Woongebieden
Als voor een bepaald gebied bekend is hoeveel woningen er worden gebouwd, is op basis van vuistregels globaal de verkeersgeneratie per etmaal te berekenen. Houd hierbij wel rekening met het type woonmilieu, omdat dit bepalend is voor met name het autobezit en de concurrentieverhoudingen tussen vervoerswijzen. De woonmilieus zijn getypeerd in tabel 4.
Werkwijze
- Stel het woonmilieutype (zie tabel 4) en het aantal woningen vast.
- Zoek het kencijfer op in tabel 5.
- Vermenigvuldig het kencijfer met het aantal woningen.
Voorbeeld
Er wordt een gebied ontwikkeld met 1000 woningen in een groen-stedelijk milieu, zonder aanvullende functies als detailhandel. Volgens tabel 5 is het kencijfer (het gemiddeld aantal motorvoertuigbewegingen per woning per weekdagetmaal) 5,8. De totale hoeveelheid motorvoertuigbewegingen per etmaal voor het nieuwe gebied bedraagt dan circa 5800 (namelijk 1000 x 5,8).
Er wordt een gebied ontwikkeld met 1000 woningen in een groen-stedelijk milieu, zonder aanvullende functies als detailhandel. Volgens tabel 5 is het kencijfer (het gemiddeld aantal motorvoertuigbewegingen per woning per weekdagetmaal) 5,8. De totale hoeveelheid motorvoertuigbewegingen per etmaal voor het nieuwe gebied bedraagt dan circa 5800 (namelijk 1000 x 5,8).
Tabel 4. Indeling woonmilieutypes
Stedelijk | • woonplaats met meer dan 25.000 huishoudens (woningen) • woonplaats met meer dan 10.000 huishoudens (woningen) en een dichtheid van meer dan 20 woningen/ha | ||
I | Centrum-stedelijk met hoge dichtheid | Gemeenten met stedelijkheidsgraad 1 (zeer sterk stedelijk): • stedelijke centra • wijken rondom centra met hoge dichtheid en hoog voorzieningenniveau | |
II | Buiten-centrum met hoge dichtheid | Gemeenten met stedelijkheidsgraad 1 (zeer sterk stedelijk): • niet centrum-stedelijk • > 35 woningen/ha | |
III | Centrum-stedelijk overig en buitencentrum overig | Gemeenten met stedelijkheidsgraad > 1 (sterk tot niet stedelijk): > 35 woningen/ha | |
IV | Groen-stedelijk | < 35 woningen/ha | |
Landelijk | - woonplaats met minder dan 25.000 huishoudens (woningen) en een dichtheid van minder dan 20 woningen/ha - woonplaats met minder dan 10.000 huishoudens (woningen) | ||
V | Centrum-dorps | < 75% groen oppervlak | |
VI | Landelijk wonen | > 75% groen oppervlak | |
Opmerkingen
|
Tabel 5. Gemiddeld aantal motorvoertuigbewegingen per woning per weekdagetmaal, naar woonmilieutype
Type woonmilieu | Weekdagetmaal |
I Centrum-stedelijk met hoge dichtheid | 1,8 |
II Buiten-centrum met hoge dichtheid | 2,8 |
III Centrum-stedelijk overig en buiten-centrum overig | 5,0 |
IV Groen-stedelijk | 5,8 |
V Centrum-dorps | 6,3 |
VI Landelijk wonen | 7,4 |
Opmerkingen
|