Korteafstandsradio (KAR)
KAR is een selectief detectiesysteem waarbij een voertuig (bus, tram of het voertuig van een hulpdienst) is uitgerust met een boordcomputer waarmee permanent de locatie van het voertuig op het wegennet wordt bepaald [50, 51]. Voor de plaatsbepaling wordt vaak de combinatie van gps en odometer gebruikt.
De boordcomputer bevat een lijst met de posities van de in- en uitmeldpunten die bij verkeersregelingen worden gebruikt. Deze posities zijn door de wegbeheerder bepaald en worden vastgelegd als coördinatenparen (x-coördinaat, y-coördinaat) volgens het Rijksdriehoekstelsel. Als het voertuig de positie van een inmeldpunt bereikt, zendt het voertuig via KAR een (inmeld) bericht de ether in. Hierin staat voor welke verkeersregelinstallatie het bericht is bestemd. Alle verkeersregelinstallaties binnen het zendbereik van het voertuig ontvangen het bericht; alleen de installatie waarvoor het bericht is bestemd, bevestigt en verwerkt het bericht. Vervolgens geeft de verkeersregelinstallatie het voertuig prioriteit (eventueel afhankelijk van de stiptheid van het voertuig ten opzichte van de dienstregeling). Zodra de positie van het voertuig overeenkomt met het uitmeldpunt, zendt het voertuig een (uitmeld)bericht. Na ontvangst van dit bericht hervat de verkeersregelinstallatie het reguliere programma.
[ link ]
Figuur 11-17. Principewerking van KAR
Het KAR-bericht is gestandaardiseerd en bestaat uit 24 informatievelden die onder meer de volgende gegevens kunnen bevatten:
- voertuigidentificatie;
- afstand en rijtijd tot aan de stopstreep;
- signaalgroepnummer waarvoor prioriteit wordt aangevraagd;
informatie over de gewenste mate van prioriteit
In verwijsblad 11-1 wordt een beschrijving gegeven van het volledige KAR-bericht.
Het KAR-systeem biedt ten opzichte van locatiegebonden systemen de volgende voordelen:
- Het systeem is niet afhankelijk van dure en kwetsbare lussen.
- Een KAR-bericht kan meer informatie bevatten dan een VETAG/VECOM/SICS-bericht.
- Door de lijst met detectiepunten in het voertuig aan te passen, is het betrekkelijk eenvoudig detectiepunten toe te voegen, te verwijderen of te verplaatsen; dit biedt vooral voordelen bij routewijzigingen van het openbaar vervoer.
- Een detectiepunt is niet ‘hard’ aan een bepaalde rijstrook gekoppeld; als het te detecteren voertuig op de rijbaan een andere rijstrook moet gebruiken, blijft het mogelijk dit voertuig te detecteren.
- Naast normale in- en uitmeldingen is het ook mogelijk een voorinmelding te doen. De regeling kan dan, mits daartoe geprogrammeerd, flexibeler met de prioriteit omgaan.