Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek parkeren
Deze tekst is gepubliceerd op 02-10-12

Een andere methode

Naast de mogelijkheid om het benodigde aantal parkeerplaatsen te bepalen aan de hand van het sociaaleconomisch programma, parkeerkencijfers en aanwezigheidspercentages, is er een andere methode (meer informatie hierover staat in het hoofdstuk parkeren van de CROW-cursus Verkeerskunde).
Het aantal benodigde parkeerplaatsen kan worden bepaald met de formule:
A × D
P = ––––––
B × T
Hierin is:
P: het aantal benodigde parkeerplaatsen;
A: het aantal autoaankomsten tijdens de onderzoeksperiode (werkdag, koopavond, zaterdag);
D:
de gemiddelde parkeerduur (in uren) van de parkeerders (de gemiddelde parkeerduur kan worden bepaald door de parkeerduur van individuele auto’s op te tellen en te delen door A);
B: de gemiddelde toelaatbare bezettingsgraad;
T:
het onderzoekstijdvak, het aantal uur van de onderzoeksperiode.
Een voorbeeld
Een supermarkt van 1200 m2 vvo krijgt zes ‘bezoekeenheden’ (bezoekeenheid staat voor autoaankomst en niet voor het aantal afzonderlijke bezoekers) per m2 vvo per week. 20% van deze bezoekers komt op zaterdag. Van hen komt 60% met de auto. Daarmee komt het aantal autoaankomsten op zaterdag uit op 864. Wanneer de gemiddelde parkeerduur van een bezoekeenheid een half uur is en als gemiddelde toelaatbare bezettingsgraad 70% wordt aangehouden, kan het benodigde aantal parkeerplaatsen op een zaterdag (8 uur) als volgt worden bepaald:
864 × 0,5
p = ––––––––– = 77 parkeerplaatsen
70% × 8
Omgerekend betekent dit voor deze supermarkt (1200 m2 vvo komt overeen met 1500 m2 bvo) een parkeerkencijfer van 5,1 pp/100 m2 bvo. Dit is wat hoger dan het CROWparkeerkencijfer voor supermarkten, maar de praktijk wijst uit dat dit cijfer voor goed functionerende supermarkten aan de lage kant is.
Toelichting formule
De bezetting/bezettingsgraad van een parkeerareaal wordt opgebouwd uit individuele geparkeerde auto’s; het verloop van de bezetting(sgraad) wordt bepaald door het tijdstip van aankomst en de parkeerduur van iedere auto.
De parkeerduur van individuele auto’s kan worden aangegeven met di. De gemiddelde parkeerduur is dan:
Σdi
D = ––––
 A
En het totaal aantal gebruikte parkeerminuten is dan:
Σdi = A × D
Het totaal aantal gebruikte parkeerminuten kan tevens op een andere manier worden berekend. Als het totaal aantal (benodigde) parkeerplaatsen P bedraagt, dan bedraagt het totaal aantal aangeboden parkeerminuten (over het onderzoekstijdvak) P × T.
Over het algemeen zal het parkeerareaal niet gedurende de hele tijd een maximale bezetting kennen, er treedt een verloop over de tijd op. Om te bereiken dat op het drukste moment voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn, moet de gemiddelde toelaatbare bezettingsgraad (B) lager zijn dan de bezettingsgraad op het drukste moment.
De verhouding tussen maximale en gemiddelde toelaatbare bezettingsgraad hangt direct samen met het verloop van de bezettingsgraad over het gehele tijdvak. Bij een zeer gelijkmatige bezettingsgraad zal het verschil tussen maximale bezettingsgraad en gemiddelde toelaatbare bezettingsgraad zeer gering zijn. Bij het optreden van een kortstondige (zeer) hoge piekbezetting zal het verschil zeer groot zijn. In winkelgebieden blijkt (uitgaande van een maximale bezettingsgraad op de maatgevende dag van 90%) de gemiddelde toelaatbare bezettingsgraad, afhankelijk van het verloop over de dag, circa 65-75% te bedragen. Hiermee wordt het aantal werkelijk gebruikte parkeerminuten berekend op P × T × B. De twee berekeningen zijn aldus gelijk te stellen:
A × D = P × T × B
Ofwel:
A × D
P = ––––––
B × T