Omgaan met fietsparkeerduk
Als vuistregel kan worden gehanteerd dat de stallingvoorzieningen als ‘vol’ moeten worden beschouwd bij een parkeerdruk van 80% of hoger. Daarboven is er sprake van een capaciteitstekort. Tevens kan als vuistregel worden gehanteerd dat een parkeerdruk lager dan 50% duidt op overcapaciteit.
Het is om de volgende redenen niet verantwoord om een hogere parkeerdruk dan 80% te accepteren:
- Om ‘doorstroom’ van fietsers mogelijk te maken, moet een aantal stallingplaatsen ongebruikt zijn. Met doorstroom wordt hier bedoeld dat er een zekere restcapaciteit of frictiecapaciteit moet zijn zodat aankomende en vertrekkende fietsers elkaar niet hinderen.
- Sommige fietsparkeerplaatsen zullen noodgedwongen ongebruikt blijven. Reden hiervoor is dat bepaalde typen fietsen moeilijk of niet naast elkaar geplaatst kunnen worden. Denk bijvoorbeeld aan een kinderfiets en een omafiets naast elkaar in een hooglaagsysteem. In dit voorbeeld komen de sturen in de knel. Maar ook het stallen van een willekeurige fiets naast een fiets voorzien van fietstassen is in de regel niet eenvoudig.
- Zoekverkeer moet zo veel mogelijk worden voorkomen. Als een fietser lang moet zoeken naar een vrije plaats, zal hij eerder geneigd zijn om de fiets buiten een fietsparkeervoorziening te stallen.
Tabel 36. Omgaan met parkeerdruk
Onderzoeksuitkomsten | Conclusies | Maatregel(en) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Maatregel 1
Periodieke aandacht voor beheer/onderhoud en capaciteitsbeheersing. Opstellen van een actieplan is niet nodig. Aanbevolen wordt de parkeerdrukmeting periodiek (minimaal jaarlijks) te herhalen voor het meest actuele inzicht.
Periodieke aandacht voor beheer/onderhoud en capaciteitsbeheersing. Opstellen van een actieplan is niet nodig. Aanbevolen wordt de parkeerdrukmeting periodiek (minimaal jaarlijks) te herhalen voor het meest actuele inzicht.
Maatregel 2
Herschikking van de bestaande fietsparkeervoorzieningen staat centraal in het actieplan. Stallingen moeten daar geplaatst worden waar de vraag het grootst is. In de secties waar de parkeerdruk het hoogst is, moeten plaatsen worden toegevoegd.
Herschikking van de bestaande fietsparkeervoorzieningen staat centraal in het actieplan. Stallingen moeten daar geplaatst worden waar de vraag het grootst is. In de secties waar de parkeerdruk het hoogst is, moeten plaatsen worden toegevoegd.
Maatregel 3
Bewaakte stalling vol, dan de capaciteit uitbreiden en/of nieuwe bewaakte stalling realiseren. Als de bewaakte stalling structureel vol blijkt te zijn, is de parkeervraag groter dan het aanbod en zal een uitbreiding van bewaakte stalling (op die plek) noodzakelijk zijn. Onderzoek onder fietsers naar de meest gewenste locatie wordt aanbevolen.
Bewaakte stalling vol, dan de capaciteit uitbreiden en/of nieuwe bewaakte stalling realiseren. Als de bewaakte stalling structureel vol blijkt te zijn, is de parkeervraag groter dan het aanbod en zal een uitbreiding van bewaakte stalling (op die plek) noodzakelijk zijn. Onderzoek onder fietsers naar de meest gewenste locatie wordt aanbevolen.
Maatregel 4
Bewaakte stalling met overcapaciteit, dan opsporen oorzaak (kwaliteit, locatie, tarief). In het bijzonder moeten de locatie en het tarief worden onderzocht. Verder moeten fietsparkeerders in het gebied worden gevraagd waarom zij niet (meer) van de stalling gebruikmaken.
Bewaakte stalling met overcapaciteit, dan opsporen oorzaak (kwaliteit, locatie, tarief). In het bijzonder moeten de locatie en het tarief worden onderzocht. Verder moeten fietsparkeerders in het gebied worden gevraagd waarom zij niet (meer) van de stalling gebruikmaken.
Maatregel 5
Nieuwe fietsparkeervoorzieningen toevoegen in de secties waar tekorten zijn waargenomen. Doel: fietsparkeerdruk van maximaal 80% per sectie. Onvoldoende capaciteit: in de vingers proberen te krijgen hoe groot het tekort is (latente vraag kan manifest worden). Dat kan door de capaciteit (tijdelijk) uit te breiden en te kijken wat er gebeurt (dus na een paar maanden weer een parkeerdrukmeting). Daarnaast kan met behulp van kengetallen en de omvang van de functies in (de omgeving van) het gebied een inschatting worden gemaakt van de totale vraag naar fietsparkeerplaatsen.
Nieuwe fietsparkeervoorzieningen toevoegen in de secties waar tekorten zijn waargenomen. Doel: fietsparkeerdruk van maximaal 80% per sectie. Onvoldoende capaciteit: in de vingers proberen te krijgen hoe groot het tekort is (latente vraag kan manifest worden). Dat kan door de capaciteit (tijdelijk) uit te breiden en te kijken wat er gebeurt (dus na een paar maanden weer een parkeerdrukmeting). Daarnaast kan met behulp van kengetallen en de omvang van de functies in (de omgeving van) het gebied een inschatting worden gemaakt van de totale vraag naar fietsparkeerplaatsen.
Maatregel 6
Actieplan richten op het verwijderen van fietsparkeervoorzieningen (uitgangspunt: maximaal 80% bezetting). Parkeervoorzieningen van slechte kwaliteit als eerste verwijderen. Weinig gebruikte stallingen motiveren fietsers niet om daar te parkeren en deze voorzieningen kunnen op plekken waar de vraag groter blijkt te zijn, worden ingezet.
Actieplan richten op het verwijderen van fietsparkeervoorzieningen (uitgangspunt: maximaal 80% bezetting). Parkeervoorzieningen van slechte kwaliteit als eerste verwijderen. Weinig gebruikte stallingen motiveren fietsers niet om daar te parkeren en deze voorzieningen kunnen op plekken waar de vraag groter blijkt te zijn, worden ingezet.
De voorgestelde oplossingen of maatregelen kunnen op een inzichtelijke manier grafisch worden weergegeven: een maatregelenkaart.
Een maatregelenkaart geeft een precieze aanduiding, op schaal, van de voorziene capaciteiten op de gewenste locaties. Eventueel kunnen, zeker als maatschappelijke weerstanden worden verwacht, ook varianten hierop worden gemaakt die niet zozeer de oplossing als wel het probleem-zonder-oplossing benadrukken: ‘dramakaarten’. Bijvoorbeeld een kaart die het te verwachten ruimtebeslag laat zien van losgeplaatste fietsen recht voor de ingang van het grootste warenhuis wanneer daar geen goede voorzieningen worden gerealiseerd.
Fietsparkeur
De kwaliteit van oudere fietsparkeervoorzieningen laat vaak te wensen over: ze zijn onhandig in het gebruik, de fiets raakt gemakkelijk beschadigd of er ontbreekt een deugdelijke voorziening om fietsendiefstal te voorkomen. Het Fietsparkeur bevat diverse kwaliteitseisen waaraan goede fietsparkeervoorzieningen moeten voldoen. Het stelt – rekening houdend met verschillende typen fietsen* – eisen op de volgende punten:
De kwaliteit van oudere fietsparkeervoorzieningen laat vaak te wensen over: ze zijn onhandig in het gebruik, de fiets raakt gemakkelijk beschadigd of er ontbreekt een deugdelijke voorziening om fietsendiefstal te voorkomen. Het Fietsparkeur bevat diverse kwaliteitseisen waaraan goede fietsparkeervoorzieningen moeten voldoen. Het stelt – rekening houdend met verschillende typen fietsen* – eisen op de volgende punten:
- Gemak bij het plaatsen van een fiets
Bepalend voor het gebruiksgemak is de keuze voor een voorziening op één niveau of voor een zogenoemde hoog‑laagvoorziening. Bij een voorziening op één niveau is er meer ruimte tussen de fietsen en hoeft de fiets meestal nauwelijks te worden opgetild bij het plaatsen. Hoog‑laagvoorzieningen worden minder gewaardeerd door gebruikers. Voor hoog‑laagvoorzieningen is er daarom de eis van een hart‑op‑hartafstand van minimaal 37,5 cm (en 65 cm voor voorzieningen op gelijk niveau). Het hoogteverschil bedraagt minstens 30 cm voor voorwielsystemen en minstens 17 cm voor stuurhangsystemen. Er zijn ook eisen met betrekking tot de stabiliteit van de geplaatste fiets. - Gemak bij het vastzetten van een fiets
De fiets hoort via een gesloten deel van het frame aan de fietsparkeervoorziening te kunnen worden vastgezet, waarbij verschillende typen sloten gebruikt moeten kunnen worden. - Kans op letsel bij de gebruiker of passant
De gebruiker van een fietsparkeervoorziening mag zich uiteraard niet aan het systeem kunnen bezeren (bijvoorbeeld door scherp uitstekende delen). - Kans op schade aan de fiets
Een fietser wil zijn fiets graag onbeschadigd terugzien. Hoewel het risico van beschadiging bij geen enkele fietsparkeervoorziening is uit te sluiten, is bij de meeste voorzieningen de kans op schade erg klein. Hoog‑laagvoorzieningen scoren op dit punt minder gunstig omdat hierbij nog wel eens kabels worden losgetrokken of de koplamp of dynamo wordt geraakt. Ook daarom geldt de eis van een hart‑op‑hartafstand van minimaal 37,5 cm. - Kraakbestendigheid
De aanwezigheid van een anti‑diefstalvoorziening is – al verschilt dat natuurlijk per gemeente en locatie – de belangrijkste eis die gebruikers aan een fietsparkeervoorziening stellen. Als een parkeervoorziening niet over een anti‑diefstalvoorziening beschikt, bevestigt men de fiets liever aan een paal of aan een hek. Het anti‑diefstalsysteem moet op eenvoudige wijze en met veel verschillende soorten sloten te gebruiken zijn. Het slot mag niet te dicht (<25 cm) bij de grond komen. Verder mag de anti‑diefstalvoorziening zelf uiteraard niet eenvoudig te kraken zijn. - Vandalismebestendigheid
De fietsparkeervoorziening moet bestand zijn tegen pogingen om de voorziening moedwillig af te breken of te verbuigen. - Duurzaamheid In dit verband verdienen onder meer de gebruikte materialen en de bescherming tegen roest aandacht. De meeste fietsparkeervoorzieningen zijn van corrosiebestendig staal gemaakt. Een ander aspect is de sterkte van de parkeervoorziening en daarmee de bestendigheid tegen vandalisme. Kunststof onderdelen zijn meestal kwetsbaar.
*) Kinderfietsen zijn geen onderdeel van de eisen van het Fietsparkeur.