Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Richtlijn parkeerbebording
Deze tekst is gepubliceerd op 06-10-11

Bijlage II.1.4 Verkeerstekens op het wegdek

In deze paragraaf wordt eerst ingegaan op verkeerstekens op het wegdek die een gebod of verbod aangeven. Daarna volgt een bespreking van de overige verkeerstekens op het wegdek.
Verkeerstekens op het wegdek die een gebod of verbod betreffen
De verkeerstekens op het wegdek die een gebod of verbod betreffen, zijn vermeld in artikel 6 van het BABW. Onderstaand zijn de relevante verkeerstekens met betrekking tot parkeren en stilstaan weergegeven, met een verwijzing naar de artikelen in het RVV 1990.
  1. Fietsstroken (artikel 10, tweede lid, en artikel 23, eerste lid, onderdeel b, RVV 1990)
    Op deze strook of op de rijbaan langs deze strook mag een bestuurder zijn voertuig niet stil laten staan.
  2. Busbanen en busstroken (artikel 81, RVV 1990)
    Deze mogen slechts worden gebruikt door bestuurders van lijnbussen. Op de rijbaan langs een busstrook mag een bestuurder zijn voertuig niet laten stilstaan (artikel 23, eerste lid, onderdeel f, RVV 1990).
  3. Oversteekplaatsen
    Het is verboden stil te staan en te parkeren op of binnen vijf meter van een oversteekplaats (artikel 23, eerste lid, onderdeel c, RVV 1990).
  4. Doorgetrokken en onderbroken gele streep (artikel 23, eerste lid, onderdeel g, en artikel 24, eerste lid, onderdeel e, RVV 1990).
    Het is verboden langs genoemde strepen stil te staan respectievelijk te parkeren.
  5. Blauwe streep (artikel 25 RVV 1990)
    In een parkeerschijfzone is parkeren verboden, behalve langs een blauwe streep en met gebruikmaking van een parkeerschijf, en op als zodanig aangegeven of aangeduide parkeerplaatsen.
  6. Geblokte markering bij een bushalte (artikel 23, eerste lid, onderdeel e, RVV 1990)
    Het is verboden hier stil te staan, uitgezonderd met als doel het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers (artikel 23, tweede lid, RVV 1990).
  7. Verdrijvingsvlak (artikel 77 RVV 1990)
    Het is verboden verdrijvingsvlakken te gebruiken.
Doorgetrokken en onderbroken gele strepen hoeven niet te worden aangebracht op plaatsen waar al een algemeen verbod geldt om voertuigen te laten stilstaan of te parkeren (artikel 16, BABW). De strepen mogen wel ter ondersteuning worden aangebracht. Op grond van de UVS BABW (hoofdstuk IV, paragraaf 2) worden gele strepen op of langs de kant van de rijbaan aangebracht (en dus niet langs een parkeerhaven of parkeerstrook). De strepen moeten verder voldoen aan de eisen voor de maatvoering, die eveneens zijn opgenomen in de UVS BABW.
De blauwe streep wordt alleen toegepast in een parkeerschijfzone. Binnen een parkeerschijfzone mag uitsluitend geparkeerd worden op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven of plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep. Op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep mag uitsluitend met gebruikmaking van een parkeerschijf worden geparkeerd. Dit geldt alleen voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen. Motorfietsen (zonder zijspan) mogen dus zonder parkeerschijf parkeren langs een blauwe streep.
Begin en einde van een parkeerschijfzone worden aangegeven door respectievelijk de borden E10 en E11. Het uitsluitend toepassen van blauwe markering (zonder plaatsing van bord E10) heeft geen wettelijke betekenis.
Op grond van de UVS BABW inzake verkeerstekens (hoofdstuk IV; verkeerstekens op het wegdek) wordt een blauwe streep zoals bedoeld in artikel 25 van het RVV 1990, in elk geval aangebracht:
- aan een lange zijde van een parkeervak bij langsparkeren;
- aan een korte zijde van een parkeervak bij haaks of schuin parkeren;
- of langs de kant van een rijbaan waar parkeren over grotere lengte met gebruik van de parkeerschijf is toegestaan.
Overige verkeerstekens op het wegdek
Behalve voor geboden en verboden kunnen verkeerstekens op het wegdek ook worden toegepast voor: vak- of plaatsmarkeringen; (parkeer)kruisen; en zonemarkering. Deze drie toepassingen worden hierna toegelicht.
Vak- of plaatsmarkeringen worden aangebracht om een of meer parkeerplaatsen af te bakenen. Vak- of plaatsmarkeringen geven op zichzelf voldoende duidelijk weer hoe de weggebruiker wordt geacht te parkeren. Niettemin is in het gewijzigde artikel 24 van het RVV 1990 opgenomen dat op een als zodanig aangegeven parkeergelegenheid, welke is voorzien van parkeervakken, er slechts in die vakken mag worden geparkeerd.
Kruisen op de weg worden in de meeste gevallen gebruikt om kruispunten en uitritten vrij te houden. Ze worden echter ook wel gebruikt om een bijzondere parkeervoorziening aan te duiden. Het kruis op zichzelf heeft geen rechtskracht, maar duidt wel aan dat er sprake is van een bijzondere situatie.
Een kruismarkering is niet geschikt om een parkeerplaats vrij te houden: er wordt dan de indruk gewekt dat er op een voor het parkeren bestemd weggedeelte in het geheel niet geparkeerd mag worden. Indien het gewenst is om, ter ondersteuning van de bebording, met markering extra aandacht te vestigen op een gereserveerde parkeerplaats voor een bepaald voertuig, een groep van voertuigen of een voertuigcategorie, verdient het aanbeveling daarvoor toepasselijke pictogrammen of teksten te gebruiken (bijvoorbeeld het pictogram van een rolstoelgebruiker of de tekst ‘taxi’).
Zonemarkering kan worden toegepast om weggebruikers extra te attenderen op het feit dat zij een zone binnenrijden waar specifieke parkeerregels van kracht zijn. Hiertoe wordt op het wegdek de tekst ‘zone’ aangebracht, gevat tussen twee horizontale balken. Deze markering is toepasbaar bij de parkeerverbodszone, de parkeerschijfzone, de zone parkeren uitsluitend voor vergunninghouders, en de zone betaald parkeren. Het toepassen van zonemarkering op het wegdek zonder dat er zoneborden zijn geplaatst, heeft geen rechtskracht.