Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Toelichting bij Model Basisovereenkomst en UAV-GC 2025
Deze tekst is gepubliceerd op 25-11-24

§ 24 Keuring, aanvaarding en oplevering van het Werk

Voor de tekst van paragraaf 24 UAV-GC 2005 klik hier

Algemeen
Deze paragraaf is grotendeels gebaseerd op § 9 en § 10 lid 1 en 2 UAV 2012, en op artikel 7:758 lid 1 BW. Uit de laatstgenoemde wetsbepaling kan worden opgemaakt dat met de formulering ‘aanvaarding van het werk’ de in de UAV 2012 gebezigde begrippen ‘oplevering’ en ‘goedkeuring van het werk’ gelijkstaan. De wet spreekt van ‘het werk weigeren’ waar de UAV 2012 spreekt van ‘onthouding van goedkeuring’. Voorafgaande aan de aanvaarding of de weigering van het Werk, kan de Opdrachtgever de kwaliteit van het Werk toetsen. In artikel 7:758 lid 1 BW wordt dat aangeduid met het begrip ‘keuren’, terwijl de UAV 2012 het begrip ‘opnemen’ bezigt. In de onderhavige paragraaf wordt de terminologie van het BW gevolgd, terwijl de structuur en de inhoud van de paragraaf mede is gebaseerd op de UAV 2012. Het voorgaande betekent dat het begrip ‘keuren’ zoals dat wordt gebruikt in § 24 tot en met 27 (en ook in § 30 en § 31) in een andere betekenis wordt gebruikt dan in § 20 en § 21.

Artikel 2 lid 6 MBO voorziet in de mogelijkheid de opleveringsprocedure op onderdelen van het Werk van toepassing te verklaren, zodat de oplevering van het Werk als het ware gefaseerd plaatsvindt. Het is ook mogelijk – bijvoorbeeld bij een installatiewerk – dat de Opdrachtgever pas tot oplevering van het Werk wil overgaan, nadat is vastgesteld dat de installatie gedurende een bepaalde periode probleemloos heeft gewerkt. De installatie en de overige onderdelen van het Werk kunnen in zo’n geval als afzonderlijke onderdelen worden opgenomen in artikel 2 lid 6 MBO. Een andere optie is het deugdelijk functioneren van de installatie in het acceptatieplan te verwerken en de oplevering van het Werk als zodanig pas te laten plaatsvinden, nadat de installatie is geaccepteerd volgens de in § 23 neergelegde procedure.

De Opdrachtgever kan een opleveringsdossier vragen, waarmee hij duidelijkheid brengt in de Documenten (revisietekeningen en dergelijke) waarover hij na de oplevering wil beschikken. Zo’n dossier dient ter Acceptatie te worden voorgelegd. Het acceptatieplan zal dan moeten vermelden aan welke criteria dit dossier moet voldoen en daarom moeten aangeven welke Documenten daarvan moeten deel uitmaken.
Initiatief ligt in beginsel bij de Opdrachtnemer
De Opdrachtnemer dient zelf het initiatief te nemen tot de start van de opleveringsprocedure. Deze bepaling ligt in de lijn van § 9 lid 1 UAV 2012, behoudens het bepaalde in lid 9. Op grond van dat laatste lid kan de Opdrachtgever ook zonder dat hij een verzoek van de Opdrachtnemer daartoe heeft ontvangen, tot aanvaarding van het Werk overgaan. Zie daarover hierna de verdere toelichting op lid 9.
1
Keuring van het Werk
De Opdrachtgever is bevoegd het Werk te keuren, nadat de Opdrachtnemer hem heeft gemeld dat het Werk gereed is voor aanvaarding. De keuring van het Werk (en overigens ook van het gerealiseerde Meerjarig Onderhoud volgens § 30) is, in de bepalingen van hoofdstuk 10 en 12 van de UAV-GC, uitdrukkelijk geformuleerd als een bevoegdheid van de Opdrachtgever. In die zin wijkt de formulering van deze bepalingen af van § 9 lid 2 en 3 UAV 2012. De keuringsbevoegdheid van de Opdrachtgever vervalt een week nadat de Opdrachtnemer heeft meegedeeld dat het Werk gereed is voor aanvaarding.

Als Partijen in artikel 13a MBO voor de tweede in dat artikel voorziene optie hebben gekozen en de Opdrachtgever overgaat tot aanvaarding van het Werk, zonder daaraan voorafgaand het Werk te hebben gekeurd, kan dat onder omstandigheden verval van zijn rechten betekenen indien er na de datum van feitelijke oplevering een gebrek wordt geconstateerd (zie de tweede in artikel 13aMBO geregelde optie, aanhef en sub c). Dat is anders wanneer Partijen in artikel 13a MBO voor de eerste in dat artikel voorziene optie hebben gekozen, aangezien de Opdrachtgever in dat geval immers geen rechtsverlies kan leiden door af te zien van een aan de aanvaarding van het Werk voorafgaande keuring. Dat laat echter onverlet dat ook in dat geval de Opdrachtgever rechtsverlies zal kunnen leiden wanneer hij voorafgaande aan de feitelijke datum van oplevering een gebrek daadwerkelijk heeft opgemerkt en vervolgens, zonder daar melding van te maken, tot aanvaarding van het Werk overgaat. Zie in dit verband ook de toelichting op de eerste in artikel 13a MBO geregelde optie, aanhef en sub b).
2, 3
Aanvaarding van het Werk
Deze bepalingen liggen in de lijn van § 9 lid 3, 5 en 6 en § 10 lid 2 UAV 2012. De Opdrachtgever dient binnen 14 dagen nadat hij heeft meegedeeld dat het Werk gereed is voor aanvaarding, de Opdrachtnemer te laten weten of hij het Werk aanvaardt of weigert. Doet de Opdrachtgever binnen die termijn geen van beide mededelingen, dan moet de Opdrachtnemer de Opdrachtgever in gebreke stellen door een nieuw verzoek tot aanvaarding van het Werk in te dienen. Reageert de Opdrachtgever ook dan niet binnen 7 dagen na die ingebrekestelling, dan vindt er fictieve aanvaarding van het Werk plaats. Het tijdstip van de (fictieve) aanvaarding van het Werk behoeft niet aan de hand van berekeningen te worden vastgesteld. Ongeacht het moment waarop de Opdrachtgever feitelijk meedeelt dat hij het Werk aanvaardt (of het moment waarop vastgesteld wordt dat de Opdrachtgever door stil te zitten het Werk fictief heeft aanvaard), wordt de dag waarop de Opdrachtnemer heeft aangekondigd dat het Werk gereed is voor aanvaarding, in de UAV-GC als het juridische tijdstip van aanvaarding beschouwd. Dat is dan tevens de datum van feitelijke oplevering van het Werk, die moet worden onderscheiden van de in artikel 2 lid 5 MBO vastgelegde datum van oplevering (die wellicht is aangepast volgens § 44 of § 45). Beide data moeten met elkaar worden vergeleken om vast te stellen of de Opdrachtnemer het Werk tijdig heeft uitgevoerd. Die vergelijking kan tevens van belang zijn voor de vraag of de Opdrachtnemer een boete verschuldigd is, of dat hij juist recht heeft op een bonus (zie § 36). Bovendien kan op de feitelijke datum van oplevering een normale onderhoudstermijn of een Meerjarige Onderhoudsperiode starten, vooropgezet dat Partijen dat zijn overeengekomen. Zie de toelichting op § 27 en § 29.

De Opdrachtgever kan volgens lid 9 ook zelf tot aanvaarding van het Werk overgaan, zonder dat hij een verzoek daartoe van de Opdrachtnemer heeft ontvangen. Deze regeling stemt overeen met § 10 lid 2 UAV 2012. Zij dient overigens niet te worden verward met de in § 26 vervatte regeling (die is ontleend aan § 10 lid 3 UAV 2012) over de vervroegde ingebruikneming van het Werk door de Opdrachtgever. De regeling van § 26 ziet namelijk op het geval dat de Opdrachtgever het nog onvoltooide Werk reeds (tijdelijk) in gebruik wil nemen, echter zonder dat hij dat wil aanvaarden in de zin van § 24. De regeling van § 24 lid 9 gaat erover dat de Opdrachtgever zelf het initiatief neemt tot aanvaarding van het Werk en dat is iets anders dan het initiatief nemen tot het vervroegd (tijdelijk) in gebruik nemen van het veelal nog onvoltooide Werk.
4, 5, 6
Gebreken die tijdens de keuring worden opgemerkt
Deze bepalingen stemmen deels overeen met § 9 lid 3 en 7 UAV 2012. Een toevoeging in lid 4 ten opzichte van § 9 lid 3 is dat van de Opdrachtgever niet langer wordt verwacht dat hij een opgaaf van alle geconstateerde gebreken doet, wanneer zij naar hun aard, omvang en aantal dermate substantieel zijn dat gesteld kan worden dat het verzoek om aanvaarding van het Werk door de Opdrachtnemer te prematuur is. Een globale indicatie van de gebreken volstaat in zo’n geval om de weigering van het Werk te motiveren.
4, 7