Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek parkeren
Deze tekst is gepubliceerd op 03-10-12

Indeling en vormgeving

Voor het ontwerpen van parkeerterreinen is in Nederland de norm NEN 2443 ‘Parkeren en stallen van personenauto’s op terreinen en in garages’ beschikbaar. Het ontwerp van een parkeerterrein moet een veilige en vlotte verkeersafwikkeling mogelijk maken.
De indeling en de vormgeving van een parkeerterrein zijn afhankelijk van een aantal variabelen:
  • situering van in- en uitritten;
  • looplijnen van voetgangers;
  • beschikbare oppervlakte;
  • parkeerhoek;
  • interne verkeerscirculatie (één richting of twee richtingen), die zo veel mogelijk conflictvrij is.
Om het parkeerterrein optimaal te kunnen benutten, geldt een aantal algemene uitgangspunten:
  • Het terrein heeft bij voorkeur een rechthoekige vorm (optimaal ruimtegebruik).
  • Grote terreinen worden in twee of meer terreinen opgedeeld zodat er per terrein maximaal 300 (400) parkeerplaatsen zijn (overzichtelijkheid).
  • Het terrein wordt aan de randen rondom voorzien van parkeerplaatsen (optimale indeling, aan beide zijden van de parkeerweg altijd een parkeerplaats).
  • De parkeerplaatsen en -wegen liggen in de regel evenwijdig aan de lange zijde van het terrein (optimaal ruimtegebruik).
In- en uitritten
Voor de ontsluiting van een parkeerterrein zijn een of meer in- en uitritten nodig. Het aantal in- en uitritten is in een situatie zonder parkeerapparatuur afhankelijk van:
  • de capaciteit van het parkeerterrein;
  • de intensiteit van het in- en het uitgaande verkeer in de maatgevende periode;
  • de verkeersintensiteit op de weg waarop wordt ontsloten.
De in- en uitritten moeten bij voorkeur niet aansluiten op een gebiedsontsluitingsweg, tenzij de aansluiting als volwaardig kruispunt (al dan niet met verkeerslichten geregeld) wordt vormgegeven. Kleine, dicht op de weg gelegen parkeerterreinen worden bij voorkeur met een uitritconstructie op de weg aangesloten. Ook bij grote(re) terreinen waar geen hoge spitsintensiteiten zijn, heeft de uitritconstructie de voorkeur. Als er sprake is van hoge spitsintensiteiten, kan een gelijkvloerse ontsluiting worden ontworpen. Via borden en markering moet dan duidelijk worden gemaakt dat verkeer van het parkeerterrein voorrang moet verlenen.
Overige aandachtspunten zijn:
  • Ter voorkoming van overbelasting van de inrit in spitsperioden en eventuele hinder van het verkeer op de openbare weg kan extra opstellengte noodzakelijk zijn. Een mogelijkheid is een extra variabele rijstrook die naar behoefte ingezet kan worden voor het in- of het uitrijden.
  • De in- en uitritten voor het autoverkeer worden bij voorkeur gescheiden van de inen uitgangen voor de voetgangers.
Bij parkeerterreinen met controleapparatuur moet het gedeelte bij de apparatuur horizontaal zijn. Het horizontale gedeelte moet minimaal 10 m lang zijn, de opstelplaats voor de apparatuur moet een breedte hebben van minimaal 0,8 meter.
Als op de inrit naar het parkeerterrein parkeerapparatuur staat of op andere wijze de toegang wordt gecontroleerd, dan moet er een bufferruimte tussen de apparatuur en de openbare weg zijn. Ook bij de uitrit moet dan een bufferruimte aanwezig zijn tussen het controlepunt en de openbare weg. De grootte van deze bufferruimte moet in relatie staan tot het aantal parkeervakken en het gebruikersprofiel van het parkeerterrein. De grootte is mede afhankelijk van de verwerkingscapaciteit van de parkeerapparatuur. De laatste vijf meter van de bufferruimte moet horizontaal zijn, zodat er goed zicht is op het verkeer op de aansluitende weg.
Interne verkeerscirculatie
De interne circulatie van het autoverkeer op een parkeerterrein wordt in belangrijke mate bepaald door de gekozen indeling (parkeerhoek) en de situering van in- en uitritten. Bij gestoken parkeren is eenrichtingsverkeer noodzakelijk en draait het verkeer bij voorkeur linksom (eventuele obstakels, zoals geparkeerde voertuigen of kolommen, bevinden zich dan aan de zijde van de bestuurder). In tabel 24 staan positieve en negatieve aspecten van een- en tweerichtingsverkeer en de combinatie van beide.
Tabel 24. Positieve en negatieve aspecten een- en tweerichtingsverkeer en combinatievormen Positieve aspecten Negatieve aspecten
Positieve aspecten Negatieve aspecten
Tweerichtingsverkeer
  • Flexibiliteit in gebruik
  • Gelijkmatige verdeling van het verkeer over de parkeerwegen
  • Scheiding van in- en uitrit mogelijk
  • Tweerichtingsverkeer wordt als onveiliger beoordeeld dan eenrichtingsverkeer
  • Circulatiesysteem geeft geen geleiding bij het zoeken naar onbezette parkeerplaatsen
Eenrichtingsverkeer
  • Eenrichtingsverkeer wordt als veiliger beoordeeld dan tweerichtingsverkeer
  • Het aantal potentiele conflictpunten is minimaal
  • Scheiding van in- en uitrit
  • Ongelijkmatige verdeling van het verkeer
  • Als parkeerplaatsen langs gekozen route bezet zijn is verder zoeken omslachtig
  • Combinatie van in- en uitrit bezwaarlijk door de hogere intensiteit op enkele parkeerwegen
Combinatie eenrichting en tweerichting
  • Eenrichtingsverkeer wordt als veiliger beoordeeld dan tweerichtingsverkeer
  • Het zoeken naar een onbezette parkeerplaats is eenvoudig
  • Scheiding van in- en uitrit is goed mogelijk
  • Parkeerwegen met tweerichtingsverkeer worden relatief zwaar belast
  • Op parkeerwegen met tweerichtingsverkeer veel potentiële conflictpunten
Combinatie eenrichting en tweerichting in slingervorm
  • Onbezette parkeerplaatsen eenvoudig te vinden
  • Scheiding in- en uitrit goed mogelijk (bij eenrichtingsverkeer)
  • Tweerichtingsverkeer wordt als onveiliger beoordeeld dan eenrichtingsverkeer (ook voor voetgangers)
  • Op grote terreinen ontstaan lange routes
  • Geen interne verkeerscirculatie op het terrein
  • Onbezette parkeerplaatsen worden als doorsteek gebruikt
  • Doorsteek wordt als parkeerplaats gebruikt
[ link ]

Figuur 22. Interne verkeercirculatie bij twee- en eenrichtingsverkeer en combinatie

[ link ]

Figuur 23. Gestoken parkeren (parkeerhoek 60°, 45° of 30°)

[ link ]

Figuur 24. Haaks parkeren (parkeerhoek 90°)

Parkeerhoeken
Gewoonlijk worden parkeerhoeken van 45° en 60° toegepast (en soms 30°) voor gestoken parkeren en 90° voor haaks parkeren, zie figuur 24. Bij gestoken parkeren is eenrichtingsverkeer op de parkeerwegen noodzakelijk. In tabel 25 staan positieve en negatieve aspecten van gestoken en haaks parkeren.
Tabel 25. Positieve en negatieve aspecten gestoken en haaks parkeren
Positieve aspecten Negatieve aspecten
Haaksparkeren (parkeerhoek 90°)
  • Parkeermanoeuvre zowel voor- als achterwaarts
  • Minimaal ruimteverlies aan begin en eind parkeerstrook
  • Kleiner oppervlak parkeereenheid dan bij gestoken parkeren
  • Beperkt zicht op naderend verkeer bij deparkeren
Gestoken parkeren (parkeerhoek 30°, 45° en 60°)
  • Eenrichtingsverkeer wordt als veiliger beoordeeld dan tweerichtingsverkeer
  • Parkeermanoeuvre eenvoudiger dan bij haaks parkeren
  • Beperkt zicht op naderend rijverkeer bij deparkeren
  • Oppervlakte per parkeereenheid groter naarmate parkeerhoek kleiner
  • Meer ruimteverlies aan begin en eind van de parkeerstroken dan bij haaks parkeren
  • Bij parkeerhoek van 30° beperkte manoeuvreerruimte om de koppen van parkeerstroken

Externe bewegwijzering

Met wegwijzers en/of verkeersborden moeten de route voor de voertuigen en de route voor de voetgangers worden aangegeven. Om voor het verkeer dat een parkeerterrein verlaat een vlotte en veilige verkeersafwikkeling te bevorderen, moet er een verwijssysteem naar het hoofdwegennet zijn.