Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Leidraad fietsparkeren 2023
Deze tekst is gepubliceerd op 28-04-22

Ontwikkeling beleidsvisie en -doelen fietsparkeren

Wanneer de aanleiding voor fietsparkeerbeleid helder is en er voldoende draagvlak is om een beleid op te stellen, is de vervolgstap om het beleid uit te werken in ambities en doelen. Daarbij is er een analytisch en een beleidsmatig deel:
  • een globale analyse van het beleidsprobleem (‘inventarisatie’);
  • een globale formulering van beleidsdoelen (‘ontwikkeling beleidsvisie’).
Inventarisatie
Om goede beleidsdoelen te kunnen formuleren, is inzicht in de huidige en toekomstige fietsparkeersituatie nodig. De kern van de inventarisatie is het achterhalen van de actuele fietsparkeersituatie (bijvoorbeeld de capaciteit en de gebruikers/doelgroepen van fietsparkeervoorzieningen), het opsporen van (mogelijke) knelpunten en het beschrijven van de achterliggende oorzaken en de mogelijke oplossingen. Dit geheel geeft namelijk een indruk van de beleidsambitie die de gemeente zou moeten hebben.
Feiten en knelpunten zijn vooral vast te stellen via:
  • de parkeerdruk bij fietsparkeervoorzieningen;
  • het aantal en type losstaande fietsen en de locaties waar zij staan;
  • klachten van ondernemers, burgers en andere belanghebbenden;
  • het aantal aangiften van fietsdiefstal bij de politie.
Als er onvoldoende informatie beschikbaar is, is een (globaal) fietsparkeeronderzoek te overwegen, zie hiervoor stap 2 in paragraaf 4.2.
Ontwikkeling beleidsvisie
De beleidsvisie vormt de basis voor de uitwerking van het fietsparkeerbeleid. Stel op basis hiervan beleidsdoelen op. Dit kan op verschillende beleidsniveaus, zoals:
  • regionaal niveau (bijvoorbeeld waar grote investeringen te doen voor fietsparkeren, met name in relatie tot openbaar vervoer en multimodale knooppunten (hubs));
  • gemeentelijk niveau (randvoorwaarden en plekken waar je aan de slag gaat);
  • buurtniveau (specifieke oplossingen voor de buurt of het gebied).
Beleidsdoelen moeten helder en eenduidig zijn, bij voorkeur zodanig dat ze werkbaar, bruikbaar en meetbaar zijn. In het algemeen kan het mogelijke effect van een bepaald maatregelenpakket niet goed worden ingeschat. Veel concreter zijn uitspraken als: ‘Er moeten minimaal x [aantal] fietsparkeervoorzieningen in de binnenstad komen’. Of: ‘de loopafstand tussen fietsparkeer-voorzieningen en bestemmingen mag maximaal y meter bedragen’. Voornemens in de trant van ‘over vijf jaar 30 procent minder fietsdiefstal’ doen het politiek vaak goed, maar lijken concreter dan ze werkelijk zijn. Regelmatig worden er namelijk geen duidelijke consequenties aan verbonden voor ruimtebeslag en financiële middelen.
Een fietsparkeerbeleid zal effectiever zijn naarmate het fietsparkeren meer een aanvaard onderdeel is van het totale mobiliteitsbeleid. Dit is ook het geval als de aandacht voor fietsparkeren structureler is en verder gaat dan alleen een sterk investeringsgericht plan. Het volledig realiseren van fietsparkeerbeleid vraagt langdurige aandacht voor de uitvoeringsplanning en vervolgens voor exploitatie, beheer en onderhoud, handhaving, monitoring en evaluatie. In het fietsparkeerbeleid moet dus vastliggen dat er gedurende de looptijd van het plan structureel tijd en geld voor het fietsparkeren wordt vrijgemaakt en wanneer een evaluatie plaatsvindt. In die evaluatie wordt nagegaan in welke mate de gestelde doelen in de praktijk zijn gerealiseerd.
Het is van belang voor het fietsparkeerbeleid dat (gemeentelijke) discussiepunten vroegtijdig worden opgespoord en besproken. Hierdoor is in een vroeg stadium zichtbaar of er mogelijk ambtelijke en/of politieke weerstand bestaat tegen een kleine of grote claim op de openbare ruimte voor fietsparkeren. Op vier aandachtsvelden is het van belang zo vroeg mogelijk helderheid te krijgen over de mogelijke vraagstukken of discussiepunten:
  1. Ruimtelijke ontwikkelingen
  2. Ruimtelijke prioriteiten
  3. Doelgroepen
  4. (technische) kwaliteitsniveaus en financiële ruimte
Ad 1 Ruimtelijke ontwikkelingen
Onderzoek in een vroeg stadium of er bouwplannen zijn rond onder andere binnensteden, winkelcentra en de ontwikkeling in stationsgebieden. Wanneer kan worden aangehaakt bij bestaande bouwprojecten, is de haalbaarheid, zowel ruimtelijk als budgettair, van de ontwikkeling van fietsenparkeervoorzieningen veel hoger.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen zijn deze vragen relevant:
  • Zijn er gebiedsontwikkelingen voorzien, bijvoorbeeld van woonblokken of kantoren, op de aangewezen ‘gewenste locaties’ voor openbare fietsparkeervoorzieningen?
  • Welke kansen bieden de ontwikkelingen voor fietsparkeren?
Ad 2 Ruimtelijke prioriteiten
Bij het parkeren van auto’s is in de jaren negentig gekozen voor een sturend beleid. Daarbij behoudt de gemeentelijke overheid de regie over het parkeren van auto’s. Eenzelfde beleid is tegenwoordig ook voor fietsen mogelijk. Te veel en willekeurig geparkeerde fietsen zorgen voor verrommeling van de openbare ruimte. Belangrijk is om na te gaan waar de ruimtelijke prioriteiten zijn binnen het gemeentelijke mobiliteitsbeleid.
Bij ruimtelijke prioriteiten zijn deze vragen relevant:
  • Wat is de geldende omgevingsvisie en wat zijn de bijbehorende programma’s?
  • Kunnen vraagvolgende voorzieningen worden opgenomen in het fietsparkeerbeleid, dus het door fietsers benodigde aantal parkeerplekken op de door hen gewenste locaties?
  • Krijgt de fiets op voorhand een bepaalde ruimtelijke prioriteit boven de auto?
  • Staat de fietsparkeervoorziening in de openbare ruimte, of hebben inpandige voorzieningen de voorkeur?
  • Is er ruimte voor deelfietsen?
Ad 3 Doelgroepen
Verschillende doelgroepen kunnen samen gebruik maken van een fietsparkeervoorziening, bijvoorbeeld gemengd gebruik door bewoners, werknemers en bezoekers. In hoofdstuk 3 staan de verschillende doelgroepen met bijbehorende fietsparkeerbehoefte of fietsparkeergedrag. Afhankelijk van de situatie kan de doelgroep worden gevormd door verschillende gebiedstypen, bestemmingen, personen of typen fiets.
Bij doelgroepen zijn deze vragen relevant:
  • Welke doelgroepen worden op welke plek gefaciliteerd?
  • Welke typen fietsen of scooters worden waar geparkeerd?
  • Welke kenmerken en behoeftes horen bij elke doelgroep?
  • Wat is het gewenste gedrag?
Ad 4 (Technische) kwaliteitsniveaus en financiële ruimte
Om ervoor te zorgen dat de beoogde doelgroep de stallingsvoorziening daadwerkelijk gaat gebruiken, moet een stalling een bepaalde kwaliteit hebben. De hoogte van de kwaliteit wordt mede bepaald door de beschikbare financiële ruimte. Houd bij de financiële ruimte ook rekening met de kosten voor onderhoud en beheer.
Bij (technische) kwaliteitsniveaus en financiële ruimte zijn deze vragen relevant:
  • Welke kwaliteit wordt de fietser geboden en zijn de kosten daarvan aanvaardbaar?
  • Moeten alle stallingvoorzieningen van gelijkwaardige kwaliteit zijn, of moeten ‘toplocaties’ meer kwaliteit uitstralen?
  • Moeten bewaakte stallingen kostendekkend geëxploiteerd worden?
  • Hebben verschillende doelgroepen verschillende fietsparkeervoorzieningen nodig?