Oplaadpunten
Het aantal elektrische voertuigen op de Nederlandse wegen groeit gestaag, mede dankzij een stimuleringsregeling. Het opladen van de accu van een elektrische auto vergt een andere benadering dan het vullen van een brandstoftank bij een auto met verbrandingsmotor. Elektrische auto's worden bij voorkeur opgeladen op plaatsen, waar deze voor lange tijd stilstaan, zoals bij een woning of werkplek.
Een elektrische auto kan niet altijd op eigen terrein opgeladen worden. Er is daarom een toenemende vraag naar oplaadpunten bij parkeerplaatsen in de openbare ruimte of in openbare parkeergarages.
Een elektrische auto kan niet altijd op eigen terrein opgeladen worden. Er is daarom een toenemende vraag naar oplaadpunten bij parkeerplaatsen in de openbare ruimte of in openbare parkeergarages.
Om een wildgroei aan ad-hoc geplaatste laadpalen te voorkomen, kan een gemeente het aantal en de plaats van de laadpunten opnemen in het parkeerbeleid. Zo kan zij strategisch met de groei van elektrisch rijden en laden in nieuwe ontwikkelingen omgaan. De toename van het elektrisch rijden en het gebruik van andere elektrische apparaten en machines, veroorzaakt soms een congestie van het elektriciteitsnet; dit is een groeiend aandachtspunt.
Voor het inschatten van het benodigde aantal laadpunten bij nieuwe ontwikkelingen, specifiek voor woon-, werk- en bezoekersfuncties, is een aantal instrumenten beschikbaar. De Europese richtlijn Energy Performance of Buildings Directive (EPBD III) en het Bouwbesluit bevatten richtlijnen voor de te realiseren laadinfrastructuur. Hierin zijn eisen gesteld aan het aanleggen van laadinfrastructuur en het minimum aantal laadpunten. Dit geldt voor gebouwde voorzieningen en op parkeerterreinen. Ook hanteren concessiepartijen (zoals MRA-Elektrisch (MRA-E): het samenwerkingsverband van overheden in de provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht ) soms eigen eisen omtrent laadinfrastructuur.
Als aanvulling hierop zijnde parkeerkencijfers voorzien van een percentage met laadpunten.