Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek parkeren
Deze tekst is gepubliceerd op 03-10-12

Parkeervakken

Vakbreedte
De vakbreedte in parkeergarages is afhankelijk van het gebruikstype. In garages bij winkelcentra moeten de vakken bijvoorbeeld breder zijn dan in garages voor personeel. Als een goed comfort wordt nagestreefd, kan worden uitgegaan van de afmetingen in tabel 27. Als er sprake is van wanden naast de parkeervakken, dan moeten deze afmetingen worden verhoogd met breedtetoeslagen zoals vermeld in NEN 2443. De breedtetoeslag bedraagt voor één zijwand 0,15 m en bij twee wanden 0,35 m. Deze breedtetoeslag geldt conform NEN 2443 ook als er kolommen binnen 0,50 m van de rijbaan staan of als de afstand tot de kolom vanaf de rijbaan groter is dan 1,50 m. Deze toeslag is vereist voor extra manoeuvreerruimte of uitstapruimte. Hoewel er dus een klein gebied is waar kolommen geplaatst kunnen worden zonder rekening te houden met een breedtetoeslag, is het beter om de breedtetoeslag altijd op te nemen.
Voor het parkeercomfort zijn verder de breedte van de parkeerweg én de parkeerhoek relevant. Gegevens over de rijbaanbreedte en de onderlinge relatie met de parkeerhoek en de vakbreedte staan – met overzichtelijke tabellen – beschreven in NEN 2443.
De afgelopen jaren zijn auto’s breder geworden. Dat heeft enerzijds met comfort voor de inzittenden te maken, anderzijds zijn de eisen voor zijdelingse botsveiligheid aangescherpt. Autoportieren zijn daardoor veelal wat dikker geworden. Dat heeft weer tot gevolg dat de portieren wat verder opengezet moeten worden om te kunnen in- en uitstappen.
Bij winkelend publiek moet rekening worden gehouden met extra breedte voor het inladen van boodschappen en het opstellen van winkelwagens. Bij ziekenhuizen is een grotere vakbreedte nodig voor patiënten en oudere bezoekers, die zich vaak wat moeizamer bewegen bij het in- en uitstappen.
Schuin of haaks parkeren?
Het antwoord op de vraag of parkeervakken onder een haakse hoek of onder een schuine hoek moeten worden aangelegd, is afhankelijk van enkele factoren, zoals gebruikstype, doorstroming van verkeer in de garage en het beschikbaar oppervlak.
Gebruikstype
Een openbare garage – zeker in de buurt van grote winkelcentra – wordt gekenmerkt door veel in- en uitgaand verkeer. In een kort tijdsbestek wordt dus veel in- en uitgeparkeerd. Er is dan sprake van een hoge turnover. Voor dat type garage betekent een parkeerhoek van 70°-75° dat er comfortabel geparkeerd kan worden. In- en uitparkeren gaat bij schuin parkeren gemakkelijker dan bij haaks parkeren en vergt minder tijd. Bij schuine vakken is de totale parkeercapaciteit (afhankelijk van het beschikbare oppervlakte) soms iets minder. Dat verlies wordt teruggewonnen door het feit dat men over het algemeen nauwkeuriger inparkeert en daardoor minder snel twee vakken in plaats van één in gebruik neemt. Bij schuine vakken hoort automatisch eenrichtingsverkeer.
De grootte van de beschikbare ruimte kan dusdanig zijn dat het niet lukt om schuin parkeren in te voeren. In dat geval is het gewenste comfort te bereiken door de haakse vakken breder te maken. Voor de maatvoering kan dan worden uitgegaan van de hoogste maat in de kolom adviesbreedte in tabel 27.
Tabel 27. Breedte van parkeervakken (bron: Praktijkboek parkeergarages)
Soort garage Adviesbreedte parkeervak Extra bij één wand of kolom Extra bij wand of kolom aan weerszijden
Parkeergarage voor winkelend publiek, kortparkeerders bij ziekenhuizen 2,50 - 2,60 m 0,15 m 0,35 m
Parkeergarage nabij supermarkten 2,45 - 2,50 m 0,15 m 0,35 m
Stallinggarage voor personeel van bedrijven 2,40 - 2,45 m 0,15 m 0,35 m
Stallinggarage voor bewoners (afhankelijk van leeftijd bewoners en prijsklasse woning) 2,40 - 2,50 m 0,15 m 0,35 m
Voor een stallinggarage heeft haaks parkeren over het algemeen de voorkeur omdat dan het hoogste rendement per vierkante meter wordt bereikt. Bij een stallinggarage is het aantal wisselingen per dag relatief laag en zijn de parkeerders vertrouwd met het parkeren in de betreffende garage.
Doorstroming
Direct na de inrit van een parkeergarage kunnen zich problemen voordoen met de doorstroming. Een bezoeker kiest bij een druk bezette garage vrijwel altijd het eerste vrije vak dat hij tegenkomt. Bij veel verkeer kan het manoeuvreren leiden tot opstoppingen bij de ingang. Zeker als de vakken wat smal zijn, kost dat extra manoeuvreertijd. Bij haaks parkeren hebben bezoekers de keuze tussen vooruit het vak inrijden of achteruit. Achteruit een vak inrijden, manoeuvreert doorgaans wat gemakkelijker. Bij drukte is er wel het probleem dat de achterligger weinig gelegenheid geeft om die achteruitmanoeuvre te maken. Om opstoppingen bij de inrit te voorkomen, wordt aanbevolen om – zeker op de parkeervloer achter de inrit – schuine vakken aan te leggen. Bovenstaande problemen zijn daarmee direct verholpen.
Als er veel hellingen in de garage zijn, zoals bij een split-leveltype, zijn opstoppingen door parkerende voertuigen extra vervelend omdat dan op de hellingen moet worden gestopt. De garage zal dan als redelijk onvriendelijk worden ervaren. Als er sprake is van een grote turnover kan als tussenweg bij split-levelgarages worden overwogen om de eerste etages van schuine vakken te voorzien en de hogere van haakse vakken. Voor de haakse vakken moet dan wel voldoende manoeuvreerruimte zijn om te kunnen parkeren. Haaks parkeren vergt een bredere parkeerweg dan schuin parkeren.
Parkeervakken en parkeeroppervlakte
Voor wat betreft het ruimtebeslag zijn er verschillen in het aantal benodigde vierkante meters per geparkeerde auto. In de figuren 28 t/m 30 staan enkele voorbeelden van de benodigde manoeuvreerruimte in verschillende situaties.
[ link ]

Figuur 28. Benodigde manoeuvreerruimte 60° versus 90°

[ link ]

Figuur 29. Bij achterwaarts versus voorwaarts parkeren

[ link ]

Figuur 30. Bij bredere vakken

Gehandicapten
Voor gehandicapten moeten haakse parkeerplaatsen met een breedte van 3,50 m worden aangelegd. Die breedte geeft extra manoeuvreerruimte voor het in- en uitstappen met behulp van stokken of bij het gebruik van rolstoelen. Soms kan worden volstaan met parallelvakken van een normale breedte, mits de ruimte naast de auto voldoende breed en veilig is om buiten de verkeersstroom om, in en uit de auto te kunnen komen.
De praktijk is de beste leermeester om te weten hoeveel vakken voor gehandicapten gereserveerd moeten worden. De behoefte is mede afhankelijk van het beleid voor het straatparkeren. Als er op straat veel vakken voor gehandicapten zijn én daar gratis geparkeerd kan worden, dan zal de behoefte in de garage minder groot zijn. Het comfort in de garage, zoals droog kunnen in- en uitstappen, kan een rol spelen om juist wel in de garage te gaan parkeren. Ook de ligging van een garage, bijvoorbeeld bij een winkelcentrum, kan een reden zijn om toch de garage te verkiezen. Het advies is: blijven observeren of er voldoende parkeervakken voor gehandicapten zijn.
Voor de locatie van de gehandicaptenparkeervakken is het advies dat deze vakken zo dicht mogelijk bij de hoofdingang voor voetgangers liggen. Daar zullen ook de liften zijn. Om onnodig zoeken naar deze speciale parkeervakken te voorkomen, heeft het de voorkeur om maar één plek te hebben waar gehandicapten kunnen parkeren. Daarheen kan dan met borden worden verwezen. Voor meer informatie over toegankelijk parkeren zie CROW-publicatie 337 'Richtlijn toegankelijkheid’, hoofdstuk 5 ‘Parkeerplaatsen’.