Indeling en vormgeving
Voor het ontwerpen van parkeerterreinen is in Nederland de norm NEN 2443 ‘Parkeren en stallen van personenauto’s op terreinen en in garages’ beschikbaar. Het ontwerp van een parkeerterrein moet een veilige en vlotte verkeersafwikkeling mogelijk maken.
De indeling en de vormgeving van een parkeerterrein zijn afhankelijk van een aantal variabelen:
Voor de ontsluiting van een parkeerterrein zijn een of meer in- en uitritten nodig. Het aantal in- en uitritten is in een situatie zonder parkeerapparatuur afhankelijk van:
De indeling en de vormgeving van een parkeerterrein zijn afhankelijk van een aantal variabelen:
- situering van in- en uitritten;
- looplijnen van voetgangers;
- beschikbare oppervlakte;
- parkeerhoek;
- interne verkeerscirculatie (één richting of twee richtingen), die zo veel mogelijk conflictvrij is.
- Het terrein heeft bij voorkeur een rechthoekige vorm (optimaal ruimtegebruik).
- Grote terreinen worden in twee of meer terreinen opgedeeld zodat er per terrein maximaal 300 (400) parkeerplaatsen zijn (overzichtelijkheid).
- Het terrein wordt aan de randen rondom voorzien van parkeerplaatsen (optimale indeling, aan beide zijden van de parkeerweg altijd een parkeerplaats).
- De parkeerplaatsen en -wegen liggen in de regel evenwijdig aan de lange zijde van het terrein (optimaal ruimtegebruik).
Voor de ontsluiting van een parkeerterrein zijn een of meer in- en uitritten nodig. Het aantal in- en uitritten is in een situatie zonder parkeerapparatuur afhankelijk van:
- de capaciteit van het parkeerterrein;
- de intensiteit van het in- en het uitgaande verkeer in de maatgevende periode;
- de verkeersintensiteit op de weg waarop wordt ontsloten.
Overige aandachtspunten zijn:
- Ter voorkoming van overbelasting van de inrit in spitsperioden en eventuele hinder van het verkeer op de openbare weg kan extra opstellengte noodzakelijk zijn. Een mogelijkheid is een extra variabele rijstrook die naar behoefte ingezet kan worden voor het in- of het uitrijden.
- De in- en uitritten voor het autoverkeer worden bij voorkeur gescheiden van de inen uitgangen voor de voetgangers.
Als op de inrit naar het parkeerterrein parkeerapparatuur staat of op andere wijze de toegang wordt gecontroleerd, dan moet er een bufferruimte tussen de apparatuur en de openbare weg zijn. Ook bij de uitrit moet dan een bufferruimte aanwezig zijn tussen het controlepunt en de openbare weg. De grootte van deze bufferruimte moet in relatie staan tot het aantal parkeervakken en het gebruikersprofiel van het parkeerterrein. De grootte is mede afhankelijk van de verwerkingscapaciteit van de parkeerapparatuur. De laatste vijf meter van de bufferruimte moet horizontaal zijn, zodat er goed zicht is op het verkeer op de aansluitende weg.
Interne verkeerscirculatie
De interne circulatie van het autoverkeer op een parkeerterrein wordt in belangrijke mate bepaald door de gekozen indeling (parkeerhoek) en de situering van in- en uitritten. Bij gestoken parkeren is eenrichtingsverkeer noodzakelijk en draait het verkeer bij voorkeur linksom (eventuele obstakels, zoals geparkeerde voertuigen of kolommen, bevinden zich dan aan de zijde van de bestuurder). In tabel 24 staan positieve en negatieve aspecten van een- en tweerichtingsverkeer en de combinatie van beide.
De interne circulatie van het autoverkeer op een parkeerterrein wordt in belangrijke mate bepaald door de gekozen indeling (parkeerhoek) en de situering van in- en uitritten. Bij gestoken parkeren is eenrichtingsverkeer noodzakelijk en draait het verkeer bij voorkeur linksom (eventuele obstakels, zoals geparkeerde voertuigen of kolommen, bevinden zich dan aan de zijde van de bestuurder). In tabel 24 staan positieve en negatieve aspecten van een- en tweerichtingsverkeer en de combinatie van beide.
Tabel 24. Positieve en negatieve aspecten een- en tweerichtingsverkeer en combinatievormen Positieve aspecten Negatieve aspecten
Positieve aspecten | Negatieve aspecten | |
Tweerichtingsverkeer |
|
|
Eenrichtingsverkeer |
|
|
Combinatie eenrichting en tweerichting |
|
|
Combinatie eenrichting en tweerichting in slingervorm |
|
|
Parkeerhoeken
Gewoonlijk worden parkeerhoeken van 45° en 60° toegepast (en soms 30°) voor gestoken parkeren en 90° voor haaks parkeren, zie figuur 24. Bij gestoken parkeren is eenrichtingsverkeer op de parkeerwegen noodzakelijk. In tabel 25 staan positieve en negatieve aspecten van gestoken en haaks parkeren.
Gewoonlijk worden parkeerhoeken van 45° en 60° toegepast (en soms 30°) voor gestoken parkeren en 90° voor haaks parkeren, zie figuur 24. Bij gestoken parkeren is eenrichtingsverkeer op de parkeerwegen noodzakelijk. In tabel 25 staan positieve en negatieve aspecten van gestoken en haaks parkeren.
Tabel 25. Positieve en negatieve aspecten gestoken en haaks parkeren
Positieve aspecten | Negatieve aspecten | |
Haaksparkeren (parkeerhoek 90°) |
|
|
Gestoken parkeren (parkeerhoek 30°, 45° en 60°) |
|
|
Externe bewegwijzering
Met wegwijzers en/of verkeersborden moeten de route voor de voertuigen en de route voor de voetgangers worden aangegeven. Om voor het verkeer dat een parkeerterrein verlaat een vlotte en veilige verkeersafwikkeling te bevorderen, moet er een verwijssysteem naar het hoofdwegennet zijn.