Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek verkeerslichtenregelingen 2022
Deze tekst is gepubliceerd op 11-04-22

Duur van de geelfase

Conform het RVV (artikel 68 lid 1b, artikel 69 lid 1a, artikel 70 lid 1 b) is de betekenis van geel licht bij drie- en tweekleurige verkeerslichten alsmede bij buslichten:
Stop; Voor bestuurders die het teken zo dicht genaderd zijn dat stoppen redelijkerwijze niet meer mogelijk is: doorgaan.
Bij de berekening van de duur van de geelfase wordt ervan uitgegaan dat op het moment dat de geelfase begint, zich op een afstand van dx meter voor de stopstreep een voertuig bevindt. Als dit voertuig stopt, dan moet het voor de stopstreep tot stilstand komen. De afgelegde weg vanaf het begin van de geelfase tot het moment waarop het voertuig tot stilstand komt, bestaat uit de afgelegde weg tijdens de reactietijd (tr × v0 ) en de remweg (v02/2aaf ). De in totaal afgelegde weg moet kleiner zijn dan dx of in formule:
Formule 6-9
waarin:
t
r
:reactietijd (s)
v
0
:snelheid op het moment dat de geelfase begint (m/s)
a
af
:afremvertraging (m/s
2
)
[ link ]

Figuur 6-12. Op het moment startgeel bevindt het voertuig zich op afstand dx voor de stopstreep

Als het voertuig doorrijdt, is de afgelegde weg tijdens de geelfase gelijk aan tgl.v0, waarin tgl de geeltijd is. Omdat het voertuig nog tijdens de geelfase de stopstreep moet passeren, moet de afgelegde weg tijdens de geelfase groter zijn dan dx, zodat:
Formule 6-10
Uit de bovenstaande formules volgt:
Formule 6-11
Bij de berekening van geeltijden moet de verkeersveiligheid gewaarborgd worden door realistische waarden in de formule te gebruiken. Op basis van onderzoek uit 2015 [124] zijn de geeltijden voor motorvoertuigen berekend. De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd:
  • comfortabele remvertraging: 2,8 m/s2;
  • voor rechtdoorgaande richtingen: de maximale toegestane snelheid voor motorvoertuigen;
  • voor afslaande richtingen: een snelheid van 40 km/h;
  • reactietijd: 1,0 seconde.
Toelichting op de uitgangspunten:
  • Remvertraging: conform het onderzoek [124] wordt een remvertraging die valt binnen de range van 2,5 tot 3,0 m/s2 als comfortabel gezien.
  • Rechtdoorgaande richtingen: indien de ter plaatse gereden snelheid sterk naar boven afwijkt van de toegestane maximumsnelheid is het raadzaam nog eens kritisch te kijken naar het snelheidsregime. Indien het snelheidsregime niet wordt bijgesteld of indien de ter plaatse gereden snelheid duidelijk onder de regimesnelheid ligt, moet men voor de snelheid uitgaan van de 85-percentielwaarde van de ter plaatse gemeten snelheden.
  • Afslaande richtingen: Bij afslaande richtingen kan in sommige gevallen sprake zijn van een hogere snelheid dan 40 km/uur. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een lange rechtstand na de stopstreep of bij een flauwe bocht. In dat geval moet men voor de snelheid uitgaan van de 85%-percentielwaarde van de ter plaatse gemeten snelheden.
In tabel 6-7 zijn voor verschillende snelheden en op basis van de hiervoor vermelde uitgangspunten de aanbevolen geeltijden voor motorvoertuigen weergegeven die zijn berekend met formule 6-11. Met de geeltijden in deze tabel kan het grootste deel van de weggebruikers veilig reageren op geel. Het is ongewenst om de geeltijd langer of korter te maken dan nodig. Hiermee neemt de duidelijkheid over de betekenis van geel en de geloofwaardigheid, efficiëntie en acceptatie van de verkeersregeling af. Dit heeft indirect een negatief effect op de verkeersveiligheid.
Tabel 6-7. Aanbevolen geeltijden voor motorvoertuigen bij verschillende snelheden
80 km/h 70 km/h 60 km/h 50 km/h
Motorvoertuigen rechtdoorgaand 5,0 s 4,5 s 4,0 s 3,5 s
Motorvoertuigen afslaand 3,0 s 3,0 s 3,0 s 3,0 s
Indien bussen over een eigen rijstrook of rijbaan en over selectieve detectie beschikken dan kan een geeltijd van 2,0 s worden gehanteerd. Rijden de bussen gemengd met het overige gemotoriseerde verkeer of is er geen selectieve detectie aanwezig dan gelden dezelfde geeltijden als voor motorvoertuigen. Voor trams zijn geen aanbevelingen opgenomen. De stedelijke gebieden waar trams rondrijden hanteren afhankelijk van de situatie eigen geeltijden.
In tabel 6.8 zijn de aanbevolen geeltijden voor (brom)fietsers opgenomen. Voor fietsers wordt voor alle gevallen 2 seconden aanbevolen. Voor bromfietsers is 2 seconden gezien hun snelheid te kort, zeker in situaties waarin de toegestane maximumsnelheid 40 of 45 km/h is. Voor bromfietsen wordt daarom een geeltijd van 3 seconden aanbevolen. Een uitzondering wordt gemaakt voor situaties waarin bromfietsen niet sneller kunnen rijden dan 20 km/h, bijvoorbeeld bij een haakse oversteek.
Tabel 6-8. Aanbevolen geeltijden voor (brom)fietsers
Geeltijd
Alleen fietsers op oversteek rechtdoor 2,0 s
(Brom)fietsers op oversteek rechtdoor 3,0 s
(Brom)fietsers op oversteek met maximaal 20 km/uur 2.0 s
Dilemmazone
De beslissing om bij de overgang van groen naar geel te stoppen of door te rijden is onder andere afhankelijk van de afstand tot de stopstreep, de snelheid, het kunnen remmen met een nog acceptabele remvertraging, de maximale remvertraging en de eigenschappen van de bestuurder. Hierbij geldt het volgende:
  • Een voertuig dat zich op het moment startgeel op een grotere afstand dan tgl × v0 meter voor de stopstreep bevindt, kan (aangenomen dat de snelheid niet wordt verhoogd) tijdens de geeltijd de stopstreep niet passeren en zal dus moeten stoppen. De afstand tgl × v0 wordt hierna aangeduid met d1.
    Formule 6-12
  • Een voertuig kan tijdens geel alleen stoppen als dit op het moment startgeel verder van de stopstreep is verwijderd dan de afstand d2, waarbij d2 gelijk is aan de remweg van het voertuig vermeerderd met de afstand die het voertuig tijdens de reactietijd tr aflegt:
    Formule 6-13
Voor deze formules geldt:
t
gl
:geeltijd (s)
t
r
:reactietijd (s)
v
0
:snelheid op het moment waarop de geelfase begint (m/s)
a
af
:afremvertraging (m/s
2
)
Een bestuurder die zich op het moment startgeel in het gebied tussen d1 en d2 bevindt, kan besluiten zowel te stoppen als door te rijden. Dit gebied wordt de dilemmazone genoemd (zie figuur 6-13). Als zich in de dilemmazone twee (of meer) voertuigen bevinden en het voorste besluit te stoppen terwijl het volgende besluit door te rijden, ontstaat een gevaarlijke situatie die tot een kop-staartbotsing kan leiden. In paragraaf 13.2.1 wordt onder het kopje ‘4e voertuigafhankelijk groen (VAG4)’ aandacht besteed aan een methode om dergelijke kopstaartbotsingen te voorkomen.
[ link ]

Figuur 6-13. Ligging van de dilemmazone

Duur geel tijdens inschakelen verkeersregelinstallatie
Het inschakelen (start up) van een VRI (toestand 2 conform de NEN 3384) kan zowel regulier als op incidentele basis plaatsvinden. Van regulier inschakelen is onder andere sprake bij het niet 24 uur regelen van verkeer door een VRI. Incidenteel moet gedacht worden aan onderhoud, opheffen van storingen of andere incidenten die ertoe leiden dat de VRI opnieuw moet worden ingeschakeld. Het inschakelen gebeurt globaal in de volgende stappen;
  • Een aantal, daartoe aangewezen lantaarns tonen geelknipperen in toestand 1 van de norm.
  • Vervolgens is er een fase van minimaal 15 seconden waarin de daartoe aangewezen lantaarns geelknipperen. Wanneer al in toestand 1 alle lantaarns geelknipperen, heeft de tijdsduur van 15 seconden geen betekenis, sommige fabrikanten slaan hem in dit geval over.
  • Daarna volgt vastgeel, welke minimaal de duur heeft zoals bij normaal regelen is vastgelegd in het verkeersregelprogramma. IVER adviseert [126] een geeltijd bij opstarten die ten minste 1 seconde langer is dan de geeltijd in de normale cyclus.
  • Roodfase gedurende ten minste de langste allesrood ontruimingstijd in de regeling, ook in een regeling met intergroen.
  • Regelen
Gezien vanuit de weggebruiker is het raadzaam de geelfase bij inschakelen langer te laten duren dan gebruikelijk op de betreffende richting. Punt is namelijk dat de toestand geelknipper overgaat naar vastgeel. Vastgeel betekend in beginsel stop. Om te kunnen waarnemen dat het licht is overgegaan van geelknipperen naar vastgeel moet eerst worden vastgesteld door de bestuurder van het voertuig dat het licht niet meer uitgaat. Het duurt dan in ieder geval langer dan de tijd dat het gele licht aan is bij knipperen, voordat er waargenomen kán worden dat de toestand van geelknipperen naar vastgeel is overgegaan (dus dat het licht niet meer uit gaat maar aanblijft!). In theorie is minimaal >0,7 seconden nodig om deze overgang vast te kunnen stellen. Dit is echter een theoretisch minimum én er is nog geen rekening gehouden met een reactietijd.
De norm NEN 3384 geeft dan ook aan dat het vastgeel minimaal de duur heeft van het geel bij normaal regelen, in die zin mag het dus ook langer. Om veilig te kunnen stoppen voor het geel bij inschakelen is het aan te bevelen de volgende geeltijd toe te passen:
tgl in ≥ tgl + 1 s
tgl in : geeltijd bij inschakelen
tgl : geeltijd van de betreffende richting bij normaal regelen
Deze geeltijdwaarde bij inschakelen moet worden ingesteld in de procesbesturing. Vanuit de software wordt deze bij het inschakelen immers nog niet opgehaald. In combinatie met roodlichtcamera’s is deze maatregel extra aan te bevelen. (bron: [126] IVER notitie “Het gele licht gedurende de toestand inschakelen").