Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek specificeren
Deze tekst is gepubliceerd op 09-06-15

Bijlage I ‘Eisen aan eisen’

Eisen aan de inhoud

Inhoudseisen
1Noodzakelijkheid
Een eis moet noodzakelijk zijn:
Het onderwerp van de eis moet tot de scope van het project behoren.
Zonder de eis moet er iets verkeerd gaan.
De eis mag geen dubbelganger zijn van een andereeis.
2Actualiteit
Een eis moet actueel zijn:
In het geval van wijzigingen moet een eis worden aangepast (onderhoud). Het kan gaan om gewijzigd inzicht in de eis zelf of om wijzigingen in andere (gerelateerde) eisen, bijvoorbeeld de bovenliggende eis.
Ook nieuwe wet- en regelgeving kan wijzigingen afdwingen.
Onvoldoende beheerde regelgeving mag niet onvoorwaardelijk gevolgd worden.
3 Haalbaarheid
Een eis moet haalbaar zijn:
Er moet binnen de oplossingsruimte minstens één mogelijkheid zijn om aan de eis te voldoen.
4Onvolledigheid
Ook onvolledige eisen moeten geformuleerd worden:
Het onbekende niet onbekend houden.
Ook in het niet-weten expliciet zijn.
Toetsbaarheid
5Toetscriteria
Een eis moet numerieke of logische criteria bevatten:
De eis moet een expliciete aanwijzing vormen voor de inspanning die gedaan moet worden.
Het vereiste moet te zijner tijd ‘getoetst’ (geverifieerd) kunnen worden.
6Marges
Getalswaarden in eisen zijn voorzien van +/– marges:
Marges zijn nodig om over toetsingscriteria te kunnen beschikken.
De verkregen waarden zullen altijd spreiding vertonen rond de genoemde (nominale) waarde.
Voldoende oplossingsruimte
7Oplossingsruimte
Een eis moet zoveel mogelijk oplossingsruimte bieden:
Een eis moet maximale vrijheid laten voor de daarna volgende stap in het ontwerpproces.
Een eis mag niet vooruitlopen op (een van) de oplossing(en) die pas later aan de orde komt/ komen.
Eisen aan de vorm

Taalkundige correctheid
8Eenduidigheid
Een eis moet eenduidig en ondubbelzinnig zijn:
De formulering is maar voor één uitleg vatbaar
en bevat geen dubbelzinnigheden.
De lezer moet geen veronderstellingen hoeven te maken om de eis te kunnen begrijpen.
9Vereist werkwoord
Een eis gebruikt het werkwoord ‘dienen te’.
Geen synoniemen als ‘moeten’, ‘zullen’, of ‘behoren’ gebruiken.
10Positief formuleren
Een eis wordt positief geformuleerd:
Hoewel negatieve formuleringen vaak verhelderend zijn, worden zij in principe vermeden; ze zijn slechts toegestaan bij wijze van uitzondering.
In toelichtingen kunnen zonder beperkingen negatieve formuleringen gebruikt worden.
11Begrippenlijst
Begrippen die voorkomen op geautoriseerde begrippenlijsten moeten gebruikt worden bij het formuleren van eisen.
Een begrippenlijst voorkomt verwarring bij de gebruikers van specificaties.
12Niet-gedefinieerde begrippen
Begrippen die nog niet verklaard zijn in begrippenlijsten en toch verklaring nodig hebben, moeten apart gedefinieerd worden:
Definities voorkomen onduidelijkheid en onjuiste interpretatie bij mensen die gebruikmaken van een specificatie.
Nieuwe begripsomschrijvingen worden toegevoegd aan bestaande begrippenlijsten.
Compactheid
13Enkelvoudigheid
Een eis moet enkelvoudig zijn:
De formulering bevat maar één eis; er wordt niet tevens, ook niet impliciet of expliciet, een tweede eis in opgevoerd. Een voorbeeld van een niet-enkelvoudige eis: wandelpaden dienen verhard te zijn, waarbij afbreekbare materialen niet zijn toegestaan
14Bondigheid
Een eis wordt bondig geformuleerd als een stellende volzin, met een minimum aantal zinsdelen (<3). Bondigheid is nodig om te voorkomen dat de criteria enkelvoudigheid, ondubbelzinnigheid, duidelijkheid en uniekheid in gevaar komen.
15Toelichting apart
Een eventuele toelichting is altijd gescheiden van de eis:
Een eis mag niet tevens zijn toelichting bevatten.
Additionele tekst kan bijvoorbeeld worden geplaatst in een aparte kolom van de eisentabel.
Eisen aan de context
16Uniekheid
Een eis moet uniek zijn. Binnen de vraagspecificatie moet elke eis uniek zijn, in die zin dat overlap met andere eisen wordt voorkomen.
17Consistentie
Een eis moet consistent zijn in zichzelf en met de overige eisen:
Een eis mag niet intern (schijnbaar) strijdig zijn.
Negatieve aansluiting: er mag niet een andere eis zijn die een strijdige oplossingsrichting zou vergen.
Positieve aansluiting: tussen eisen mogen geen gaten bestaan.
18Abstractheid/concreetheid
Een eis moet noodzakelijk zijn:
Een eis moet qua abstractie en concreetheid overeenstemmen met nevengeschikte eisen. Dit uitgangspunt geldt tenzij regelgeving dwingend voorschrijft dat het anders moet.
Eisen aan de naspeurbaarheid
Identificatie
19Eistitel
Een eis moet een unieke titel hebben:
Dit criterium dient om het spoor naar eisen niet te verliezen als de ordening wordt gewijzigd en om begrijpelijke verwijzingen en overzichten te kunnen maken.
Een eistitel mag niet meer dan één keer gebruikt worden, omdat er anders niet herkenbaar en eenduidig naar kan worden verwezen.
Alleen een nummer ter verwijzing is onvoldoende.
20Samenstelling eistitel
De titel moet samengesteld worden uit woorden die ook in de tekst van de eis zelf voorkomen:
Dit criterium vloeit voort uit het criterium consistentie.
Het dient ter voorkoming van te weinig zeggende, ‘luie’ titels.
21Eisnummer
Een eis heeft een identificatienummer. Dit criterium dient om doeltreffende communicatie mogelijk te maken.
22Blijvendheid van eisnummer
Het identificatienummer moet permanent zijn:
Het nummer hoort bij één eis en is niet herbruikbaar.
Zo nodig kan een extra nummer worden toegevoegd, bijvoorbeeld om een ordening aan te geven (plaats in de hiërarchie).
Bronverwijzing
23Interne bronverwijzing
Een eis moet voorzien zijn van een verwijzing naar zijn bovengeschikte voorwaarde:
Dit criterium dient om de interne consistentie te kunnen waarborgen.
Het doel ervan is bijvoorbeeld het bijhouden van een wijzigingshistorie of het maken van concluderende analyses.
24Externe bronverwijzing
Een eis moet, indien toepasselijk, voorzien zijn van een verwijzing naar zijn bindende document. Dit criterium dient om de eis te kunnen rechtvaardigen.