Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Basiskenmerken kruispunten en rotondes
Deze tekst is gepubliceerd op 30-03-15

Voorrangskruispunten binnen de bebouwde kom

Op kruispunten tussen een erftoegangsweg en een gebiedsontsluitingsweg is de voorrang geregeld. Dit geldt ook voor solitaire fietspaden en ov-banen. Dat kan vormgegeven worden via RVV-borden B1 t/m B7 of met een uitritconstructie. Beide oplossingen zijn qua verkeersveiligheid vergelijkbaar [19].
Voor de herkenbaarheid worden op voorrangskruispunten geen kruispuntplateaus toegepast, omdat een kruispuntplateau geassocieerd wordt met kruispunten zonder voorrangsregeling.
Binnen verblijfsgebieden en bij fietsstraten kunnen voorrangskruispunten tussen een erftoegangsweg en een solitaire fietsroute of ov-baan voorkomen.
Ook kunnen binnen verblijfsgebieden voorrangskruispunten voorkomen tussen een erftoegangsweg en een erf (woon- of winkelerf). De voorrang daar is geregeld met een uitritconstructie of een doorlopende trottoirband.
Bij drietakskruispunten heeft het de voorkeur om de doorgaande straat als voorrangsweg aan te houden en de tak die op deze straat uitkomt als voorrangsplichtig in te richten.
Er dient terughoudend te worden omgegaan met kruispunten waar vijf of meer takken op uitkomen. Deze worden voor weggebruikers te ingewikkeld of onoverzichtelijk. De voorkeur is dan om een rotonde te realiseren of mogelijk een aantal takken af te sluiten. Compacte en simpele kruispunten zijn over het algemeen verkeersveiliger dan complexe kruispunten.
[ link ]

Figuur 6. Voorrangskruispunt binnen de bebouwde kom tussen gebiedsontsluitingsweg en erftoegangswegen (regeling met RVV-borden)

[ link ]

Figuur 7. Voorrangskruispunt binnen de bebouwde kom tussen gebiedsontsluitingsweg en erftoegangswegen (met uitritconstructie)

[ link ]

Figuur 8. Voorrangskruispunt binnen de bebouwde kom tussen twee gebiedsontsluitingswegen

Tabel 5-2. Basiskenmerken voorrangskruispunten binnen de bebouwde kom
Basiskenmerk Drietaks- of viertaksvoorrangskruispunt binnen de bebouwde kom
Aanrijrichting: vanuit ETW Aanrijrichting: vanuit GOW
A onderscheid in verharding altijd altijd
1)
nooit
1)
B rijrichtingscheiding nooit altijd
C lengtemarkering of trottoirbanden altijd (trottoirband) altijd
D (openbare) verlichting altijd altijd
F voetgangersoversteek plaats (VOP/zebra) nooit
2)
bij voorkeur wel
I fietsvoorzieningen in principe niet altijd
T voorzieningen openbaar vervoer nooit in principe niet
U voorrangsregeling altijd altijd
V voorzieningen VRI nooit nooit
W richtingskeuze in principe niet in principe niet
X snelheidsbeheersing bij voorkeur wel in principe niet
Y bewegwijzering in principe niet in principe niet
Z doorzicht kruispunt altijd altijd
1) Erftoegangsweg­-gebiedsontsluitingsweg: altijd onderscheid; gebiedsontsluitingsweg­-gebiedsontsluitingsweg: geen onderscheid
2) Kanalisatiestrepen mogen worden toegepast, maar geen zebrapaden
Toepassing van de combinatie van haaientanden op de ene tak en een uitritconstructie op de andere tak dient voorkomen te worden. Dit kan tot verwarring bij weggebruikers leiden.
Toelichting op basiskenmerken voorrangskruispunten binnen de bebouwde kom
A Er is geen onderscheid in verharding indien het een kruispunt tussen twee gebiedsontsluitingswegen betreft. Alleen bij een voorrangskruispunt tussen een erftoegangsweg en een gebiedsontsluitingsweg is wel verschil in verharding. Bij een uitritconstructie is dit onderscheid altijd aanwezig.
B Een rijrichtingscheiding is bij een erftoegangsweg niet aanwezig; op de gebiedsontsluitingsweg wel altijd. Indien een middengeleider aanwezig is op de gebiedsontsluitingsweg, moet deze voldoende breed zijn, zodat een fietser (in de lengte) er veilig in twee fasen kan oversteken.
C Het trottoir wordt met trottoirbanden afgebakend. Lengtemarkering wordt toegepast op voorrangskruispunten.
D Openbare verlichting is aanwezig voor de sociale veiligheid en verkeersveiligheid.
F Zebrapaden kunnen toegepast worden indien langs de gebiedsontsluitingsweg een trottoir ligt en een gekruist. Over de erftoegangsweg ligt dan een zebrapad, maar dat hoeft niet altijd. Bij een uitritconstructie is geen zebra aanwezig. Over een (drukke) gebiedsontsluitingsweg is een voorziening voor voetgangers in de vorm van kanalisatiestrepen bij voorkeur wel aanwezig, maar geen zebrapad, omdat dit een voorrangsregeling is waarbij verkeer op de gebiedsontsluitingsweg ‘opeens’ voorrang moet verlenen. Zebrapaden kunnen dan leiden tot kop-staartongevallen. Een zebrapad over een gebiedsontsluitingsweg kan noodzakelijk blijken vanwege veel oversteekbewegingen (bij scholen en winkelcentra); aanbevolen wordt met de toepassing ervan terughoudend om te gaan en een zorgvuldige afweging te maken (zie [20]). Indien de fietser op het fietspad in de voorrang (mee)rijdt, dan is parallel voor voetgangers een zebrapad aanwezig, mits er voldoende voetgangers zijn. Bij aanwezigheid van een zebrapad rijdt ook de parallelle fietser op het fietspad in de voorrang.
I Fietsvoorzieningen langs een gebiedsontsluitingsweg zijn een standaardvoorziening. Deze lopen bij het voorrangskruispunt door over het kruisingsvlak.
T Openbaar vervoer rijdt bij voorkeur over gebiedsontsluitingswegen. Bij voorrangskruispunten loopt de voorrang voor het openbaar vervoer mee met het overige verkeer. Bij trambanen kunnen andere keuzen worden gemaakt omdat de tram een bijzondere positie heeft ten aanzien van voorrang.
U De voorrang is geregeld via een RVV-voorrangsregeling (borden B1 t/m B7 en haaientanden) of via een uitritconstructie bij een kruispunt erftoegangsweg-gebiedsontsluitingsweg.
V Verkeerslichten worden op voorrangskruispunten niet geplaatst. Zie verder bij ‘kruispunten met verkeerslichten’ voor dat type kruispunt.
W Afhankelijk van de intensiteiten op de gebiedsontsluitingsweg kunnen voorsorteervakken voor linksaf noodzakelijk blijken; voor rechts afslaand verkeer worden nooit voorsorteervakken gerealiseerd in verband met mogelijke afdekongevallen. Voorsorteervakken bij een erftoegangsweg zijn ongewenst; tevens leidt dat tot een rijrichtingscheiding (basiskenmerk B) en markering (basiskenmerk C). Bij een kruispunt van twee gebiedsontsluitingswegen met voorsorteervakken is een voorrangskruispunt veelal niet de meest veilige oplossing.
X De ontwerpsnelheid op een gebiedsontsluitingsweg is 50 km/h, maar op kruispunten is de veilige snelheid 30 km/h. Bij lange rechtstanden kan, op zowel een gebiedsontsluitingsweg als erftoegangsweg, snelheidsreductie op het wegvak of op het kruispunt noodzakelijk blijken. Aspecten als geluidshinder en trillingen spelen in die keuze uiteraard een rol.
Maatregelen ten behoeve van snelheidsbeheersing ondersteunen altijd de verkeersveiligheid en/of de herkenbaarheid van het kruispunt. Een maatregel is bijvoorbeeld de verkleining van het kruisingsvlak. Een uitritconstructie is op zichzelf al een snelheidsmaatregel. Het heeft de voorkeur om op het wegvak voor het kruispunt de snelheid terug te brengen door bijvoorbeeld wegvakplateaus of busvriendelijke snelheidsremmers. Bij een drietakskruispunt kan snelheidsreductie op de doorgaande tak noodzakelijk zijn. Snelheidsreductie op een zijweg is ook een effectieve maatregel [5]. Bij een kruising van een solitaire fietsroute en/of voetgangersroute met een gebiedsontsluitingsweg kan een plaatselijke rijbaanscheiding/(brede) middengeleider wenselijk zijn voor de oversteekbaarheid.
Y Bewegwijzering vanuit een erftoegangsweg of vanuit de gebiedsontsluitingsweg naar een bijzondere bestemming in het verblijfsgebied kan noodzakelijk zijn indien op de gebiedsontsluitingsweg veel ‘niet dagelijks’ verkeer rijdt. Bij doorgaande fietsroutes is fietsbewegwijzering op het kruispunt nuttig voor het vermijden van – soms onveilig – zoekgedrag. Indien de bewegwijzering voor gemotoriseerd verkeer niet zichtbaar is voor langzaam verkeer, moet apart bewegwijzering voor langzaam verkeer gerealiseerd worden.
Z Het kruispunt dient goed te kunnen worden overzien zodat alle verkeersdeelnemers elkaar onderling op tijd kunnen zien. Afscherming van het kruispunt is daarmee niet gewenst.