Rotondes buiten de bebouwde kom
Enkelstrooksrotondes en turborotondes komen buiten de bebouwde kom voor tussen gebiedsontsluitingswegen onderling, tussen regionale stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen en tussen gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.
Uitgangspunt bij de (turbo)rotonde is dat elke tak eenzelfde inrichting en verharding kent waardoor de takken ten opzichte van elkaar ‘gelijk’ zijn en weggebruikers geen informeel voorrang nemen. Buiten de bebouwde kom rijden (brom)fietsers op een fiets-/bromfietspad en hebben bij (turbo)rotondes geen voorrang.
Bypasses kunnen voorkomen bij enkelstrooks- en bij turborotondes. Indien een fietspad de bypass kruist, dan is extra aandacht nodig voor de voorrangssituatie en snelheidsremming. Oplossingen zijn gegeven in [1, 4, 6, 15].
Solitair fiets-/bromfietspad
Een solitair fiets-/bromfietspad wordt afgewikkeld via vrijliggende paden rondom de rotonde. De (brom)fietsers rijden bij rotondes buiten de bebouwde kom altijd uit de voorrang op het fiets-/bromfietspad.
Een solitair fiets-/bromfietspad wordt afgewikkeld via vrijliggende paden rondom de rotonde. De (brom)fietsers rijden bij rotondes buiten de bebouwde kom altijd uit de voorrang op het fiets-/bromfietspad.
Aansluiting parallelweg bij rotonde
De aansluiting van een parallelweg op de rotonde kan op twee manieren worden benaderd.
De aansluiting van een parallelweg op de rotonde kan op twee manieren worden benaderd.
- Indien de rotonde alleen bedoeld is voor uitwisseling van verkeer tussen de parallelweg en de hoofdrijbaan, dan kan de parallelweg iets uitbuigen, waarbij het kruispunt tussen parallelweg en rotondetak als een kruispunt zonder voorrangsregeling wordt uitgevoerd. De rotondetak ‘eindigt’ dan op een T-kruispunt met de parallelweg.
- Indien de parallelweg aansluit op een doorgaande rotondetak, dan wordt de parallelweg voldoende uitgebogen en is het kruispunt tussen rotondetak en parallelweg een voorrangskruispunt, waarbij verkeer op de parallelweg voorrang verleent aan verkeer op de rotondetak.
Turborotondes buiten de bebouwde kom
Toepassing van een turborotonde buiten de bebouwde kom is een goede oplossing voor de afwikkeling van drukke verkeersstromen. Extra aandacht dient wel gegeven te worden aan de passage van de (brom)fietser bij een turborotonde. Bij een gelijkvloerse passage vormen de takken waar verkeer met twee of meer stroken op- of afrijdt een knelpunt in verband met mogelijke afdekongevallen [18]. Bij een enkele over te steken strook is een gelijkvloerse oversteek goed mogelijk en vergelijkbaar met enkelstrooksrotondes. Bij meerdere over te steken rijstroken is een ongelijkvloerse oplossing het meest veilig. Indien dat niet kan, dan moet overwogen worden om fietsers om te leiden via een andere route of voorzieningen te treffen zodat geen afdekongevallen voor kunnen komen (zie voor afweging: [18]).
Figuur 25 geeft een voorbeeld van een turborotonde zonder fietsoversteken die twee of meer rijstroken gelijktijdig kruisen.
Bij voorkeur worden (brom)fietsers op turborotondes ongelijkvloers afgewikkeld (figuur 13). De (brom)fietsers rijden op erftoegangswegen op de rijbaan waar een maximumsnelheid van 60 km/h geldt. Op wegen met een maximumsnelheid van 80 km/h of hoger rijden bromfietsers op het fiets-/bromfietspad (of ventweg) en daarmee dus op een eigen voorziening naast de gebiedsontsluitingsweg of regionale stroomweg. Bij de turborotonde wordt de fietser en de bromfietser op de erftoegangsweg altijd eerst naar een fiets-/bromfietspad geleid. Zij rijden buiten de bebouwde kom nooit op de rijbaan van de turborotonde.
De (brom)fietsers rijden bij (turbo)rotondes buiten de bebouwde kom altijd uit de voorrang.
Toepassing van een turborotonde buiten de bebouwde kom is een goede oplossing voor de afwikkeling van drukke verkeersstromen. Extra aandacht dient wel gegeven te worden aan de passage van de (brom)fietser bij een turborotonde. Bij een gelijkvloerse passage vormen de takken waar verkeer met twee of meer stroken op- of afrijdt een knelpunt in verband met mogelijke afdekongevallen [18]. Bij een enkele over te steken strook is een gelijkvloerse oversteek goed mogelijk en vergelijkbaar met enkelstrooksrotondes. Bij meerdere over te steken rijstroken is een ongelijkvloerse oplossing het meest veilig. Indien dat niet kan, dan moet overwogen worden om fietsers om te leiden via een andere route of voorzieningen te treffen zodat geen afdekongevallen voor kunnen komen (zie voor afweging: [18]).
Figuur 25 geeft een voorbeeld van een turborotonde zonder fietsoversteken die twee of meer rijstroken gelijktijdig kruisen.
Bij voorkeur worden (brom)fietsers op turborotondes ongelijkvloers afgewikkeld (figuur 13). De (brom)fietsers rijden op erftoegangswegen op de rijbaan waar een maximumsnelheid van 60 km/h geldt. Op wegen met een maximumsnelheid van 80 km/h of hoger rijden bromfietsers op het fiets-/bromfietspad (of ventweg) en daarmee dus op een eigen voorziening naast de gebiedsontsluitingsweg of regionale stroomweg. Bij de turborotonde wordt de fietser en de bromfietser op de erftoegangsweg altijd eerst naar een fiets-/bromfietspad geleid. Zij rijden buiten de bebouwde kom nooit op de rijbaan van de turborotonde.
De (brom)fietsers rijden bij (turbo)rotondes buiten de bebouwde kom altijd uit de voorrang.
[ link ]
Figuur 27. Enkelstrooksrotonde buiten de bebouwde kom ((brom)fiets uit de voorrang)
[ link ]
Figuur 28. Turborotonde buiten de bebouwde kom ((brom)fiets uit de voorrang (ongelijkvloers))
Regionale stroomwegen kruisen andere wegen doorgaans ongelijkvloers en onderling via een knooppunt. Bij aansluitingen kan bij de toe- en afritten een (turbo)rotonde liggen zodat uitwisseling met de gebiedsontsluitingsweg of erftoegangsweg mogelijk is. De regionale stroomweg eindigt juist voor, of start juist na, de rotonde via RVV-bord G3/G4. Vanaf dat punt is de regionale stroomweg een gebiedsontsluitingsweg geworden.
Onderstaand wordt daarom een ‘regionale stroomweg’ qua basiskenmerken en verschijningsvorm bij een (turbo)rotonde gelijkgeschakeld aan een ‘gebiedsontsluitingsweg’. Toepassing van een turborotonde buiten de bebouwde kom is een goede oplossing voor afwikkeling van drukke verkeersstromen. Extra aandacht dient wel gegeven te worden aan de passage van de (brom)fietser bij een turborotonde en gebruik door vrachtverkeer.
Onderstaand wordt daarom een ‘regionale stroomweg’ qua basiskenmerken en verschijningsvorm bij een (turbo)rotonde gelijkgeschakeld aan een ‘gebiedsontsluitingsweg’. Toepassing van een turborotonde buiten de bebouwde kom is een goede oplossing voor afwikkeling van drukke verkeersstromen. Extra aandacht dient wel gegeven te worden aan de passage van de (brom)fietser bij een turborotonde en gebruik door vrachtverkeer.
Tabel 6-5. Basiskenmerken rotonde en turborotonde buiten de bebouwde kom
Basiskenmerk | Rotonde buiten de bebouwde kom | Turborotonde buiten de bebouwde kom | |||
Aanrijrichting: naar rotonde vanuit ETW, GOW of RSW | Aanrijrichting: naar rotonde vanuit ETW, GOW of RSW | ||||
A | onderscheid in verharding | nooit | nooit | ||
B | rijrichtingscheiding | altijd | altijd | ||
C | lengtemarkering of trottoirbanden | altijd | altijd | ||
D | (openbare) verlichting | altijd | altijd | ||
F | voetgangersoversteekplaats (VOP/zebra) | in principe niet 1) | in principe niet 1) | ||
I | fietsvoorzieningen | altijd 1) | altijd 1) | ||
T | voorzieningen openbaar vervoer | in principe niet 2) | in principe niet 2) | ||
U | voorrangsregeling | altijd | altijd | ||
V | voorzieningen VRI | nooit | nooit | ||
W | richtingskeuze | nooit | altijd | ||
X | snelheidsbeheersing | nooit | nooit | ||
Y | bewegwijzering | altijd | altijd | ||
Z | doorzicht kruispunt | nooit | nooit | ||
1) Indien aanwezig langs het wegvak, dan continueren op het kruispunt 2) Behoudens bij ov-haltes, langs een GOW en RSW zie toelichting |
Toelichting op basiskenmerken (turbo)rotondes buiten de bebouwde kom
A | Op een (turbo)rotonde is geen onderscheid in type verharding tussen de toeleidende takken. Onafhankelijk van de wegcategorie dient elke tak ‘gelijk’ te zijn in verschijning en verharding. Gesloten verharding zal de voorkeur hebben vanuit het oogpunt van onderhoud. Indien een toeleidend wegvak verschilt in verharding, dan wordt aanbevolen deze verharding ruim voor het kruispunt gelijk te trekken met de overige takken. |
B | Een rijrichtingscheiding in de as van de takken is noodzakelijk om het afrijdende en oprijdende verkeer veilig van elkaar te scheiden, en om fietsers en voetgangers een gefaseerde oversteek te bieden. Op de rijbaan van een turborotonde is een rijstrookscheiding aanwezig in de vorm van een verhoogde rand met daarnaast belijning. Deze rijstrookscheiding biedt (brom)fietsers en voetgangers geen tussensteunpunt/ vluchtheuvel. |
C | Markering is essentieel en bestaat uit asbelijning en kleine puntstukken voor de middenberm, markering van de rijstroken en van de cirkel op de rondgaande rijbaan van de rotonde. Haaientanden en markering van oversteekvoorzieningen voor (brom)fietsers en voetgangers maken deel uit van de markering van rotondes. |
D | Openbare verlichting is aanwezig voor de (turbo)rotonde langs de wegvakken ten behoeve van de herkenbaarheid op afstand en ten behoeve van de sociale veiligheid en verkeersveiligheid op de (turbo)rotonde [4, 15]. |
F | Buiten de bebouwde kom zijn geen voorzieningen aanwezig voor voetgangers; behoudens bij ov-haltes (bijvoorbeeld met een fietsenstalling/carpoolterrein). De voorziening voor voetgangers bestaat in dat geval bij voorkeur uit een ongelijkvloerse kruising zoals een voetgangerstunnel. Indien dit niet mogelijk is, dienen ter hoogte van de (turbo)rotonde oversteekvoorzieningen in de vorm van kanalisatiestrepen te worden gerealiseerd. Zebrapaden worden buiten de bebouwde kom niet toegepast. Zebrapaden mogen daar alleen toegepast worden op wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h mits de naderingssnelheid van minimaal 85 procent van de motorvoertuigen lager is dan 50 km/h ([21]. |
I | (Brom)fietsers geven op (turbo)rotondes buiten de bebouwde kom voorrang aan het gemotoriseerd verkeer [4, 6, 15]. Fietsvoorzieningen op een enkelstrooksrotonde bestaan uit een vrijliggend fietspad. Fietsstroken op de rotonde of op een turborotonde worden niet toegepast buiten de bebouwde kom. Indien op het toeleidende wegvak fietsstroken aanwezig zijn, dienen deze via opvangfietspaden naar een vrijliggend fietspad geleid te worden. Bij een turborotonde heeft een ongelijkvloerse fietspassage de voorkeur. Indien dit niet mogelijk is, zijn vrijliggende fietspaden noodzakelijk (met fietsers uit de voorrang). Solitaire fietspaden sluiten aan op fietspaden rondom de rotonde. |
T | Openbaar vervoer rijdt bij voorkeur over gebiedsontsluitingswegen. Bij rotondes loopt de voorrang voor het openbaar vervoer mee met het overige verkeer. Aan een bus kan alleen prioriteit gegeven worden indien hiervoor separate voorzieningen worden gerealiseerd om de bus ‘vooraan in de wachtrij te krijgen’. |
U | De voorrang is geregeld via een RVV-voorrangsregeling (bord B06 en haaientanden). Op enige afstand voor de (turbo)rotonde worden RVV-borden B02 en/of J09 geplaatst. |
V | De verhouding tussen capaciteit en de beoogde intensiteit bepaalt de keuze voor een bepaald type (turbo)rotonde. Inherent hieraan is het aanvullend regelen van de verkeersstromen met verkeerslichten op dergelijke rotondes niet noodzakelijk. Indien verkeer aan meer dan twee rijstroken op de turborotonde voorrang dient te verlenen, is het vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid noodzakelijk een dergelijke rotonde wel met verkeerslichten te regelen (mensen kunnen drie rijstroken waaraan voorrang verleend moet worden niet overzien). |
W | Bij enkelstrooksrotondes komen geen voorsorteervakken voor om richting te kiezen. Bij turborotondes is dit wel een basiskenmerk en altijd aan de orde. Het aantal rijstroken per rijbaan is afhankelijk van het aantal noodzakelijke rijstroken op de toeleidende tak. Voor de berekening hiervan: zie [18]. |
X | Kenmerk van een (turbo)rotonde is de relatief lage snelheid waarmee de (turbo)rotonde wordt op- en afgereden. Daardoor is snelheidsreductie ter hoogte van de rotonde in principe niet noodzakelijk. In de oksels van de aansluitende takken zorgen de bochtbeschermingsblokken (zoals basaltblokken) voor een snelheidsreductie voor personenauto’s. Bewegwijzering is bij een (turbo)rotonde buiten de bebouwde kom noodzakelijk en altijd aanwezig met uitzondering van ov-banen. Bij een turborotonde heeft bewegwijzering tevens een functie bij het voorsorteren vóór de turborotonde. |
Y | Doorzicht over het middeneiland is bij een (turbo)rotonde niet aanwezig. Hierdoor valt de (turbo)rotonde goed op en wordt voorkomen dat weggebruikers illegaal linksom gaan rijden. Het doorzicht bij enkelstrooksrotondes kan voorkomen worden door het aanbrengen van een terp op het middeneiland (1,10 meter hoogte [4]. Bij een turborotonde wordt het doorzicht beperkt door het plaatsen van rotondeborden met verdrijfpijlen (D01_BB18r) in de zichtlijn van de automobilist. |