bord D01 (rotonde, verplichte rijrichting). In deze publicatie worden vier typen kruispunten en rotondes als basisconfiguratie gehanteerd. Om aan te duiden welk gebied tot het kruispunt/ de rotonde wordt gerekend en welke niet, geeft figuur 2 dit voor elk kruispunttype schematisch weer. Het gebied binnen het rode kader wordt tot het kruispunt/de rotonde gerekend en daarbuiten tot het wegvak. De voorzieningen voor fietsers en voetgangers zijn in deze schema’s weggelaten, maar passen over het algemeen binnen het rode kader.
Per kruispunttype worden de begrenzingen gevormd door:
  • kruispunt zonder voorrangsregeling: tangentpunten van de boogstralen;
  • voorrangskruispunt: start puntstuk of start belijning bij een middengeleider of start van de belijning van een voorsorteervak;
  • rotonde: start puntstuk;
  • kruispunt met verkeerslichten (VRI): start puntstuk of start belijning bij een middengeleider of start van de belijning van een voorsorteervak.
Op de toeleidende wegvakken naar het kruispunt wordt een overgangszone onderscheiden, waarin inrichtingsmaatregelen worden genomen om weggebruikers te informeren over het kruispunt dat zij naderen en de te kiezen richtingen. In een PIARC-publicatie [14] is een beschrijving gegeven welke ruimte tot het kruispunt behoort en de samenhang met de kenmerken die noodzakelijk zijn om een kruispunt tijdig te herkennen en hierop te kunnen anticiperen.
[ link ]

Figuur 2. Overzicht wat tot het kruispunt wordt gerekend en waar de basiskenmerken kruispunten en rotondes van toepassing zijn

PIARC onderscheidt drie punten om na te gaan hoe groot de overgangszone is.
  1. Benodigde tijd om te reageren;
  2. Aanpassen van snelheid en ‘lane-tracking’ (een combinatie van koers houden en selecteren van de eerstvolgende rijstrook of voorsorteerstrook);
  3. Sturen van manoeuvres van de weggebruiker door het wegontwerp.
Een uitwerking van de drie punten is weergegeven in bijlage II ‘Overgangszone wegvak – kruispunt’.
Op voldoende afstand voor het kruispunt dient het kruispunt herkend te worden, zodat de weggebruiker op tijd kan stoppen (denk aan voldoende rijzicht en stopzicht). Dit kan door attentieverhogende maatregelen langs het wegvak te treffen. Tot dergelijke maatregelen worden onder andere gerekend: de RVV-borden, de openbare verlichting en bomen/groen. Deze maatregelen zijn noodzakelijk voor het goeden veilig laten functioneren van het kruispunt, maar vormen geen onderdeel van het hiervoor gedefinieerde gebied dat tot het kruispunt wordt gerekend. Figuur 3 geeft hiervan een beeld.
[ link ]

Figuur 3. Kruispunten en wegvakken met overgangszone waarin sommige basiskenmerken worden geplaatst (bewegwijzering, RVV-borden, openbare verlichting). De overgangszone zelf wordt niet behandeld in deze publicatie.