Heeft u vragen? U kunt ons ook bellen op tel: 0318-695315

Handboek verkeerslichtenregelingen 2022
Deze tekst is gepubliceerd op 20-04-22

Toeritdoseerinstallaties (TDI’s)

Toeritdoseerinstallaties (TDI’s) doseren het verkeer op de toerit van een autosnelweg of een daarmee vergelijkbare stroomweg. Het doel van de dosering is om op de hoofdrijbaan zo lang mogelijk de maximale capaciteit beschikbaar te houden, door het voorkomen van schokgolven en het ontstaan van files. De TDI vlakt de pieken van de verkeersstroom op de toerit af, en begrenst eventueel de intensiteit van die stroom. Een doserende TDI kan wachtrijen veroorzaken die reiken tot buiten de toerit; een goede afstemming met de wegbeheerders van het onderliggend wegennet is daarom belangrijk.
Juridisch kader
Toeritdoseerlichten worden genoemd in de Regeling verkeerslichten, onder de naam toeritdoseringslichten. De Regeling verkeerslichten geeft geen voorschriften voor de toepassing, maar alleen uitzonderingen op een aantal algemene eisen.
Uitvoering
Een TDI maakt gebruik van driekleurige verkeerslichten (toeritdoseerlichten) met een afwijkend uiterlijk: het achtergrondschild is rechthoekig en geel van kleur. Bij een meerstrookstoerit is er een signaalgroep per rijstrook.
De detectie op de toerit is speciaal ontworpen om voertuigen één voor één door te laten. Er zijn lussen voor en na de stopstreep, en filedetectie op enige afstand bovenstrooms van de toerit. Roodlichtcamera’s behoren tot de standaarduitrusting en deze hebben ook hun eigen lusdetectie rond de stopstreep.
Functionele werking
TDI’s worden aangestuurd door speciaal daarvoor ontwikkelde algoritmes; oorspronkelijk waren deze in RWS-C geïmplementeerd. Met het beëindigen van de ontwikkeling van RWS-C zijn de algoritmes overgezet naar CCOL. De parameters van het doseeralgoritme zijn volledig gestandaardiseerd. Het algoritme beslist over het in- en uitschakelen van de TDI en over de mate van dosering, op basis van de volgende data:
  • Intensiteit en snelheid op de hoofdrijbaan. Deze wordt als regel verkregen van meetsystemen op de snelweg die ook worden gebruikt voor de signalering. Waar nodig is de TDI voorzien van eigen detectie op de hoofdrijbaan.
  • Intensiteit op de toerit. Deze wordt verkregen van het detectieveld op de toerit.
De TDI regelt het verkeer op de toerit per rijstrook. Afhankelijk van het verkeersaanbod en het aantal stroken bij de TDI worden per groenfase één of twee voertuigen per strook doorgelaten. Dit bepaalt de maximale intensiteit bij een werkende TDI.
De TDI heeft een speciale, zeer korte cyclus. De minimale geeltijd bedraagt 0,5 seconde, de groentijd 2‑3 seconden bij doorlaten van één voertuig. Groen- en geeltijd worden beide detectie-afhankelijk verlengd. Bij een tweestrooks toerit is het startgroen van beide rijstroken altijd synchroon, mits ze beide een aanvraag hebben.
[ link ]

Figuur 13-g18a. Tweestrooks TDI in bedrijf

[ link ]

Figuur 13-18b. Tweestrooks TDI in bedrijf, met roodlichtcamera. De lichten gaan niet gelijktijdig naar gee

Omdat bij groen altijd hetzij een, hetzij twee auto’s worden doorgelaten is het de cyclustijd die de doorgelaten intensiteit op de toerit bepaalt. Bij detectie van filevorming op het meetpunt bovenstrooms op de toerit kan de cyclustijd worden verkort tot de minimale cyclustijd of kan de TDI tijdelijk worden uitgeschakeld. Bij (erg) lage snelheid op de hoofdrijbaan kan de cyclustijd worden verlengd. Cyclustijden boven de 20 seconden worden als onwenselijk beschouwd.
TDI’s en verkeerslichtenregelingen
Veel TDI’s liggen op korte afstand van een VRI, waarvan meerdere verkeersstromen naar de toerit afvoeren. Er is dan slechts een korte bufferruimte, typisch 200-300m, tussen het geregelde kruispunt en de TDI. Als de TDI zwaar doseert dan kan deze bufferruimte vollopen met mogelijk blokkade van het kruispunt als gevolg. Een koppeling tussen TDI en VRI kan zo’n blokkade voorkomen. De VRI kan zelf verkeersstromen naar de TDI gaan doseren, waardoor de wachtrij wordt verplaatst naar bovenstrooms van de VRI. Ook kan de VRI de TDI verzoeken om het doseren te beperken of te beëindigen; hiervoor bestaat een standaardprotocol met daarvoor bestemde koppelsignalen.
In paragraaf 16.2 van dit handboek wordt ingegaan op de netwerkbrede onderlinge afstemming van regelsystemen in een stedelijk netwerk en op de rol van TDI’s daarin.
De laatste ontwikkelingen zijn:
  • Routering van koppelsignalen tussen VRI en TDI via het netwerkmanagementsysteem en door DVM-exchange beschikbaar gestelde services, zodat geen koppelkabel nodig is.
  • Onderlinge koppeling van TDI’s die verkeer aanvoeren naar hetzelfde knelpunt op het hoofdwegennet.
  • Bewaking van overlast op het onderliggende wegennet met floating car data. Dit door in overleg met de wegbeheerder reistijdtrajecten te maken en bij overschrijding van grenswaarden de TDI via het netwerkmanagementsysteem uit te laten schakelen.