Uitgangspunten van parkeerhandhavingsbeleid
Handhavingsbeleid wordt landelijk en lokaal bepaald. De landelijke overheid bepaalt welke handhavingsinstrumenten gemeenten kunnen gebruiken. Het landelijk geformuleerde handhavingsbeleid is voor alle gemeenten identiek. Het wordt bepaald door het Ministerie van Justitie. Op het gebied van verkeer en parkeren werkt Justitie samen met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Op lokale schaal is het gemeentelijk parkeerhandhavingsbeleid een uitwerking van het gemeentelijk parkeerbeleid. In dit parkeerbeleid zijn drie niveaus te onderscheiden:
- Op strategisch niveau worden de doelstellingen geformuleerd.
- Op tactisch niveau wordt aangegeven hoe en met welke middelen de doelen te bereiken zijn. Dit is het handhavingsbeleid.
- Op operationeel niveau voert de parkeercontroleur zijn werkzaamheden uit aan de hand van regels, voorwaarden en omstandigheden, beschreven in parkeerhandhavingsbeleid en op meer gedetailleerd niveau in werkinstructies. De parkeercontroleur levert door preventief, correctief en repressief optreden een bijdrage aan het slagen van parkeerregulering.
Het gemeentelijk parkeerhandhavingsbeleid bestaat uit de volgende onderdelen:
- definities;
- nadere eisen aan bijvoorbeeld looprondes en te controleren gebieden, afhankelijk van de omvang van de parkeerdruk;
- aandacht voor de manier waarop het publiek wordt benaderd;
- richtlijnen voor het opleggen van naheffingsaanslagen;
- richtlijnen omtrent vergunningen en ontheffingen;
- richtlijnen voor het toestaan van (onmiddellijk) laden en lossen;
- richtlijnen voor het aanbrengen van een wielklem en eventueel wegslepen;
- richtlijnen voor het uitschrijven van een proces-verbaal;
- omgang met klachten en bezwaarschriften;
- vaststellen van de betalingsgraad;
- wijze en intensiteit van controleren;
- eventueel benoemen van resultaten.
a Definities
Definities van diverse begrippen zijn te vinden in bijlage I. Van de hierboven genoemde onderwerpen volgt hieronder een korte uitleg. Bijlage II bevat een voorbeeld van parkeerhandhavingsbeleid van een fictieve gemeente.
Definities van diverse begrippen zijn te vinden in bijlage I. Van de hierboven genoemde onderwerpen volgt hieronder een korte uitleg. Bijlage II bevat een voorbeeld van parkeerhandhavingsbeleid van een fictieve gemeente.
b Nadere eisen
Afhankelijk van de omvang van de parkeerdruk kunnen gemeenten nadere eisen stellen aan looprondes en te controleren gebieden, denk aan:
Afhankelijk van de omvang van de parkeerdruk kunnen gemeenten nadere eisen stellen aan looprondes en te controleren gebieden, denk aan:
- Frequentie van controles in verschillende gebieden, zoals gebieden voor vergunninghouders en blauwe zones. Daarbij is de routing ondergeschikt. Deze moet niet te voorspelbaar zijn, anders hebben de controles weinig effect.
- Uitzonderingen zoals controles op koopzondagen, feestdagen en tijdens evenementen.
c Benadering van het publiek
Het is goed globaal te omschrijven hoe de parkeercontroleur het publiek benadert. Zo zijn er gedragsregels op te stellen over:
Het is goed globaal te omschrijven hoe de parkeercontroleur het publiek benadert. Zo zijn er gedragsregels op te stellen over:
- omgaan met agressie;
- klantgerichtheid;
- veiligheid.
d Naheffingsaanslagen
Voor het opleggen van naheffingsaanslagen zijn regels en voorwaarden op te stellen over:
Voor het opleggen van naheffingsaanslagen zijn regels en voorwaarden op te stellen over:
- de aangewezen plaatsen waar parkeerbelasting verschuldigd is;
- de hoogte van de kostencomponent van de naheffingsaanslag en de verschuldigde belasting; deze bedragen worden jaarlijks vastgesteld;
- het aanbrengen van het aanslagbiljet op het voertuig;
- de wijze van controle;
- het toepassen van wachttijden;
- hulpdiensten en noodgevallen;
- werking van de apparatuur;
- naheffingen voor houders van een gehandicapten parkeerkaart (GPK);
- het benoemen van redenen voor eventueel ambtshalve verminderen.
e Vergunningen en ontheffingen
Wat parkeervergunningen en -ontheffingen betreft zijn regels en voorwaarden op te stellen over:
Op het punt van laden en lossen kunnen er regels en voorwaarden komen over:
Wat parkeervergunningen en -ontheffingen betreft zijn regels en voorwaarden op te stellen over:
- de werkwijze bij het ontbreken van een vergunning of ontheffing;
- de werkwijze als in strijd met de vergunningvoorwaarden wordt gehandeld;
- uitzonderingen.
Op het punt van laden en lossen kunnen er regels en voorwaarden komen over:
- laad- en losplaatsen;
- de afstand van het voertuig tot het adres;
- de duur van de (onafgebroken) waarnemings- of wachttijd;
- de omvang van de goederen;
- het beleid omtrent betaald of vrij parkeren op laad- en losplaatsen buiten de eventuele laad- en lostijden.
g Wielklem- en wegsleepregeling
Wettelijke voorschriften over het aanbrengen van een wielklem en eventueel wegslepen staan in de Gemeentewet, Wegenverkeerswet 1994 (bij parkeerverboden) en Wet administratiefrechtelijke afhandeling verkeersvoorschriften (bij geen betaald parkeren). Gemeenten kunnen wegslepen en klemmen als zij hiertoe een Wegsleep en/of Wielklemregeling hebben vastgesteld. Gemeenten kunnen de wettelijke voorschriften en regelingen aanvullen met regels en voorwaarden over:
Wettelijke voorschriften over het aanbrengen van een wielklem en eventueel wegslepen staan in de Gemeentewet, Wegenverkeerswet 1994 (bij parkeerverboden) en Wet administratiefrechtelijke afhandeling verkeersvoorschriften (bij geen betaald parkeren). Gemeenten kunnen wegslepen en klemmen als zij hiertoe een Wegsleep en/of Wielklemregeling hebben vastgesteld. Gemeenten kunnen de wettelijke voorschriften en regelingen aanvullen met regels en voorwaarden over:
- de reden voor het aanbrengen van een wielklem, denk aan: gevaarlijke verkeerssituaties, het innen van parkeerbelasting, buitenlandse kentekens bij herhaling, auto’s met bekende nummerborden waarvan de eigenaar in eerder onderzoek niet was te achterhalen, het lang (bijvoorbeeld een week) geparkeerd staan van auto’s;
- de te volgen werkwijze.
h Uitschrijven van een proces-verbaal
Omtrent het uitschrijven van een proces-verbaal of kennisgeving van beschikking zijn regels en voorwaarden op te stellen over:
Omtrent het uitschrijven van een proces-verbaal of kennisgeving van beschikking zijn regels en voorwaarden op te stellen over:
- de geldende feiten;
- stilstaand verkeer;
- het aanbrengen van de kennisgeving van beschikking op het voertuig;
- de wijze van controle;
- het toepassen van wachttijden;
- hulpdiensten en noodgevallen;
- de werking van de apparatuur, uitgezonderd Mulderfeiten;
- gehandicapten;
- het aanspreken van de bestuurder.
i Omgang met klachten en bezwaarschriften
Voor het afhandelen van klachten en bezwaarschriften zijn regels en voorwaarden op te stellen over:
Voor het afhandelen van klachten en bezwaarschriften zijn regels en voorwaarden op te stellen over:
- de manier waarop klachten over de parkeercontroleur afgehandeld worden, met inachtneming van de ‘Klachtenregeling buitengewone opsporingsambtenaren’ (zie bijlage VIII);
- de afhandeling van bezwaren (naheffingsaanslag);
- de werkwijze ingeval van bezwaar (Mulderfeiten), in overleg met het Openbaar Ministerie;
- aanstelling van iemand die de bezwaarschriften behandelt.
Toelichting
In de Klachtenregeling buitengewoon opsporingsambtenaar wordt ingegaan op hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin een regeling is gegeven voor de behandeling van klachten, en op artikel 42 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar (BBO).
In de Klachtenregeling buitengewoon opsporingsambtenaar wordt ingegaan op hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin een regeling is gegeven voor de behandeling van klachten, en op artikel 42 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar (BBO).
Besluit BOA.
lid 1. De werkgever zendt terstond een afschrift van een klacht over het optreden van een buitengewoon opsporingsambtenaar betreffende de uitoefening van diens bevoegdheden als buitengewoon opsporingsambtenaar aan de toezichthouder en de direct toezichthouder.
lid 2. Bij de afhandeling van de klacht neemt de werkgever het oordeel van de toezichthouder over de rechtmatigheid en behoorlijkheid van de uitoefening van die bevoegdheden in acht.
De eerst verantwoordelijke voor het dagelijks functioneren van een boa is dus de werkgever. De hoofdofficier van Justitie ziet er als toezichthouder op toe dat de boa zijn opsporingstaak naar behoren vervult en de opsporings- en politiebevoegdheden op een juiste wijze uitoefent. Het hangt van de aard van de klacht af wie deze in behandeling neemt.
lid 1. De werkgever zendt terstond een afschrift van een klacht over het optreden van een buitengewoon opsporingsambtenaar betreffende de uitoefening van diens bevoegdheden als buitengewoon opsporingsambtenaar aan de toezichthouder en de direct toezichthouder.
lid 2. Bij de afhandeling van de klacht neemt de werkgever het oordeel van de toezichthouder over de rechtmatigheid en behoorlijkheid van de uitoefening van die bevoegdheden in acht.
De eerst verantwoordelijke voor het dagelijks functioneren van een boa is dus de werkgever. De hoofdofficier van Justitie ziet er als toezichthouder op toe dat de boa zijn opsporingstaak naar behoren vervult en de opsporings- en politiebevoegdheden op een juiste wijze uitoefent. Het hangt van de aard van de klacht af wie deze in behandeling neemt.
Klachten over gedrag algemeen
Bij klachten over gedragingen van een parkeercontroleur, of van iemand die in de uitvoering van de parkeercontrole werkt, en die niet gaan over het toepassen van opsporingsbevoegdheden, pakt de direct leidinggevende van de controleur de zaak op. Deze zorgt dat iemand, binnen drie weken na ontvangst van de klacht, contact met de klager opneemt. De direct leidinggevende voert daarna een gesprek met de klagende persoon waarin de klacht wordt besproken. Zij moeten dit gesprek afsluiten met de vaststelling dat de klacht wel of niet voldoende naar tevredenheid van de klager is behandeld. Als de klager niet tevreden is over de afhandeling, dan moet de direct leidinggevende van de parkeercontroleur dit melden bij de opdrachtgever. In alle gevallen worden klachtendossiers na afloop bewaard in het archief van de opdrachtgever.
Bij klachten over gedragingen van een parkeercontroleur, of van iemand die in de uitvoering van de parkeercontrole werkt, en die niet gaan over het toepassen van opsporingsbevoegdheden, pakt de direct leidinggevende van de controleur de zaak op. Deze zorgt dat iemand, binnen drie weken na ontvangst van de klacht, contact met de klager opneemt. De direct leidinggevende voert daarna een gesprek met de klagende persoon waarin de klacht wordt besproken. Zij moeten dit gesprek afsluiten met de vaststelling dat de klacht wel of niet voldoende naar tevredenheid van de klager is behandeld. Als de klager niet tevreden is over de afhandeling, dan moet de direct leidinggevende van de parkeercontroleur dit melden bij de opdrachtgever. In alle gevallen worden klachtendossiers na afloop bewaard in het archief van de opdrachtgever.
j Vaststellen van de betalingsgraad
Over de betalingsgraad kunnen gemeenten de volgende zaken vastleggen:
Over de betalingsgraad kunnen gemeenten de volgende zaken vastleggen:
- de minimale hoogte van de betalingsgraad;
- de wijze en frequentie van monitoring.
De parkeercontrole is hoofdzakelijk bedoeld om het gewenste parkeerbeleid te effectueren. Een belangrijk criterium voor het succes is de mate waarin betaald wordt. Voor de betalingsgraad worden in de praktijk twee definities gehanteerd (die hieronder aan bod komen). Deze geven verschillende percentages en dus verschillende criteria.
Definitie A:
De betalingsgraad is het totaal aantal geparkeerde voertuigen op een toegelaten parkeerplaats met een geldig betaalbewijs, vermeerderd met het aantal voertuigen op een toegelaten parkeerplaats met een geldige parkeervergunning, vermeerderd met het aantal voertuigen met een naheffingsaanslag; gedeeld door het aantal van alle voertuigen en vermenigvuldigd met honderd geeft de betalingsgraad van betaald- en vergunningparkeren in een percentage weer.
De betalingsgraad is het totaal aantal geparkeerde voertuigen op een toegelaten parkeerplaats met een geldig betaalbewijs, vermeerderd met het aantal voertuigen op een toegelaten parkeerplaats met een geldige parkeervergunning, vermeerderd met het aantal voertuigen met een naheffingsaanslag; gedeeld door het aantal van alle voertuigen en vermenigvuldigd met honderd geeft de betalingsgraad van betaald- en vergunningparkeren in een percentage weer.
Formule:
(B+V+N)/T×100 = betalingsgraad A
(B+V+N)/T×100 = betalingsgraad A
Waarin:
B: | het aantal voertuigen op een toegelaten parkeerplaats met een geldig betaalbewijs, waarbij onder geldig betaalbewijs niet een geldige parkeervergunning wordt verstaan. |
V: | het aantal voertuigen op een toegelaten parkeerplaats met een geldige parkeervergunning. Onder geldige parkeervergunning wordt verstaan een voor langere periode door de wegbeheerder afgegeven document dat het recht geeft om op de betreffende plaats te parkeren. De exacte definitie (weekkaarten, maandkaarten, bezoekerskaarten et cetera) zal plaatselijk kunnen verschillen. |
N: | Het aantal voertuigen met een naheffingsaanslag. |
T: | Het totaal aantal aanwezige voertuigen (dus inclusief parkeerkaartje, vergunning). |
In de praktijk wordt bij deze methode een betalingsgraad van 85% tot 90% nagestreefd.
Definitie B:
de betalingsgraad is het totaal aantal op een toegelaten parkeerplaats geparkeerde voertuigen met een geldig betaalbewijs, namelijk een geldige parkeerkaart, vermeerderd met het aantal voertuigen met een naheffingsaanslag; gedeeld door het totaal aantal geparkeerde voertuigen te verminderen met aantal geparkeerde voertuigen met een geldende vergunning en vermenigvuldigd met honderd geeft de betalingsgraad van betaald parkeren in een percentage weer. Deze definitie rekent alleen een parkeerkaart als geldig betaalbewijs. Geldende parkeervergunningen en -ontheffingen worden hierin dus niet meegeteld.
de betalingsgraad is het totaal aantal op een toegelaten parkeerplaats geparkeerde voertuigen met een geldig betaalbewijs, namelijk een geldige parkeerkaart, vermeerderd met het aantal voertuigen met een naheffingsaanslag; gedeeld door het totaal aantal geparkeerde voertuigen te verminderen met aantal geparkeerde voertuigen met een geldende vergunning en vermenigvuldigd met honderd geeft de betalingsgraad van betaald parkeren in een percentage weer. Deze definitie rekent alleen een parkeerkaart als geldig betaalbewijs. Geldende parkeervergunningen en -ontheffingen worden hierin dus niet meegeteld.
Formule:
(B+N)/(T–V)×100 = betalingsgraad B
(B+N)/(T–V)×100 = betalingsgraad B
Rekenvoorbeeld:
- 100 geparkeerde voertuigen (T)
- 40 met een geldige vergunning (V)
- 50 met een geldig kaartje (B)
- 5 met een naheffing (N)
- 5 zonder iets
levert
definitie A:
40+50+5 gedeeld door 100 = 0,95 = 95%
definitie A:
40+50+5 gedeeld door 100 = 0,95 = 95%
definitie B:
45+5 gedeeld door 100–45 = 0,91 = 92,67%
45+5 gedeeld door 100–45 = 0,91 = 92,67%
In de praktijk wordt bij deze methode een betalingsgraad van 75% tot 85% nagestreefd. Definitie B kan zinvol zijn om te hanteren als het betaald parkeren overwegend in gebieden voor vergunninghouders is, omdat uitsluitend direct betalende parkeerders en niet de vergunninghouders in de telling betrokken worden.
Voor een gedegen controle is het van belang om consequent hetzelfde criterium en dezelfde definitie te hanteren. Dit geldt ook voor situaties waarin gemeenten op dit punt met elkaar vergeleken worden. Het heeft de voorkeur om de percentages van betaling van parkeergelden maandelijks te meten en anders minstens tweemaal per jaar. Eventueel kan een gemeente ervoor kiezen niet het gehele gebied te meten, maar steekproeven te nemen. Het is ook goed om steekproefsgewijs te onderzoeken in welke mate parkeerders bereid zijn te betalen voor een parkeerplek. Wanneer deze steekproeven structureel plaatsvinden, kan dit voor de opdrachtgever (de parkeermanagementorganisatie) een goed middel zijn om continu te controleren of de parkeercontrole-organisatie de aangegane resultaatverplichting wel nakomt. In bijlage VII is een modelsteekproef opgenomen voor het onderzoeken van de betalingsbereidheid.
k Wijze en intensiteit van controleren
Gemeenten kunnen de wijze en intensiteit van controleren op papier zetten met als doel een zo effectief mogelijke controle: met minimaal toezicht maximaal effect bereiken. De regels en voorwaarden kunnen gaan over:
Gemeenten kunnen de wijze en intensiteit van controleren op papier zetten met als doel een zo effectief mogelijke controle: met minimaal toezicht maximaal effect bereiken. De regels en voorwaarden kunnen gaan over:
- wisselende, niet voor het publiek voorspelbare controle-intensiteit;
- verhoogde controle-intensiteit tijdens evenementen die tot grote parkeerdruk leiden, zoals marktdagen of in december;
- verhoogde controle-intensiteit in de beginperiode na de invoering van betaald parkeren.
In werkinstructies worden de vastgestelde handhavingsregels en voorwaarden uitgewerkt tot concrete werkzaamheden, acties en handelingen. Meer uitleg over werkinstructies is te vinden in hoofdstuk 4 en in bijlage III.
l Resultaten noemen
Als resultaat is bijvoorbeeld te noemen: het terugdringen van een plaatselijk capaciteitsprobleem, een na te streven percentage of aantal foutparkeerders in relatie tot correct geparkeerde auto’s of een aantal vergunninghouders in relatie tot niet-vergunninghouders. Om te kunnen beoordelen of de resultaten gehaald worden, is het wel nodig normen aan te geven voor de inzet, output en monitoring.
Het is mogelijk de kwaliteit van de controle af te meten aan het percentage van alle naheffingsaanslagen in een bepaalde periode waartegen gegronde bezwaarschriften zijn binnengekomen. De uitvoerder van de parkeercontrole moet er naar streven dat bij een zo gering mogelijk percentage van de naheffingen (1%-3%) sprake moet zijn van een toewijzing van het bezwaarschrift. Bezwaarschriften die gegrond verklaard worden omdat achteraf een geldig betaalbewijs getoond wordt, worden niet meegerekend.
Als resultaat is bijvoorbeeld te noemen: het terugdringen van een plaatselijk capaciteitsprobleem, een na te streven percentage of aantal foutparkeerders in relatie tot correct geparkeerde auto’s of een aantal vergunninghouders in relatie tot niet-vergunninghouders. Om te kunnen beoordelen of de resultaten gehaald worden, is het wel nodig normen aan te geven voor de inzet, output en monitoring.
Het is mogelijk de kwaliteit van de controle af te meten aan het percentage van alle naheffingsaanslagen in een bepaalde periode waartegen gegronde bezwaarschriften zijn binnengekomen. De uitvoerder van de parkeercontrole moet er naar streven dat bij een zo gering mogelijk percentage van de naheffingen (1%-3%) sprake moet zijn van een toewijzing van het bezwaarschrift. Bezwaarschriften die gegrond verklaard worden omdat achteraf een geldig betaalbewijs getoond wordt, worden niet meegerekend.
Wanneer bezwaarschriften tegen meer dan 1% van de naheffingen gegrond zijn, is er overleg tussen de partijen nodig. Daarin bespreken zij welke maatregelen genomen kunnen worden ter verbetering van het resultaat. Deze maatregelen liggen in de sfeer van de uitvoering van de controle, maar ook in de sfeer van het parkeerbeleid, de acceptatie daarvan of bij het beleid van afhandelen van bezwaarschriften.